Vroegere inwoners

 

Kwajongensstreken zeventig jaar geleden
De Zjwarte van Jenneske
(Walther Daemen)
door Jo Purnot

 

Enige tijd geleden kreeg ik via een zoon van de  oud-Keerdenaar Walther Daemen inzage in een boekwerkje. Zijn inmiddels overleden vader had een jaar of tien geleden op aandringen van zijn twee kinderen zijn jeugdjaren aan het papier toevertrouwd. Hieronder een bloemlezing uit de aantekeningen van Walther, wiens kwajongensstreken in het hele dorp bekend waren.

De Zjwarte va Jenneske
Walther Daemen is in 1930 in de Dorpsstraat (nu huisnr. 24) geboren als zoon van Johannes (Jenneske) Daemenen Anna Vrijens. Veel oudere Keerdenaren zullen met enig vermaak terugdenken aan de Zjwarte va Jenneske zijn dorpsgenoten hem noemden.
Keer is in die tijd een dorpje waar iedereen iedereen kent. Het is nog gewoon bij andere dorpsgenoten aan de achterdeur naar binnen te lopen. Weinig blijft dus geheim. Ook niet de kwajongensstreken van Walther. Hij is berucht om zijn fratsen. Wanneer in ons dorp iets vreemds gebeurt, zegt menigeen, de veldwachter incluis
: “Dat zal waal get van dae Zjwarte zieë”, ook al wist de Zjwarte van de prins geen kwaad.

De vrienden van Walther en Jeanke
Walther is al op heel jonge leeftijd dik bevriend met zijn over buurjongen Jeanke Mourmans. De vader van Walther, Jenneske, is kantonnier bij Rijkswaterstaat. De vader van zijn vriendje is landbouwer. Ze kunnen nauwelijks lopen als zij al met zijn tweeën in de schuur bij Mourmans spelen.
Daar is voor de kinderen veel te beleven; er lopen kippen en konijnen en er liggen planken en stro. Als vader Mourmans het tweetal
trappeert (betrapt) op vuurtje stoken, is het snel afgelopen met spelen in de schuur. Voor alle zekerheid plaatst hij een slot op de toegangspoort. Trouwens, de Zjwarte is niet zo op vader Mourmans gesteld. Vooral niet wanneer hij een flinke schop onder zijn kont krijgt, omdat hij drie katten met hun staarten aan elkaar gebonden heeft. Als zij een tijdje later elastiekjes nodig hebben om met proppen te schieten, losse zij dat op door een nieuwe binnenband voor de fiets van vader Mourmans in kleine reepjes te snijden. Een geweldige vondst, want daarmee kunnen ze verder schieten dan met die eenvoudige elesjtiekskes. Na een paar flinke meppen om zijn oren wordt Walther de straat overgezet. Waar hem opnieuw een ‘warm’ onthaal wacht, want zijn vader moet voor de helft van de kosten opdraaien.

 

2009blz13

Vanaf links: Jean Mourmans, Hub Lemmens,
Frans
Mingels (va Zjang) en Walther Daemen

 

Walther en Jeanke mogen als ze een jaar of zes zijn voor de eerste keer met vader Mourmans mee naar de veemarkt. Daar zien ze dat iedere boer zijn varkens merkt met een likje verf, zodat ze weten van wie de beesten zijn. De dag erna vinden Jeanke en Walther het een goed idee om dat ook bij het eigen vee te doen. In een onbewaakt ogenblik zien de kans de zoeëg (zeug) helemaal rood te schilderen. Een initiatief dat niet op prijs wordt  gesteld, hoewel ze nog zo hun best hebben gedaan. Zelfs de hoefjes van het beest zijn niet aan hun aandacht ontsnapt en hebben een extra beurt gekregen met zwarte karrensmeer. Voorlopig kunnen ze een nieuw bezoek aan de veemarkt wel vergeten.

 

De Zjwarte als cowboy
Beide kornuiten hebben vanaf een jaar of acht een passie voor koeien en de speelmogelijkheden die deze dieren hen bieden. In het weiland maken zij vele ritten op de beesten. Op een gegeven moment is dat niet spannend genoeg meer. Ondanks de dreigingen van vader Mourmans dat hij Walther ‘de puuj zouw brieëke’ (de poten zal breken) als hij hem nog eens op een koe ziet zitten, wil Walther wel eens een ritje over de straat maken. Wanneer de kust veilig is, gaan ze vergezeld van een aantal vriendjes naar de wei. De koe wordt naar buiten geleid en met hulp van vele handen hijst Walther zich erop. Het is of het beest revanche wil nemen voor eerdere pesterijen. Zij zet het onmiddellijk opeen lopen de Ondersjtraot (Dorpsstraat) af. Walther kan alleen maar op de rug blijven door zich flink tegen het dier aan te drukken. Maar vlak voor de Dalekojl (een groet poel ten westen van het huidige restaurant de Pastory) blijft het beest plotseling staan. Walther katapulteert over de koe heen in de grote diepe poel. De gevolgen zijn desastreus: met heel veel inspanning kunnen te hulp gesnelde volwassenen de gillende drenkeling uit de poel trekken. Verfomfaaid en helemaal onder de modder wordt hij thuis afgeleverd. In plaats van een hartelijke ontvangst – hij was immers aan de dood ontsnapt – krijgt hij van zijn moeder een pak rammel, waardoor hij een paar dagen nauwelijks kan zitten.

 

De Zjwarte als boodschappenjongen
Naast Jenneske woont het gezin Harrie Beckers (1876-1956). Harrie is twee keer getrouwd. Zijn tweede vrouw Agnes (Nes) Jans (1884-1953) evenals de moeder van de Zjwarte uit Veldwezelt (B). Zij hebben hierdoor een vriendschappelijke band met elkaar. Dat kan van de Zjwarte niet gezegd worden. Hij heeft een gruwelijke hekel aan Nes. Al is het alleen maar omdat hij altijd kemiesies (boodschappen) voor haar moet doen. Op een dag als hij klaar staat om op straat te gaan spelen, stuurt zijn moeder hem naar Nes. Deze zegt: “Gank miech direk beej Nieële (café-winkel Vliegen, nu Kerkstraat 41) ‘ne kilo soeker en veer hieringe hoeële”(Ga me direct bij Nieële een kilo suiker en vier haringen halen), en zoals altijd roept ze hem na: ‘doech d’n faire te gooj, zjwarte verrèkkeling”. Doe je zaken goed, zwarte deugniet). Geld krijgt hij niet mee, want Nes betaalt een keer per maand; dat is in die tijd heel gebruikelijk. DeZjwarte is het beu om de boodschappen te doen voor Nes en wil daar voor eens en altijd van verlost zijn. Wanneer de Zjwarte aan de beurt is, zegt hij tegen Nieële: Ïech mòt vuur Nes de maondriekening komme betaole” (Ik moet voor Nes de maandrekening komen betalen). Nieële maakt de rekening op en komt uit op vier gulden en een paar centen. De Zjwarte antwoordt, dat Nes beweert dat het hooguit drie gulden kan zijn. Dat laatste heeft hij natuurlijk verzonnen. Nieële wordt kwaad en zegt op hoge toon: “Es die Belsjin deenk dat ze heej opgeliech wuuërt, moot ze häör kemiesies mer uëriges aandersj hoeële”(als die Belgische denkt dat ze hier opgelicht wordt, moet ze haar boodschappen maar ergens anders doen). Ondertussen staan er al meer vrouwen in de winkel en die vinden het een schande dat de reputatie van Nieële op die manier door het slijk wordt gehaald. Zij zijn immers al jaren klant en hebben nog nooit een cent te veel betaald. De Zjwarte doet nog olie op het vuur door kwanseis (terloops) op te merken dat Nes om dezelfde reden bij Geeleke (winkelier Geelen, nu Kerkstraat 217) ook niet meer terecht kan.

Fluitend en zeer tevreden over zichzelf gaat de Zjwarte zonder suiker en haringen naar huis. Tegen zijn moeder zegt hij dat Nes niets meer krijgt voordat ze haar schuld betaald heeft. Zijn moeder haast zich direct naar Nes  om het slechte nieuws te vertellen. En dan zijn de rapen gaar. Nes gooit haar werkschort af en binnen een paar minuten staat ze met een rood hoofd van kwaadheid bij Nieële in de winkel. Over de taferelen die zich toen hebben afgespeeld, wordt maanden later nog gegniffeld. Pas een hele tijd later komen beide kemphanen erachter dat de Zjwarte hen ene poets heeft gebakken. De relatie tussen de Zjwarte en zijn buurvrouw wordt er in ieder geval niet beter op. In tegenstelling tot wat hij verwacht heeft, moet hij daarna tot zijn ergernis nog vaker voor allerlei karweitjes opdraven. “Vier zalle ‘m liere” zegt zijn moeder tegen Nes.

 

2009blz16

Een aantal leden van het gezin Daemen-Vrijens op de foto.
Voor de auto: Mia, Eddie en Johan. Links: Lies, Marleen Schutz en moeder Anna Daemen-Vrijens.
Rechts Jo en vader Jenniske Daemen
                

 

De poort van Rarefien
In de Dorpsstraat woont ook Rarefien, zoals de jeugd haar noemt. De alleenwonende weduwe heeft het hart op de tong en is daardoor niet erg populair bij haar buurtbewoners. Ook niet bij de Zjwarte en zijn vriendjes. Regelmatig roepen ze:”Rarefien, Rarefien, laot d’n heksenaas ‘ns zieën”. Daarna moeten zij zich wel direct uit de voeten maken, want Rarefien gooit met alles wat binnen haar bereik is.

Op zekere dag wil Rarefien haar poort laten verven. Ze heeft voor dat karwei een gepensioneerde schilder, Magermans, uit Maastricht weten te strikken. Die man is erg goedkoop. Als hij op zijn tijd een borrel een boterham krijgt, werkt hij vrijwel voor niets. Magermans moet, voordat hij kan beginnen met verven, de verschillende verflagen op de poort wegbranden. Twee dagen heeft de man nodig om dit karwei te klaren. In die tijd heeft de Zjwarte een oliespuit op de kop weten te tikken. Wanneer de oude verf weggebrand is, gaat hij ’s avonds met een van zijn vriendjes naar het huis van Rarefien en spuit de poort vol met olie. De volgende ochtend, van de olie is dan niets meer te zien, begint de schilder de grondverf op de poort aan te brengen. Echter, de verf wil met geen mogelijkheid beklijven. Na diverse pogingen weet Magermans zich geen raad meer en geeft het op. Als Rarefien ervan hoort, denkt zij aan al die borreltjes en boterhammen en neemt daar geen genoegen mee. Het gevolg is een ordinaire scheldpartij die de toeschouwers, onder wie Walther en zijn vriendjes, zelden hebben meegemaakt.

 

Walther en Jeanke koeërieëzel (misdienaar)
Ondanks alle kattekwaad hebben de Zjwarte en zijn overbuurjongen het toch tot koeërieëzel geschopt. Verschillende dorpsgenoten vragen zich dan al af: “Oe begènt dae pesjtoer aa” (waar begint die pastoor aan. Het duurt niet lang totdat de mensen kunnen zeggen: “’t waor d’r Zjwarte va Jenneske weer”. Het gebeurt tijdens een lijdensmeditatie (preek tijdens het zondagslof in de vastensperiode). Terwijl de bruine pater, een Franciscaan, die voor de lijdensmeditatie is ingehuurd, zijn werk op de preekstoel doet, zitten Walther en zijn vriendje Jeanke gebroederlijk en vroom naast elkaar op het altaar. Op het moment dat de pater een stilte laat vallen, steekt Jeanke de Zjwarte met een naald in zijn bats (bil). Een ijzig: aw! (auw!) galmt door de kerk, waarna het kerkvolk tot ontsteltenis van de bruine pater in een lachsalvo uitbarst. Dat doet natuurlijk flink afbreuk aan de serieuze, ingetogen sfeer die de lijdensmeditatie moet uitstralen en de bruine pater tot dan heeft weten op te roepen. De consequenties zijn voor de Zjwarte geen verrassing; als hij de sacristie binnenkomt, krijgt hij van de pastoor een flinke watsj (draai om zijn oren) die nog uren bij hem nadreunt.

 

Het einde van zijn misdienaarschap
Toch is het voorval tijdens de lijdensmeditatie niet het einde van zijn misdienaarscarrière; het doek valt pas enkele weken later. Op een dag moet zijn vriendje, Jeanke, de Heilige Mis van 7 uur dienen en de Zjwarte een uur later. De Zjwarte weet uit ervaring dat zijn vriend, zoals altijd, erop uit is hem een kunstje te flikken. Niettemin vindt hij het niet vreemd dat Jeanke, tijdens het verlaten van de sacristie terloops tegen hem zegt: “Zjwarte, de hoefs de ampölle niet mie te völle, dat höb iech al vuur diech gedoeë”. (Zwarte, je hoeft de ampullen niet meer te vullen, dat heb ik al voor je gedaan). Normaal vult de koster de ampullen, een met wijn en een met water. De Zjwarte vindt het prima dat Jeanke zich zo wil uitsloven. Maar tijdens de heilige Mis komt de aap uit de mouw. Een ampul is weliswaar gevuld met wijn, maar in de andere heeft Jeanke zout in het water gedaan. Wanneer de pastoor de inhoud van de kelk, een mengsel van wijn en gepekeld water, doorslikt, ziet de Zjwarte gelijk dat er iets mis is. De pastoor valt in een flinke hoestbui en draait daarbij zo met zijn ogen dat alleen nog het wit te zien is. Daarna gromt hij iets onverstaanbaars in de richting van de Zjwarte, maarvervolgt verder de dienst. De Zjwarte weet dan al. Voordat het Ite missa est heeft geklonken, dat hij zijn misdienaarstoog aan de wilgen kan hangen.

 

2009blz18

 

IJspret op de Dalekojl waar het cowboy-avontuur van de Zjwarte eindigde

 

Ten slotte
Tot zover een aantal schelmenstreken van echte Keerder jongens. Ze vonden plaats in een tijd waarin de jeugd nog vrij op straat, in het veld en in het bos kon ravotten en rondhangen en men het normaal vond dat er kattenkwaad werd uitgehaald. Maar het was ook een tijd waarin iedere volwassene, van ouders tot pastoor, onderwijzer, buurman of gewoon dorpsgenoot, daar met een draai om de oren op mocht reageren.

Gebruikers
5
Artikelen
2075
Artikelen bekeken hits
9306729

Today 21

Yesterday 18

Week 90

Month 1039

All 178632

Currently are 11 guests and no members online

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME