door Lei Haesen

Notabelen uit een dorp waren (en zijn) regelmatig aan kritiek blootgesteld, soms terecht, maar vaker kan men bij de geuite kritiek grote vraagtekens plaatsen. Erger wordt het, Wanneer de kritiek gepaard gaat met roddel of laster. Ook ons dorp bleef niet verschoond van lasterpraatjes. Meestal verstomde het geroddel weer na korte tijd. Een enkele keer gingen de geruchten een eigen leven leiden. Zo protesteerde burgemeester Thomassen in 1901 via een open brief in de krant tegen de lasterpraatjes die al geruime tijd over het nieuwe hoofd van de school (Joseph Hubertus Leijsen) rondgestrooid werden. Ook het oud-hoofd van de school (Sebastiaan van de Ven) was toen onderwerp van verwijten.
In dezelfde tijd was eveneens de levenswandel en het functioneren van pastoor Waelbers aan kritiek onderhevig. Na zijn dood deed zelfs een 'legende' over hem de ronde.

Korte levensschets
De op 24 januari 1835 te Weert geboren pastoor Andreas Jacobus Hubertus Waelbers was een zoon van Hendrik Waelbers en Johanna Petronella Seijts. Na zijn studie aan het Collegium Urbanum te Rome werd hij op 25 mei 1861 aldaar door kardinaal Patrizzi tot priester gewijd. Vervolgens was hij kapelaan te Venraij (1861-1865), kapelaan te Stramproy (1865-1883) en pastoor te Scheulder (1883-1889). Op 9 juli 1889 werd hij geïnstalleerd als pastoor van onze parochie. Zijn zus Catharina Elisabeth Waelbers kwam als huishoudster mee naar Cadier en Keer.
Toen pater Gaston Desribes van de Sociéteit voor Afrikaanse Missiën op zoek was naar een geschikte locatie voor de bouw van een college, kreeg hij hierbij hulp van pastoor Waelbers. Door bemiddeling van onze pastoor kocht de  Sociéteit een bos en weiland op de Keerderberg van een Luikse dame. Zelf verkocht Waelbers in 1894 een door hem enkele jaren eerder verworven perceel aan de paters, waardoor het Missiehuis vanaf de Rijksweg bereikbaar werd. Vanwege de vriendschap met Desribes zou Waelbers later in de grafkelder onder de kapel naast de Lourdesgrot begraven worden.

Gaston Desribes (1848-1929), de eerste overste van het Missiehuis

In een brief van het bisdom aan de deken van de St. Martinusparochie te Wijk, gedateerd 24 december 1897, krijgt de deken opdracht om kapelaan Voncken te belasten met de oprichting van de aartsbroederschap van de H. Familie "wegens de voortdurende ziekelijken toestand" van pastoor Waelbers. Het is niet geheel duidelijk wat onder de 'ziekelijke toestand' verstaan moet worden. Had hij reeds last van nierstenen, waarover zijn opvolger Christiaan Oliviers later schrijft? Een niersteen kan hevige koliekpijnen veroorzaken en patiënten wordt meestal aangeraden veel te drinken. Niet alleen volgens de overlevering versmaadde de pastoor een glaasje wijn niet en zou hij niet altijd geheel nuchter zijn werkzaamheden als herder uitgevoerd hebben, dit tot ongenoegen van veel parochianen.

Kritiek
Uit de jaarlijkse verslagen van de kerkvisitaties van deken Notermans van Wijk/Maastricht aan het bisdom lezen wij meer bijzonderheden over het functioneren van pastoor Waelbers. Letterlijk schrijft de deken in 1897: "In Keer heeft een groot deel der ingezetenen een hekel aan hunnen pastoor wegens diens zonderlinge manier van handelen ". Zo schrijft de deken dat de laatste tijd een aantal inwoners overleden is zonder de laatste sacramenten ontvangen te hebben. Daarbij haalt hij een voorbeeld aan, dat kerkmeester Willem Bessems hem heeft verteld. In september 1897 nam de pastoor deel aan een jagersdiner van patrijzen in café Vaessen tegenover het patersklooster (Missiehuis). Men kwam hem roepen voor een zieke (Gerardus Dobbelsteijn) die bediend moest worden. "Het zal zoo erg niet presseeren (spoedeisend zijn)", was zijn antwoord en hij bleef zitten. Op dezelfde dag en in hetzelfde café kwam men later opnieuw de pastoor vragen om Gerardus de laatste sacramenten toe te dienen. Pastoor Waelbers verlangde nu een rijtuig om hem naar de woning van de zieke te vervoeren, omdat deze een half uur ver woonde van de plaats waar de pastoor zich bevond. Ondertussen was Gerardus Dobbelsteijn, zonder te zijn bediend, overleden. Landbouwer Gerardus Dobbelsteijn was weduwnaar van Clara Willems en hertrouwd met Maria Margaretha Schreurs. Hij stierf op 61-jarige leeftijd op 3 september 1897.

In het dekenaal rapport van 1899 wordt melding gemaakt van abnormale toestanden in de kerkelijke administratie van Keer en dat de pastoor zich "herhaaldelijk en zelfs met grove leugens uit den nood heeft trachten te redden ". Als voorbeeld somt de deken een aantal uitgezette kapitalen en fundaties op, waarvan de rente en de kosten van de gestichte jaargetijden sedert jaren niet meer geïnd zijn.
Hij vraagt de bisschop met klem om de kerkmeesters van de parochie te horen en deze een aantal vragen te stellen, zoals:
"Wie is schuld dat een te Keer achtergelaten kind aan de protestanten werd uitgeleverd en thans protestantsch wordt opgevoed?"
Noot: Eind december 1896 was, zittend op een bank voor een woonhuis bij de kerk, een bedelares overleden. Bij haar was een vijfjarig jongetje. Het kind zou geplaatst worden in het protestants weeshuis te Maastricht (Zwerfster vond de dood in Keer).

"Aan wien is het te wijten, dat de katholieke zustersschool is opgeheven tot groot nadeel voor het godsdienstig onderwijs der vrouwelijke jeugd van Keer?"
Noot: In oktober 1896 hadden de zusters Ursulinen in het nog niet voltooide klooster aan de Rijksweg (Keerberg) de eerste bijzondere lagere school voor meisjes geopend. Omdat de zusters van het bisdom geen toestemming kregen voor de bouw van een pensionaat, vertrokken zij ruim twee jaar later weer uit ons dorp (zie Keerder Kroniek, jaargang 3, 1999-2000, Het bijzonder lager onderwijs (1896-1952)).

"Doet de pastoor slechts een kwartier catechismus op de werkdagen en niet meer dan 25 minuten des Zondags namiddag?"

"Is het waar dat de pastoor onlangs op een feestdag vóór de hoogmis zonder brandende kaarsen, zonder rochet (koorhemd), zonder stola en met de bonnet op het hoofd 'Ons Heer' in de monstrans gezet heeft?"

"Welke opinie heeft het volk van den herder?"

De kritische vragen van de deken duiden er op, dat onze pastoor (door zijn ziekte?) zeker niet tot ieders tevredenheid zijn ambt als herder uitoefende.

Achter het altaar in de kapel bij de Lourdesgrot bevinden zich de herdenkingsstenen van degenen die in de kelder hun laatste rustplaats vonden, waaronder pastoor Waelbers.

Overlijden en uitvaart
Op 27 juli 1902 werd Waelbers in het gesticht Calvariënberg te Maastricht opgenomen. Enige tijd daarvoor had hij ontslag aangevraagd en gekregen. Waelbers was van plan zich naar Heerlen in een gesticht te begeven, maar de ziekte sloopte zijn lichaam sneller dan verwacht. Hij overleed op 67-jarige leeftijd op 16 augustus 1902.

In het midden de kapel naast de Lourdesgrot

Op 20 augustus werd het stoffelijk overschot vanuit Calvariënberg overgebracht naar onze parochie. Bij het klooster van het Missiehuis stonden de parochianen de overledene op te wachten. Na de uitvaarttdienst in de parochiekerk - met als voorganger pastoor Menten van de St. Matthiasparochie uit Maastricht, geassisteerd door pastoor De Weever van Heer en kapelaan Drummen van Oud-Vroenhoven (voorheen van Cadier en Keer) - trok de stoet opnieuw naar het Missiehuis. Onder de begrafenisgangers bevonden zich ook de paters Dominicanen van Rijckholt, de paters Franciscanen van Maastricht en natuurlijk de paters van het Missiehuis. In de Limburger Koerier lezen wij:
"Het was alsof de natuur mee rouwde. Een zwart wolkengordijn schoof het zonnelicht weg en alles leek somber en zwart." Bij het Missiehuis werd pastoor Waelbers bijgezet in de eerder genoemde grafkelder.
Pastoor Christiaan Oliviers schrijft dat Waelbers de laatste jaren van zijn leven veel te lijden had 'van het graveel of niersteen'. Over het begraven in de kapel van het Missiehuis zegt hij: "Als de overleden herder die rustplaats verkoos boven het liggen te midden zijner schapen op het dorpskerkhof van Cadier en Keer, dan mag dit bijgebracht worden ter verklaring van zijner handelswijze, dat hij het was die bovengenoemde paters hun klooster heeft helpen bouwen en inrichten en met name den grafkelder waarin hij thans eene laatste rustplaats gevonden heeft. "

Nalatenschap
Nadat Waelbers ontslag genomen had, kreeg notaris Palmen uit Valkenburg opdracht de inboedel openbaar te veilen (zie advertentie).

Door zijn opname in het ziekenhuis werd de veiling uitgesteld. Na zijn overlijden werd op verzoek van zijn zus ter pastorie op 9 en 10 september de inboedel openbaar verkocht. Tot de geveilde inventaris behoorden o.a. vier schilderijen, een gouden snuifdoos, een ivoren crucifix en dito Madonnabeeld, antiek Chinees servies, oud Saksische porceleinen schotels en kommen, veel kristal, zilveren lepels en vorken, flessen wijn, boeken en een rijtuig. Gelet op de kopers was niet alleen het halve dorp tijdens de twee dagen van de veiling aanwezig, maar ook veel inwoners uit de omliggende plaatsen en zelfs uit o.a. Venlo en Eindhoven.
De totale opbrengst bedroeg ruim 2000 gulden. Uit de opgemaakte akte van verkoop blijkt onze pastoor een aardig gevulde wijnkelder te hebben nagelaten. De in 17 verschillende partijen verkochte wijn bracht meer dan 500 gulden op of 25 % van de waarde van de totale inboedel. Ter vergelijking: het rijtuig ging van de hand voor 40 gulden, het ivoren crucifix voor 42 gulden en de gouden snuifdoos voor 106 gulden. Een aardig detail: pastoor Eijgelshoven van Noorbeek was de koper van liefst zeven partijen wijn.
Pastoor Waelbers was tevens een liefhebber van sigaren. Deze werden geveild in 13 partijen. Opbrengst: ruim zestig gulden.
De meer 'alledaagse' voorwerpen brachten doorgaans niet meer op dan enkele dubbeltjes of guldens.

Verhaal
Tot en met de jaren vijftig werden in ons dorp nog allerlei griezel- en andere sterke verhalen verteld aan de jeugd, meestal door de oudere mannen. De verhalen gingen vaak over de weerwolf, de vuurman, de witte wijven of over zielen van overledenen die niet tot rust konden komen. Vaker hadden geestelijken hierin een hoofdrol. De verhalen speelden zich voornamelijk af in het donker en op locaties als een kerkhof en in een donker bos.
Dat pastoor Waelbers zijn ambt als herder niet altijd tot tevredenheid van alle parochianen heeft uitgeoefend, zal ongetwijfeld de oorzaak zijn, dat na zijn dood een vermoedelijk al eeuwenoud verhaal over een ziel die geen rust kon vinden, aangepast aan de tijd en de omstandigheden, op hem van toepassing werd verklaard. In Ut Wiet Klief van april 1984 is de 'legende' over pastoor Waelbers gepubliceerd. Wij citeren dit verhaal, zij het enigszins ingekort, bijna letterlijk.

Enkele maanden na het overlijden van pastoor Waelbers fietste op een late avond de koster vanuit Bemelen terug naar Cadier en Keer. Plotseling hoorde hij het gerinkel van een kerkbel. Toen hij in de richting keek vanwaar het geluid kwam, zag hij een lichtschijnsel dat langzaam in zijn richting kwam. De koster verborg zich achter het kreupelhout langs de weg. Ademloos keek hij toe hoe een donkere gedaante, gehuld in een pij, geruisloos voorbij zweefde. In zijn handen droeg de schim een miskelk, terwijl een lantaarn, die de weg verlichtte, en een rinkelende misbel hem vooraf gingen. Toen de gedaante in het donker verdwenen was, haastte de koster zich naar de nieuwe pastoor van Cadier en Keer. De pastoor kan het verhaal maar moeilijk geloven en adviseerde de koster een weekje rust te nemen.

Geruisloos zwevend passeerde de schim ....
(tekening Jean Keulen)

Een hele poos later schoot de pastoor het merkwaardige verhaal van de koster weer te binnen. Als het waar was wat hij dacht, kon de koster toch nog eens gelijk hebben. Hij ging er met de burgemeester over praten. Zo gebeurde het dat zij, samen met de koster, precies een jaar na het voorval en op hetzelfde tijdstip, ter plaatse een kijkje gingen nemen.
Nauwelijks hadden zij zich achter het kreupelhout verborgen, of zij hoorden in de verte het gerinkel van een bel. Een donkere gedaante tekende zich af tegen het licht van de maan. Geruisloos zwevend passeerde de schim het drietal, ook nu weer een kelk in de handen vasthoudend. De gedaante verdween in de richting van Bemelen.

Behoedzaam fietsten zij achter de schim aan en zagen deze nog net in de kerk van Bemelen verdwijnen. Zwaar sloeg de kerkdeur dicht en het licht ging aan. De koster opende voorzichtig de deur en gedrieën verborgen zij zich boven het oksaal achter het orgel. Het duurde niet lang of zij zagen de deur van de sacristie opengaan. De gedaante droeg misgewaden. De lantaarn en de misbel zweefden weer voor de schim uit. Toen begon de gedaante de mis op te dragen. Onder de consecratie begon de misbel vanzelf te rinkelen. Zelfs de ampullen, gevuld met water en wijn, zweefden naar de gedaante toe. De bladen van het missaal sloegen telkens vanzelf om. Onder de communie zweefden de hosties vanuit de ciborie naar de plaatsen, waar normaal de gelovigen zaten, om even later in het niets op te lossen.
Na afloop van de mis zweefde de gedaante terug naar de sacristie om na een tijdje in een donkere pij via het middenpad de kerk te verlaten. De deur sloeg dicht en het licht ging uit.
De drie spoedden zich naar hun fietsen en volgden de schim. Bij een steile binnenweg aangekomen zetten zij de fietsen langs de kant en slopen van boom tot boom achter de gedaante aan. Zij zagen nog net, hoe de schim door de gesloten deur van de grafkapel naar binnen verdween. En inderdaad, wat men veronderstelde, werd bewaarheid. Men wist wie in deze grafkapel begraven lag ..... pastoor Waelbers. God had hem gestraft voor zijn tekortkomingen. Voor zijn zielenrust moest hij ieder jaar rond Allerzielen een mis opdragen tot zijn zonden waren uitgeboet.

Als men in dezelfde nacht op dezelfde tijd en op dezelfde plaats ook eens zou willen wachten op de zwevende gedaante en als men dan niets te zien zou krijgen, dan kan men alleen maar tevreden huiswaarts keren en weten dat pastoor Waelbers eindelijk de eeuwige rust gevonden heeft.

Bidprentje van pastoor Waelbers

Bronnen:
RAL: Archief St. Martinusparachie (Maastricht), deel II, inv.nr. 2003.
RAL: Archief B.I.W.M., inv.nr. 5193 (opnameregister Calvariënberg).
RAL: Notarieel Archief, notaris Jan Leopold Palmen, inv.nr. 9274A.
Bisschoppelijk Archief, inv.nr. 233.
Archief Parochie van de H. Kruisverheffing Cadier en Keer (ongeïnventariseerd): "Register memoriale" .
GAM: Limburger Koerier van 18, 19 en 20 aug. 1902 en 2 sept. 1902.
Ut Wiet Klief, jaargang 1, nr. 1, april 1984, uitgave van de Vereniging tot Natuurbehoud Cadier en Keer
J. van Brakel sma: 100 jaar S.M.A. in Nederland, Cadier en Keer 1992.

Met dank aan: pater J. van Brakel s.m.a., Frans Roebroeks (Sint Geertruid), Jo Pumot, Wiel Becker en Jo Scheerder.

 

Gebruikers
5
Artikelen
2075
Artikelen bekeken hits
9250179

Today 12

Yesterday 46

Week 135

Month 1098

All 177447

Currently are 23 guests and no members online

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME