De trouwdag vroeger

Buiten dansen op de sjwiek

door Maria Geelen-Janssen

Eén van de belangrijkste dagen uit het leven van gehuwden is de trouwdag. Hoe zo een dag er vroeger uitzag, wordt in deze bijdrage in beeld gebracht.

In de vastentijd ( een periode van veertig dagen voor Pasen) en in de Adventtijd (vier weken voor Kerstmis) mocht niet gefeest en dus ook niet getrouwd worden. Dat gold tevens voor de quatertemperdagen wanneer geen vlees gegeten mocht worden: op woensdag, vrijdag en zaterdag in elke eerste week van een nieuw jaargetijde. Wilde men persé trouwen, dan ging dat met stille trom of na verkregen dispensatie van het bisdom.

jrg4blz108

Bruidspaar, bruidsmeisjes en getuigen op één foto (1945)
Zittend: Maria (links) en Wies Claessens
Staand van links naar rechts: Jet Janssen, bruidspaar Pierre George en Fien Gilissen, Jan George.  

 Was de datum van de bruiloft vastgesteld – dit was hooguit twee maanden van te voren – dan begon men met het uitnodigen (nuje) van de gasten. Dit werd mondeling gedaan door het bruidspaar. Het versturen van kaarten en het houden van een receptie vonden voor de Tweede Oorlog in het algemeen niet plaats. Toen dit wel gebeurde, was het niet het bruidspaar maar de wederzijdse ouders die op de kaart kennis gaven van het voorgenomen huwelijk van hun respectievelijke zoon en dochter met een uitnodiging voor de receptie.

Op de drie aan de bruiloftsdag voorafgaande zondagen werd het bruidspaar tijdens de hoogmis in de kerk ‘afgeroepen’, waarbij iedereen die enig wettig beletsel tegen dit huwelijk wist, gewezen werd op zijn plicht dit te melden. De mededeling werd door de heren geestelijken doorgaans “afgeraffeld” als ware het een noodzakelijk kwaad. Het paste niet dat het aanstaande bruidspaar hierbij aanwezig was.  

De dag zelf begon voor de bruid en bruidegom met een vroegmis, ieder in zijn eigen parochiekerk en opgedragen ter intentie van hun overleden familieleden. Zodoende had men al gecommuniceerd. Men moest immers vanaf 12 uur ’s nachts nuchter blijven. Na de vroegmis werd bij ieder thuis een broodje gegeten en begon de strijd met de onwillige boordenknoopjes en jurk met naden en zomen die toch nog even gestreken moesten worden. De kleding van de bruidegom, overigens vaak gehuurd, bestond uit de traditionele streepjesbroek met zwart colbert en slipjas. Hier hoorde een hoge hoed bij, ‘ne sjwarte zije, later een grijze. Deze hoefde niet te passen, want de hoed werd, samen met grijze handschoenen, in de hand gehouden. Een wit hemd met naargelang een zwarte of grijze stropdas en een witte zakdoek maakten het geheel compleet. Had men een bruidskostuum gekocht, dan werd dit later gedragen bij officiële gelegenheden, zoals bij een begrafenis van naaste verwanten, bij de doop van een kind en zelfs bij de Eerste H. Communie van dochter en zoon. Hoe langer men het pak kon dragen, hoe trotser men was over de kwaliteit. De herenkostuums waren meestal confectie, maar werden ook wel aangemeten door een kleermaker, de sjnèider

De kleding van de bruid was verschillend. De witte bruidsjurk kwam hier eerst in de jaren vijftig van de twintigste eeuw in gebruik. Een witte jurk stond in die tijd voor reinheid. Een tijdje is een korte, witte bruidsjurk in de mode geweest. Vóór die tijd droeg de bruid een mantelpakje of een donkere, lange jurk. Vooral sommige vaders vonden een witte jurk niks: “Zoe ‘ne sjloets dao höbste nieks aa”. Zij wilden hiermee zeggen, dat deze niet afgedragen kon worden. De andere dames die tot de bruidsstoet behoorden, droegen zoals nu een sjiek pakje naar de laatste mode. Soms waren ook de moeders van de bruid en bruidegom in het lang. Bij een in het wit geklede bruid behoorden één of meerdere bruidsmeisjes, die tevens als getuigen fungeerden. Zij hadden tot taak de sleep van de bruid te ‘rangeren’. De bruidsmeisjes hadden lange jurken aan, meestal in een lichte kleur, en droegen een klein boeketje in de handen.

 jrg4blz110

 “…in het lang"
Zittend: Elly Bormans (links) en Elly Claessens
Staand van links naar rechts: Lien en Marie Claessens, bruidspaar Wiel Vaessen en Jeannet Claessens, Wies Claessens en Finy Daemen.

Het kwam ook wel voor, dat de hele bruidsstoet in het lang was. Bij een grote familie waren er wel twintig of meer dames met lange jurken. De dameskleding werd in die tijd door huisnaaisters (niejiersj) gemaakt. Dat gebeurde op naaimachines die een gewone stiksteek hadden en verder niets. Er bleef zodoende veel werk over dat met de hand moest gebeuren, inclusief de afwerking van de naden aan de binnenkant. Een zigzagsteek hadden de machines immers nog niet. Ook het rimpelen was handwerk. De naaisters leverden ware staaltjes van vakmanschap af. Het stof kocht men kort na de oorlog noodgedwongen in onder meer Visé. In België waren geen distributiebonnen meer nodig, waardoor een smokkeltochtje alleszins lonend was.

De stoet ging doorgaans te voet naar de kerk, maar er waren ook al bruidsstoeten met volgauto’s. In elke auto zaten één of twee koppels met chauffeur. De plechtige huwelijksmis vond om 10.00 uur plaats.

jrg4blz111

                            Een huwelijksmis met drie heren (1963) 
Van links naar rechts: misdienaar Huub Lemmens, pater Sjeng Jacobs, pastoor Edmond Frissen en pater Frans Spronck.

(De versierde randen die de priesters onder hun alben dragen, werden in de jaren vijftig van de twintigste eeuw geborduurd door meisjes van ons dorp, evenals de altaar- en communiebankdoeken (dwalen) ter opluistering van de nieuwe kerk).

 Na de huwelijksvoltrekking ging men naar het huis van de bruid. In de woning waren de beschikbare ruimten van alle overtollige meubels ontdaan. Daarvoor in de plaats kwamen stoelen en lange tafels. Om ’s avonds te kunnen dansen was buiten ‘ne sjwiek, een houten vloer, neergelegd, al of niet overdekt.

Eerst werden foto’s gemaakt, meestal achter in de huisweide of vóór de woning. Het bruidspaar stond daarbij in het midden met de ouders ernaast en omgeven door beide families, de kinderen vooraan. Over de gehele lengte werden korven en bloemen gezet (zie "gebruiken rond verkering en trouwen" ). Er werd tevens van de gelegenheid gebruik gemaakt andere familiefoto’s te maken. Men had nu toch de gooj kleijer aa. Tegenwoordig blijken deze opnames zeer waardevol te zijn.

Zoals gezegd, een receptie werd vroeger niet gehouden. Wie niet op de bruiloft was en toch het bruidspaar wilde feliciteren, stuurde per post een gelukstelegram of liet deze door een kind brengen. Het kind kreeg daarvoor een koekje, dat voor die gelegenheid al klaar was gezet. Alleen de geestelijkheid kwam feliciteren. Pastoor Frissen maakte daarbij van de gelegenheid gebruik een huwelijksbootje mee te nemen. Hierin konden de gasten een donatie deponeren ten bate van de bouw van de nieuwe kerk.

De eerste tijd toen wel recepties werden gehouden, gebeurde dit ’s middags tussen 12.00 en 14.00 uur. Te veel ontvangen bloemen en planten werden naar de kerk gebracht. Dit werd als een eer beschouwd. Enveloppen met inhoud zag men zelden. Het bruidspaar was dankbaar voor ieder cadeau. Bij de inrichting van de woning werd hier al rekening mee gehouden. Alleen de noodzakelijke grote en kleine stukken werden gekocht. Met wat men kreeg, kleedde men het huis verder aan. Dit was naar de smaak van de gever.

De inwendige mens
Een koeëk (kokkin) met één of meerdere hulpen zorgden voor de versterking van de inwendige mens. Eén van de koeëks die in ons dorp vaak gevraagd werd, was Net Eyssen-Heijnen, op de onderstaande foto bezig tijdens een feest. Het diner bestond uit een voorgerecht, een huwelijksbootje van bladerdeeg, gevuld met kip- of kalfsragout met een vlaggetje erop. Na de soep kwamen twee, soms drie gangen met vlees met alles erop en eraan. Het dessert bestond uit een of andere pudding. Hoe de gasten het allemaal verwerkt kregen, is de vraag, want er werd die dag ook nog uitgebreid vlaai gegeten. De avond was gereserveerd voor onder andere een koude schotel, waarin de restanten van ’s middags verwerkt waren.

Het was min of meer gebruikelijk, dat jongens uit het dorp zich van te voren probeerden meester te maken van het klaargezette eten. In Keer is het verhaal van zo’n onderneming bekend . Op een warme bruiloftsdag, terwijl de ramen open stonden, pikten de knapen met een stok de broodjes van de schotels.

 jrg4blz113 

         Net Eyssen-Heijnen (links) met haar hulp Net Bisscheroux-Schijns aan het werk   

 De tweede dag was ook belangrijk. De bruid droeg dan een jurk of pakje, speciaal voor deze dag aangeschaft. Er werden die dag voornamelijk buren, vrienden en kennissen uitgenodigd en het feest werd nog eens ‘dunnetjes’ overgedaan.
Beide dagen niet te laat, want ’s morgens moesten al vroeg de muiten (melkbussen) boête sjtoeën.

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME