De kruis- en heiligenbeelden in de kerk

Afdrukken

Het geloofsleven

Kunstschatten van de parochie (1)

Door Lei Haesen †

Op vrije dagen en tijdens vakanties bezoeken velen, vaak in verre oorden, kerken en musea om te genieten van het werk van bekende en soms onbekende bouwmeesters, beeldhouwers, schilders, zilversmeden en andere kunstenaars. Hoewel een vergelijking met het kerkelijk kunstbezit van onze parochie niet reëel is, is het jammer dat slechts een enkeling enige weet heeft van de schatten van onze kerk, laat staan er iets over kan zeggen. En dat, terwijl de kerkganger een deel van de kunstvoorwerpen “dagelijks”zou kunnen bewonderen! Het andere deel ligt veilig in een kluis of is elders opgeborgen.
Tijdens het Keerder Festival dit jaar (2006) organiseerde de Historische Kring voor belangstellenden een open kerkdag. Vele personen van binnen en buiten de parochie hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
Hoewel mogelijk niet alle voorwerpen onder de noemer “kunst” gerangschikt kunnen worden, hebben ze zonder uitzondering zeker historische waarde.
In deze bijdrage wordt aan de hand van eerder opgemaakte inventarislijsten, aantekeningen, van verschillende pastoors, notariële akten (testamenten) en andere stukken in het parochiearchief, publicaties en andere bronnen, een algemeen beeld geschetst van het kunstbezit in de afgelopen eeuwen. In het bijzonder wordt aandacht besteed aan de nog aanwezige beelden.

Inventarissen e.d.
De laatst opgemaakte inventarislijst van het kerkelijk kunstbezit in onze parochie dateert uit 1977. J. Rouwet, inventarisator van het bisdom Roermond, maakte de lijst, die voor het kerkbestuur een leidraad dient te zijn voor het beheer en onderhoud van voorwerpen van artistieke of historische waarde. De kunstvoorwerpen staan sindsdien onder speciaal toezicht van de bisschoppelijke conservator. De ornamenten mogen niet meer verkocht of veranderd worden en restauratie of reparatie  slechts plaatsvinden na advies van het bisdom. De inventarislijst bevat 49 voorwerpen of groepen van dezelfde soort voorwerpen. Voor de beschrijving van de afbeeldingen is voor een deel van deze lijst gebruik gemaakt.

Johannes de Doper (ca. 1500)


Het  eikenhouten, rondom bewerkt beeld wordt toegeschreven aan de “Meester van Elsloo”.  Het kapsel met lokken rond het gezicht is namelijk een motief dat vaker voorkomt bij het Elsloo-atelier.
Van het 95 cm hoge beeld van de prediker in de woestijn ontbreken de grote teen aan de rechtervoet, geheel of gedeeltelijk de tenen aan de linkervoet en de wijsvinger van de rechterhand. De oude beschildering is, op enkele resten na, helaas verwijderd.
Op de linkerarm draagt Johannes het Lam Gods, dat in de richting kijkt waar hij met zijn rechterduim naar wijst.


De oudste vermeldingen
Van de oorspronkelijke kerkelijke inventaris is weinig bewaard gebleven. De tegenwoordig aanwezige kunstschatten zijn gedurende de laatste eeuwen verkregen of aangekocht, ook al dateren bijvoorbeeld drie houten sculpturen van heiligen uit rond 1500.

  1. Uit de visitatierapporten van het Bisdom Luik van 1613, 1658, 1699 en 1712 blijkt dat het met de inventaris in de zeventiende en begin achttiende eeuw armoedig was gesteld. In 1613 zijn geen kelk en ciborie aanwezig, is het hoofdaltaar vernield en ontbreken o.a. zangboeken, alben (lange,witte gewaden), een wijwatervat, altaardoeken en kandelaars. Het missaal moet zelfs nodig gerepareerd worden. In de andere genoemde jaren is het met de inboedel niet veel beter gesteld. In 1699 is er weliswaar een kelk, monstrans en ciborie aanwezig, maar in 1712 wordt opgetekend, dat de zilveren monstrans en ciborie ’s nachts door dieven uit de kerk zijn geroofd. Het hoofdaltaar is nog steeds vernield en dat is in 1712 ook het geval met de twee zijaltaren.
  2. In 1663 komt de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in bezit van Cadier. De uitoefening van de katholieke godsdienst wordt verboden en de kerk gesloten. Pastoor Rutten Van Heer en Cadier brengt kort voor de sluiting met zijn parochianen de inboedel van de kerk in processie over naar Heer. Hij maakt een lijst van de overgebrachte spullen die op 30 april op een wagen geladen of door meisjes en jongens mee naar Heer gedragen zijn. De lijst van 32 voorwerpen geeft een vrij compleet beeld van de inventaris, immers hij vermeldt zelfs dat enig oud houtwerk van weinig waarde en opgeslagen in de klokkentoren meegenomen is.
    De belangrijkste voorwerpen:
    - een kleine kelk, pateen (schaaltje) en lepeltje van zilver
    - een houten kruisbeeld
    - een groot crucifix van hout
    - een klein crucifix van hout
    - een paar koperen kandelaars
    - vier houten kandelaars
    - twee paar tinnen “pullen”
    - een missaal
    - een groot en een klein beeld van O.L. Vrouw
    - een schilderij met de afbeelding van O.L. Vrouw van Smarten
    - een altaar van hout en latwerk en bijbehorende houten tabernakel
    - een houten altaar van Sint- Nicolaes
    - een houten lessenaar voor het misboek
    - een houten zanglessenaar voor de koster
    - een rood vaandel met een wit kruis

Van alle door Rutten naar Heer overgebrachte voorwerpen is niets bewaard gebleven, mogelijk met uitzondering van een houten kruisbeeld. Zeker is wel dat enkele voorwerpen in Heer zijn achtergebleven. Wat de beelden betreft, in die tijd stonden alleen een groot en klein Mariabeeld in de kerk. De huidige Mariabeelden zijn van jongere datum (laatste kwart negentiende of begin twintigste eeuw). Wat met de oude”beelden is gebeurd, is niet bekend.

H. Agnes (ca. 1500)

Het rondom bewerkt houten beeld is 118 cm hoog en is begin zestiende eeuw gemaakt. De sculptuur wordt toegeschreven aan de “Meester van de volle haren”. Het werk van deze onbekende beeldsnijder valt vooral op door de volle uitstaande haren, vandaar de aan hem gegeven noodnaam.

NB. Volgens de legende verscheen de Romeinse maagd acht dagen na de begrafenis van haar ouders met een lam. De naam Agnes is een toespeling op het Latijnse Agnus (lam). Ze weigerde te trouwen met de zoon van een prefect en wenste een leven als verloofde van Christus te leiden. De gouden ring tussen de duim en wijsvinger van haar rechterhand is een verwijzing naar deze mystieke verloving. Haar voornaamste attribuut (het lam) staat op de achterpoten en leunt, kijkend naar de H. Agnes, met de voorpoten tegen haar aan. De palmtak, een ander attribuut, in haar linkerhand is later aangebracht. Dat geldt ook voor de beschildering. Agnes stierf als martelares in 303.

Diefstallen
Ook is een aantal ornamenten verloren gegaan door diefstal. In de loop der eeuwen zijn bij verschillende inbraken in de kerk of pastorie voorwerpen ontvreemd. Behalve de hierboven reeds genoemde diefstal van een monstrans en een ciborie in of kort voor 1712, noemen we er nog twee:

  1. In augustus 1795 wordt uit een opengebroken kast in de kerk o.a. gestolen: een zilveren kelk met pateen en lepel, een zilveren “cop” van een kelk met zilveren lepel, een zilveren ciborie en drie zilveren stukken van een monstrans, voorstellende een halve maan, de H. Geest en het kruis.
  2. Op 16 november 1869 plegen dieven ene inbraak in de pastorie en nemen een zilveren ciborie van de kerk mee. Verder mist de pastoor circa 130 stuivers aan geld, drie zijden foulards (zijden hals- of zakdoeken), twee zilveren gespen, 1 scudo van Gei IX (gouden of zilveren daalder). Van de meid van de pastoor worden ongeveer 100 stuivers, twee gouden ringen, een gouden ketting met kruis en gouden oorbellen gestolen. Dat de dieven weloverwogen te werk zijn gegaan, mag blijken uit het feit dat een dag eerder de waakhond, met de naam Milord, vergiftigd werd.

Bisschop (H.Augustinus?)

Ook dit houten beeld met een hoogte van bijna 131 cm wordt toegeschreven aan de “Meester van de volle haren” en dateert uit dezelfde tijd als de sculptuur van de H. Agnes. Let hier weer op de opvallend uitstaande haardos onder de hoge mijter. De beschadigde neogotische polychromie (beschildering) is inde tweede helft van de zeventiende eeuw aangebracht.
De in 396 tot bisschop gewijde Augustinus houdt in de rechterhand zijn bisschopsstaf, die overigens later is aangebracht. In de opgeheven linkerhand draagt hij nu een kerkmodel, maar oorspronkelijk een vlammend hart (nu nog in de kluis aanwezig) zijn bisschopsstaf. Het verhaal gaat dat Sjef Spronck het model van de oude kerk heeft aangebracht.


Wanbeheer?
In het verleden zijn sommige parochieherders al dan niet met instemming van het kerkbestuur niet altijd verantwoord met het beheer van de kerkschatten omgegaan. We beperken ons tot vier voorbeelden:

  1. In 1822 krijgt pastoor Mathieu Spits op zijn verzoek toestemming van het bisdom om o.a. de twee zilveren kelken en de twee ampullen met schotel, afkomstig uit de nalatenschap van zijn voorganger pastoor Godefridus Gilissen, te verkopen voor de aankoop van twee percelen land.
  2. In de Maasgouw van 1884 lezen wij in een vervolgserie “Archeologische wandelingen door Limburg”over de kerk en inboedel van Cadier (en Keer): “Een ander fraai gotisch beeld, St. Anna voorstellend, is ter kwader ure door het Kerkbestuur verkwanseld”.
  3. Bij de afbraak van de oude kerk in 1957 is veel verloren gegaan of verkocht om de bouw van de huidige kerk mede te kunnen bekostigen. Een voorbeeld zijn de ongeveer honderd jaar geleden geplaatste zeven grisailleramen (geschilderde ramen) en twee glas-in-loodramen door de firma Nicolas te Roermond.

St. Antonius met Kind
(foto: mevr. J. de Goede)

Op twee grisailleramen waren St. Antonius en St. Anna afgebeeld en op een derde stond een wapen (waarschijnlijk van de schenkster barones Van den Does de Willebois). Van de vier andere grisailleramen waren er twee met emblema’s versierd (ingelegd werk, reliëfwerk). Op één glas-in-loodraam stond een neogotische voorstelling van St. Blasius. Van het   we verder niets. Geen enkel raam is in de nieuwe kerk teruggeplaatst (kunnen worden). Daar de grisailleramen schenkingen van parochianen waren, volgen hier hun namen:
- Barones Van den Does de Willebois
- Pastoor Oliviers
- Het echtpaar Vliegen-Curvers
- De familie Vossen-Aerts (Honthem)
- Anna Huls
- Maria Essers
- Het echtpaar Bastin-Thijssens

  1. Ook na de bouw van de nieuwe kerk zijn voorwerpen van historische waarde verdwenen. Rond 1962 was er nog een missaal van 1781 aanwezig. Het missaal met leren band was beslagen met zilver, waarop bladvormige versieringen en schelpmotieven gegraveerd waren, gemerkt Maastricht.

Aankoop en schenking
Hoewel een groot deel van het parochiearchief verloren is gegaan, blijkt uit de nog aanwezige kasboeken en andere stukken dat slechts een klein deel van het kunstbezit door het kerkbestuur zelf is aangekocht. De meeste ornamenten en overige inventaris zijn verkregen door schenkingen.
Het zijn vooral de hier overleden pastoors die ornamenten aan de kerk nalieten. Zo is bijvoorbeeld van pastoor Joannes Jaspars, overleden in 1809, nog een staatje bewaard gebleven van de door hem nagelaten ornamenten.
Zijn opvolger, pastoor Godefridus Gilissen maakte in 1816 zijn testament. Hij sticht vier eeuwigdurende jaargetijden, waarvoor hij aan de kerk legateert:
- twee zilveren kelken met patenen en lepeltjes;
- een zilveren schotel met twee zilveren ampullen;
- een missaal, overtrokken met rood fluweel en beslagen met zilveren krammen en
   zilveren platen op de hoeken;
- een missaal, beslagen met twee zilveren krammen;
- tien grote koperen altaarkandelaars;
- drie beslagen koperen lijsten voor de versiering van het altaar;
- een godslamp van geel en rood koper;
- kazuifels, alben, rokelijns, altaardoeken, e.d.
om aan te tonen dat de waarde van de geschonken ornamenten ruim voldoende was voor de bekostiging van de jaargetijden ging pastoor Gilissen wel heel eenvoudig te werk. Hij informeerde naar de verkoopprijs van 1 gram zilver, nam vervolgens een weegschaal en bepaalde het aantal grammen van bijvoorbeeld de twee ilveren ampullen met schotel. Dit aantal vermenigvuldigde hij met de marktprijs van 1 gram zilver en de waarde was bepaald.

Ook verschillende parochianen doneerden een geldbedrag voor de aankoop van voorwerpen. Zo gaf bijvoorbeeld de weduwe Nelissen-Koolen in 1925 voor de aanschaf van een ciborie van verguld zilver een bedrag van 400 gulden, een aardig kapitaaltje in die tijd. Maria Elisabeth Koolen (1853-1937), weduwe van Hermanus Hubertus Nelissen, was een echte weldoenster va de kerk. Ze schonk eerder al o.a. twee grote processielantaarns en ene reliekhouder voor een relikwie van het H. Kruis. Het huwelijk van Maria Elisabeth bleef kinderloos. Zelf was zij enig kind van schaapsherder Thomas Koolen en Anna Maria van Laer.

Verder zijn uit de abdij van Val-Dieu (Goeëdsdel) nogal wat meubilair en andere sieraden naar onze parochie overgebracht. Vermoedelijk is dit gebeurd rond 1836 toen het oude kerkje werd vergroot, misschien zelfs al eerder. Tijdens de Franse Revolutie werd de abdij gesloten en tot 1844 vonden er geen godsdienstige activiteiten meer plaats. Zeker is dit het huidige (hoofd)altaar afkomstig uit de abdij, evenals de na de sloop van de kerk niet meer herplaatste twee zijaltaren. Verder hangen in de kerk (kinderkapel) nog twee schilderijen. Op beide staat het wapen van Nicolaas Delcour, abt van Val-Dieu (zie Keerder Kroniek, jaargang 7, pag. 155 en zie jaargang 8, pag. 17).

  1. Sculpturen en heiligen
    Naast de bovengenoemde beelden van Johannes de Doper, H. Agnes en H. Augustinus bezit de kerk nog vier houten beelden, twee van St. Blasius en twee van Maria.
    H. Blasius
    Het eerste is een houten, neogotisch beeld, aangekocht in 1904. Het is afkomstig uit het atelier van Houtermans te Roermond en werd op 2 februari 1905 gezegend. Blasius is hier afgebeeld als bebaarde bisschop. In zijn linkerhand houdt hij twee kaarsen, terwijl hij zijn rechterhand zegenend omhoog heft. Voor dit gepolychromeerd beeld vonden wij een uitgavenpost van 135 gulden.
    foto
    Het tweede is een houten, barokke borstbeeld uit het eind van de zeventiende of begin achttiende eeuw. Op de borst is een cartouche aanwezig, een versiering voor het opbergen van een relikwie. De relikwie zelf is niet meer aanwezig. De baardloze bisschop vertoont overigens geen enkel kenmerk dat wijst in de richting van Blasius. Er is niets bekend over de herkomst van dit beeld.
  2. Mariabeelden
    Ook van Maria (met het Kind) staan twee beelden op de lijst van kunstvoorwerpen. Beide zijn gemaakt in het laatste kwart van de negentiende of in het begin van de twintigste eeuw.
    Het eerste, met een hoogte van 118 cm, is van hout en geschilderd. Het Kind op haar linkerarm draagt de wereldbol in zijn hand. In haar rechterhand hield Maria een scepter (nu verdwenen).

    Het tweede, ongeschilderde beeld is kleiner (91 cm). Ook hier draagt Maria het Kind op haar linkerarm. In de iets opgeheven rechterhand houdt zij een korte scepter. Maria is gekroond met een vergulde beugelkroon met stenen. De hoofden van Maria en Kind zijn vermoedelijk van een andere houtsoort en van oudere datum.
    In de financiële stukken wordt in 1880 een uitgave van 170 gulden vermeld voor de aankoop van een nieuw O.L. Vrouwebeeld. Om welke van de twee beelden het gaat, is niet duidelijk.
  3. Kruisbeelden
    Twee kruisbeelden met houten sculptuur zijn zeker het vermelden waard. Over het eerste schrijft pastoor Oliviers (1904-1915) in zijn “memoriale”: “Het kruis dat thans (1909!) hangt op het kerkhof tegen de muur van het noordelijke transept bevond zich voor 50 jaren boven den ingang der kerk en draagt op de achterkant het jaartal 1681.”Aan de uiteinden van de balken zijn in reliëf de symbolen van de vier evangelisten uitgesneden: adelaar (Johannes), leeuw (Marcus), rund (Lucas) en engel (Mattheus).
De tekst op de achterkant luidt: “Lieve Jesu door U bittere pyne van ’t cruis ontfermt onzer 1681”. Verder bevat het kruis nog twee merktekens. Van de beschildering zijn nog slechts enkele resten aanwezig.
Zowel het kruis als het ca. 110 cm groot, rondom bewerkt beeld worden door deskundigen beduidend ouder geschat (ca. 1500). Het is mogelijk dat Wijnand Kikken kort na zijn benoeming tot pastoor van Cadier het kruisbeeld heeft gekocht of gekregen en toen ook de tekst en het jaartal heeft laten aanbrengen.
Vorig jaar (2005) is het kruis verplaatst van een onopvallende plek aan de muur achter in de kerk naar een plaats boven het altaar.

De andere houten sculptuur is kleiner (ca. 50 cm). Het beschilderd beeld dateert uit de achttiende eeuw en is bevestigd op een “moderne”, onbewerkte balk.

Tenslotte
In de kerk stonden of staan nog meerdere heiligenbeelden, vaak door giften van parochianen verkregen. Omdat deze niet onder de noemer “kunst” vallen, beperken wij ons tot een korte beschrijving.

Zo staan in de kerk nog beelden van o.a. H. Theresia (tegen aandoeningen van de luchtwegen), H. Genoveva (tegen huidziekten), St. Joseph (in 1902 gemaakt) en het H. Hart (in terra cotta). Wij hebben over schenkingen of aankoop van deze beelden (nog) niets kunnen vinden. Wel weten wij dat op de feestdagen van de H. Theresia en St. Joseph een relikwie van hen werd vereerd.

 Het beeld van Sint-Joseph uit 1902 staat rechts achter in de kerk. Zijn feestdag is op 19 maart. Uit welke werkplaats dat het beeld komt en wie het geschonken heeft  is niet bekend.

Verder is er een ut terra cotta gemaakt en gepolychromeerd beeld van St. Antonius van Padua dat in 1905 door het echtpaar Petrus Heijnen en Elisabeth Lemmens aan de kerk werd gegeven. Het beeld was vervaardigd door de firma Janssen te Kevelaer.

Een jaar later schonk het echtpaar Johannes Wilhelmus Bessems en Maria Catharina Sluijsmans een gipsen beeld van de H. Gerardus Majella, afkomstig uit de werkplaats van de firma Houtermans te Roermond. Beide genoemde beelden staan nu in de kelder.
In 1921 ontving de kerk een beeld van O.L. Vrouw van Lourdes, aangekocht in Lourdes en geschonken door iemand die onbekend wenste te blijven.

Soms werden ook attributen voor de “aankleding” van de beelden gegeven. Zo schonk in 1909 Lambert Huijnen en zijn echtgenote Maia Cornelia van Proemeren uit Honthem bij hun gouden bruiloft een verguld koperen kroontje voor het kind Jezus van het O.L. Vrouwebeeld. In hetzelfde jaar gaven de dochters van Frans Brouwers, gehuwd met Maria Agnes Hendrika Bastin, een zilveren rozenkrans voor het beeld van O.L. Vrouw.

Bronnen:

Met dank aan oud-pastoor J. van Frankenhuijsen, sma.