Het Kadaster (10)

door Jo Purnot

De perceelnummering
De perceelnummering is een belangrijk onderdeel van de kadastrale gegevens. De eigenaar moest vroeger bij de opmeting van zijn percelen aanwezig zijn om de landmeter de ligging en grenzen aan te wijzen. Natuurlijk speelden bewijsstukken hierbij een grote rol. Bij de eerste opmetingen werd ieder stuk land dat één soort bebouwing had tot een apart perceel benoemd. Een akker met een gedeelte aardappelen (ierpele) en een gedeelte rogge (koeën) werd dus opgedeeld in twee percelen. Twee belendende huizen die elk een aparte ingang hadden, vormden twee percelen, ook al hadden zij dezelfde eigenaar. Huis en erf vormden een perceel als de tuin kleiner was dan twintig roeden. Poelen en wegen speelden bij de opmetingen een beperkte rol, omdat ze niet onder de grondbelasting vielen.

Deze rubriek gaat uit van de eerste kadasterkaart, waarvan de legger (lijst van eigenaren) dateert van 1842. Toentertijd stonden alleen huizen langs de Kerkstraat (Väörsjtraot), de Limburgerstraat (Echtersjtraot), de Dorpsstraat (Oondersjtraot) en de Rijksweg (Sjtieëwieëg). Van de gebouwen die 160 jaar geleden op de kadasterkaart stonden, zijn er niet veel meer over. Het merendeel is gesloopt. Ook een aantal woningen dat ná de eerste registratie gebouwd is, is inmiddels alweer uit ons dorpsbeeld verdwenen.
Een voorbeeld is ’t huiske van Sjoke Lemmens, althans onder die naam was het pand bij de oudere Keerdenaren bekend. Sjoke had er niet gewoond, maar vertoefde er vaak. Het pand stond op perceel nr. 409 aan de Rijksweg.
De grootvaders van de huidige grootvaders kregen er enkele maanden per jaar, weliswaar illegaal, les van Caspar Fievez.

 

Fievieëke, zoals hij genoemd werd, was een gepensioneerd onderofficier van het Oost-Indisch leger, onderscheiden met de Militaire Willemsorde. Hij was getrouwd met de zestien jaar jongere Keerse Catharina Hubertina Schreurs. Hij had geen onderwijsbevoegdheid, maar dat weerhield hem er niet van de jeugd de grondbeginselen van rekenen en schrijven bij te brengen. Kwade tongen beweren nu nog dat zijn oud-leerlingen nauwelijks konden schrijven, maar daar tegenover konden vloeken als ketters. Dit tot grote ergernis van burgemeester Vliegen, die zelf oud-onderwijzer was. Deze probeerde meerdere malen aan de activiteiten van Fievieëke een eind te maken, met weinig succes.

jrg4blz136
……’t huiske va Sjoke Lemmens kort voor de sloop
(foto: Henk Ramakers)

Over het pand zelf weten wij dat het tussen 1845-1850 is gebouwd en eigendom was van de herbergierse Maria Anna Wijsen, de weduwe van Hubert Dupuits. Waarom zij het bouwde, is niet bekend. Ze had immers al twee woningen, zoals we in eerder afleveringen hebben kunnen lezen. Na haar overlijden in 1852 valt het huis toe aan haar dochter Maria Anna Dupuits. Deze trouwt in 1857 onder huwelijkse voorwaarden met de dienstknecht Mathijs Beugels. Een klein jaar later baart zij een doodgeboren meisje. Wordt de bevalling haar noodlottig? In ieder geval overlijdt zij, pas 34 jaar oud, anderhalve maand later. Haar man, die door de huwelijksvoorwaarden geen eigenaar wordt, blijft wel het vruchtgebruik van de woning houden. Een klein jaar later trouwt hij opnieuw, nog geen maand daarna wordt een zoon geboren. Wanneer Mathijs na een aantal jaren met zijn vrouw en hun inmiddels drie zonen naar Mheer verhuizen, neemt de jachtopziener Martinus Kusters er zijn intrek. Vijf jaar later vertrekt hij weer om plaats te maken voor het gezin Lousberg-Janssen.

 jrg4blz137

In 1877 vindt Fievieëke er zijn stek. In 1903, hij is dan tachtig jaar, vertrekt hij met zijn vrouw naar Maastricht. Vanaf die tijd, tot de afbraak een jaar of dertig geleden, doet het gebouwtje dienst als stal en opslagplaats.

Sectie B 793
(in het pand is tegenwoordig (2011) bloemisterij Widdershoven gevestigd).
In onze gegevens komen we als eerste eigenaar tegen: Franciscus Wilhelmus Weijers. Hij is joonkmaan (ongehuwd) en herbergier. Om zijn herberg en klein landbouwbedrijf te kunnen runnen heeft hij zelfs twee dienstmeisjes in dienst. Overigens, dat landbouwbedrijf stelt niet zo vreselijk veel voor, een paar lapjes grond, twee koeien en een kalf. Als zijn zwager, de meester-kleermaker Paulus Geuskens, in 1848 overlijdt, komt zijn zus Josephina bij hem wonen. Maar een jaar later al, overlijdt ook Franciscus Wilhelmus. Zijn drie zussen verdelen de erfenis, totale waarde ruim 2000 gulden. Het pand (café) valt toe aan Barbara Weijers gehuwd met Pieter Mingels.
Zij hebben een zoon Joannes Hyacint die al snel van zijn ouders de herberg erft. Ook zijn eerder genoemde tante Josephina vermaakt hem tijdens haar leven onroerend goed, waaronder haar huis. Samen met zijn echtgenote Clara Brenenraad gaat Hyacint in het café aan de Sjtieëwieëg wonen. Hyacint is van alle markten thuis. Hij is niet alleen herbergier, maar ook landbouwer en koster. Verder treedt hij op als schatter van onroerend goed en wordt hij aangeduid als negotiant (koopman). Hij komt in de doopregisters vaak voor als geliênde pieëter (invaller bij de doop als de echte peter verhinderd is) Ook in de registers van de burgerlijke stand wordt hij bij aangifte van geboortes en overlijdens vaak als getuige vermeld. De laatste vier jaar van zijn leven, hij is dan al zeventig jaar, wordt hij nog tot raadslid gekozen. Het echtpaar Mingels – Brenenraad ‘boert’ goed, want bij hun overlijden in respectievelijk 1895 en 1898 laten zij hun twee zoons en drie dochters niet minder dan 32 stukken onroerend goed na, waaronder twee huizen: het café aan de Sjtieëwieëg en het geboortehuis van Hyacint in de Echtersjtraot (tegenwoordig Limburgerstraat 103).  De oudste dochter Maria Barbara Hubertina trouwt in Gulpen met Joannes Joseph Hubertus Janssen. Na de dood van Hyacint komen ze terug naar Keer en nemen het café over. Zij krijgen vier kinderen. De vrouw des huizes sterft in 1918 (67 jaar), doch haar man bereikt de gezegende leeftijd van 93 jaren. Hun jongste zoon Pierre trouwt (1921) met Maria Agnes Gilissen bij zijn vader in. Zij krijgen samen vijf kinderen, waarvan er drie (Jo, Henriëtte en Jean) de volwassen leeftijd bereiken. Maar omdat de vrouw des huizes zich niet zo geweldig tot het cafébedrijf aangetrokken voelt wordt die negotie als snel beëindigd. Ook Väös Simons die met een schoonzus van Pierre trouwt, woont korte tijd mee in het pand. In haar 45ste levensjaar overlijdt Agnes. Ruim twee jaar later huwt Pierre met Maria Hubertina Huls. Uit dit huwelijk worden twee kinderen geboren.

Sectie B nr. 535 (daarna B 869)
De boerderij is in 1842 eigendom van de vier kinderen van het echtpaar Adriaan Heilands (†1831,48 jaar) en Catharina van Proemeren (†1839,56 jaar). De kinderen: Willem, Anna Elisabeth, Petrus en Theodoor wonen bij het overlijden van hun moeder nog thuis. Petrus (18 jaar) overlijdt ruim twee jaar na zijn moeder. De oudste zoon Willem trouwt in 1840 met Ida Cornips en blijft in het ouderlijk huis wonen. Hij is landbouwer en al erg jong gemeenteraadslid. Willem en Ida krijgen drie kinderen. Maar een maand voor de geboorte van het derde kind overlijdt Willem, nauwelijks 29 jaar oud. Het leed is voor Ida nog niet voorbij want drie maanden later overlijdt ook nog eens haar jongste kind (twee maanden oud). Ida Cornips die na de dood van haar man in zijn ouderlijk huis mag blijven wonen, hertrouwt enkele jaren later met Michaël Dobbelsteijn. Niet lang na haar tweede huwelijk verhuist ze naar de Oondersjtraot. De eerder genoemde Anna Elisabeth Heilands trouwt in 1850 met Petrus Willems en gaat bij haar schoonouders in de Echtersjtraot (huidige boerderij Kessels, Limburgerstraat 114) wonen. Tenslotte nog Theodoor Heilands, hij huwt met Elisabeth Linckens. Na het vertrek van Ida Cornips, de weduwe van zijn broer Willem, betrekt hij met zijn gezin het ouderlijk huis. Theodorus en Elisabeth krijgen tussen 1857 en 1875 dertien kinderen, van wie er acht heel jong overlijden. Weer een voorbeeld van de hoge kindersterfte in ons dorp tijdens de negentiende eeuw. Na het overlijden van haar man in 1889 laat Elisabeth een inboedellijst opmaken, waardoor wij nu precies weten wat zij in huis heeft. De boerderij bestaat uit een keuken, een kamer, een slaapkamertje, een gang, een zolder, een kelder, enkele stallen en een schuur. Waar hebben die dertien kinderen geslapen? Was het beperkte wooncomfort en de daarbij ontbrekende hygiëne debet aan de hoge kindersterfte? Ter verder illustratie in de keuken komen we de volgende inventaris tegen: - twee tafels met eenig aardengoed – zeven stoelen – etenskastje met tin, blik en aardengoed – draaivat, ketels en waterketel – klok met kast – kagchel met toebehoor – varkensvleesch.   
Bij haar overlijden (1895) laat Elisabeth Linckens flink wat onroerend goed na. Het huis valt toe aan dochter Helena. Zij gaat er niet direct wonen, want zij verhuurt het huis aan achtereenvolgens: het gezin Bessems – Coumans en daarna Essers – Duijsens. Vervolgens gaat de eigenaresse Helena Heilands, die inmiddels getrouwd is met Arnold Bovy, er toch zelf wonen. In 1914 verhuist het gezin naar Wezet (Visé). Dan komt het gezin Bessems – Wolfs er wonen. In 1921 zien we dat Catharina Hutschemakers het boerderijtje betrekt. Haar nicht de Keerse Lucia Vaassens trek bij haar in. Een jaar later trouwt Lucia met Nicolaas Joseph Hubertus Lardinois.

jrg4blz140

Rechts vooraan de woning van Janssen – Jacobs, daarna van de families Schevers (B535), Lardinois (B537), Spronck (B544) en de Meussenhof

In 1925 breken zij het pand af en bouwen een nieuwe boerderij (nu Kerkstraat 62). Het gezin Lardinois – Vaessens vertrekt maart 1929 naar Eckelrade. Vervolgens is het gezin van Pluijmakers – Engelbert de bewoner. In 1932 gaan Johannes Hubertus Schevers en Anna Maria Elisabeth Brouwers er met hun kinderen wonen. Tot voor enige jaren blijft het pand in handen van de familie Schevers. Totdat het verkocht wordt aan aannemer Heusschen, die de boerderij verbouwt tot appartementen.

jrg4blz141

Johannes Hubertus Schevers (1858-1944) en Anna Maria Elisabeth Brouwers (1869-1950) 

Sectie B nr. 537.
Op het kaartfragment is dit perceel nog een weiland. In het begin van de twintigste eeuw bouwt de weduwe van Frans Brouwers, Maria Agnes Hendrika Bastin, daar een boerderij. Na haar dood (1922) blijft haar dochter Trees, ’n joonkfer (ongehuwde vrouw)  er nog enkel jaren wonen. Als zij naar Sibbe verhuist, verhuurt zij het huis aan Willem Lardinois, gehuwd met Méi-j Lassouw, weduwe van Jacobus Bessems. Na hun overlijden (1937) – beide echtelieden streven binnen een week – blijft dochter Lies met haar echtgenoot Jup Nederlands er kort wonen. Daarna betrekt Victor Janssen met vrouw en dochter de boerderij. Ook de eigenaresse Trees Brouwers komt er tijdelijk inwonen. Victor en zijn ‘madam Janssen’ , zoals ze door de Keerdenaren werd genoemd, verhuizen begin jaren zestig van de twintigste eeuw naar de Echtersjtraot. Daarna komen er nog Pierre Vaessen en Jeanette Schevers wonen. De woning werd in de jaren zeventig van de twintigste eeuw gesloopt om plaats te maken voor de jeu-des-boulesbaan.

Sectie B nr. 544. (nu Kerkstraat 76)

 jrg4blz142

Dit pand is bij oude Keerdenaren bekend als de boerderij va Joep van de Grard. De hoeve is van mergel en speklagen, alles is gewit. De gesloten binnenplaats ligt tegen de naastliggende Meusenhof. De puntgevel is van mergel, hierin staat het jaartal 1617 met de initialen P x W. Volgens de monumentenlijst is een inwendige schouw, waarvan de kap rust op Ionische halfzuilen en geschubde kraagstenen met 1617, de lateilijst ontbreekt. We hebben nog niet kunnen achterhalen wie de bouwer van de boerderij is. Bij jaartallen in gevelstenen past enige scepsis. Er zijn voorbeelden in ons dorp waar gevelstenen pas jaren na de bouw, zelfs honderden jaren later, geplaatst zijn. Of waar bij de restauratie van de gevelstenen fouten zijn gemaakt. Dus ook bij oude gevelstenen blijven we in archieven zoeken naar documenten die de jaartallen ondersteunen.    

Wat we zeker weten is dat de boerderij in 1711 in handen is van Willem Meusen (1652-1723) en Maria Jacobs. In dat jaar verkoopt Willem grond die bij de boerderij hoort aan zijn achterneef Lambert Meusen, zodat deze laatste de Meusenhof kan uitbreiden. Willem en Maria krijgen drie kinderen waarvan de twee zoontjes heel jong overlijden. Alleen hun dochter Elisabeth haalt de volwassen leeftijd.
Elisabeth Meusens trouwt in 1713 met Renier Willems. Zij krijgen twee kinderen, Gerard, en Maria. Renier overlijdt in 1723, dus tien jaar huwelijk is Elisabeth alweer weduwe. Zoon Gerard, elf jaar oud sterft twee jaar na zijn vader. De overgebleven dochter, Maria, huwt met Petrus Kleijnen. Hij is koopman en burger van de stad Maastricht.
In 1748 verkoopt Petrus Kleijnen, mede namens zijn schoonmoeder die het vruchtgebruik heeft, de boerderij aan Pieter Willems (38 jaar ), gehuwd met Petronella Vrancken. Pieter heeft de functie van collecteur. Hij moest dus zorgen dat de Cadierenaren jaarlijks hun belasting betaalden. In het gezin van Pieter en Petronella worden zes kinderen geboren. Na het overlijden van de ouders in respectievelijk 1786 en 1789, komt de boerderij in handen van hun jongste zoon Joannes.
Joannes Willems huwt in 1790 met Elisabeth Thijssen. Vijf jaar later al overlijdt Elisabeth.Zij laat haar man achter met twee kinderen, Pieter en Helena. Omdat een jaar na het overlijden de Franse Volkstelling (1796) is gehouden, weten wij dat dan de 22-jarige dienstmeid Helena Wijssen bij Joannes inwoont. Helena was er blijkbaar alleen om voor de twee kleine kinderen te zorgen. Want Joannes is niet meer opnieuw getrouwd. Ook Helena Wijsen kiest voor een ongehuwd bestaan. Toen de Rijksweg gereed was in 1928, was zij de eerste die een huis langs deze weg mocht bouwen (sectie B nr. 491).
Van de twee kinderen van Joannes Willems blijft zoon Pieter vrijgezel. Dochter Helena trouwt in 1826 met Petrus Ludovicus Bernardus Carolus Augustinus Ruwet. Het echtpaar blijft in het ouderlijk huis van Helena wonen, zodat Helena nog een paar jaar voor haar vader kan zorgen. Ook haar broer Pieter blijft bij haar wonen. De echtgenoot van Helena was geboren in Richelle en stamde uit een boerengeslacht. Na het overlijden van zijn schoonvader (1828) koopt Petrus Ruwet de boerderij. Het echtpaar Ruwet-Willems krijgt vijf kinderen, van wie er drie heel jong sterven. De vrouw des huizes Helena sterft in 1839, 44 jaar is zij pas. Haar man, Petrus overlijdt in 1853 en hun dochter Elisabeth enkele maanden later op 22- jarige leeftijd. Alleen het oudste kind uit het gezin, Joannes Hubertus, bereikt de huwbare leeftijd. Hij erft de boerderij. In 1856 trouwt de dan dertigjarige Joannes Hubertus Ruwet onder huwelijksvoorwaarden met de vier jaar jongere Corneille Josephine Huijnen, geboren in Neuf-Chateau. Het echtpaar krijgt negen kinderen. Begin jaren zestig verhuist het gezin naar hun andere boerderij boven in het dorp (bij de oudere Keerdenaren bekend als de boerderij van Boumans, nu Kerkstraat 142). Bij het overlijden van Corneille in 1872 – ook zij wordt maar begin veertig – zijn nog zeven kinderen in leven. Acht jaar later hertrouwt Joannes Hubertus met de 26 jaar jongere Keerse Maria Lucia Brouwers. Zij is een dochter van burgemeester Brouwers. Joannes Hubertus krijgt met Maria Lucia nog drie kinderen, waarvan er één kort na de geboorte overlijdt. Een jaar na zijn huwelijk volgt hij zijn schoonvader op als burgemeester. Hij blijft in deze functie tot zijn overlijden op zestigjarige leeftijd in 1886. De boerderij sectie B nr. 544 gaat dan over naar de zestienjarige dochter François Josephine Cordule. 

Na de verhuizing van het gezin Ruwet – Huijnen gaat de pas getrouwde sjrienewêrreker Joannes Mathias Vliegen met zijn echtgenote Maria Judith Schreurs er wonen. Precies op de dag dat ze hun eerste huwelijksdag vieren, wordt een meisje doodgeboren. Daarna krijgen ze nog twee dochters, van wie de oudste op elfjarige leeftijd overlijdt, maar dan zijn ze inmiddels verhuisd. Volgens het bevolkingsregister zou er daarna kort het gezin van fabrieksopzichter Spronck – Geelen gewoond hebben. In ieder geval betrekt in 1881 Barbara Rosalie Bastin de boerderij. Zij is dan weduwe van Machiel Schins. Machiel, afkomstig van Beusdaelshof ( Sint Antoniusbank) woont met Rosalie tot 1886 in Keer. Daarna vertrekken ze naar Ingber waar Machiel in 1874 overlijdt. Terug in Keer trouwt dochter Maria Agnes Hubertina (1889) met Gillis Lemmens en gaat bij haar moeder inwonen. Het echtpaar krijgt tussen 1889 en 1905 elf kinderen. In 1907 verhuizen ze naar Limmel. Daarna komt Johannes Mathieu Bastin en Maria Philomene Willems er met hun gezin wonen. Mathieu overlijdt januari 1925. De weduwe met de nog inwonende kinderen gaan wonen boven in de Limburgerstraat. Tenslotte komt Joseph Spronck (Joep van de Gard) en Margaretha Hubertina (Greet) van de Weerdt er wonen. In het gezin worden tien kinderen geboren, van wie de nummers 6 t/m 8 kort na de geboorte overlijden. Joep overlijdt op 49-jarige leeftijd en zijn vrouw Greet in 1967. Tegenwoordig (2001) wordt de boerderij bewoond door de familie Spronck – Van den Boorn.

Plaats No Naam Voorn. Woonplaats Soort Oppervlakte
b r el
bJb 375 Heilands erfg Adriaan Cadier bwl - 05 35
bJb 382 Palmans   Maastricht bwl - 02 05
bJb 383 Heilands erfg Adriaan Cadier bwl - 12 50
bJb 405 Bours Laurens Keer bmg - 30 00
Tk 406 Geelen Willem Keer bwl - 10 20
Tk 409 Pieters Pieter Amby bwl - 20 70
Cd 533 Heilands erfg Adriaan Cadier bmg - 57 30
Cd 534 Heilands erfg Adriaan Cadier  tuin - 04 40
Cd 535 Heilands erfg Adriaan Cadier huis - 02 70
Cd 536 Geelen Willem Keer bmg - 35 90
Cd 537 Brouwers Willem Keer bmg - 37 30
Cd 538 Willems Jan Cadier bmg - 32 40
Cd 539 Weijers Frans Keer bmg - 25 60
Cd 540 Geelen Willem Keer bmg - 10 50
Cd 541 Willems Jan Cadier bmg - 16 90
Cd 542 Willems Jan Cadier bkh - 00 30
Cd 543 Willems Jan Cadier tuin - 09 30
Cd 544 Willems Jan Cadier huis - 04 70
bHb 792 Weijers Frans Cadier bmg - 00 80
bHb 793 Weijers Frans Cadier huis - 05 80
Tk 794 Lemmens Willem Cadier tuin - 04 05
Tk 795 Lemmens Willem Cadier huis - 01 05
Afkortingen:
bJb  boven Juttebösjke  Cd  Cadier dorp bkh bakhuis
Tk Thomaskempke bHb boven Haseberg bwl bouwland
bmg boomgaard

 

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME