Historie
Historie van de Heerlijkheid Cadier (deel 1)
door Fons Meijers
In een tweetal artikelen wordt ingegaan op de gevolgen die deze machtswisselingen hebben gehad voor de inwoners van de heerlijkheid Cadier. Dit eerste artikel betreft de periode tot 1661 toen de Staten-Generaal der Nederlanden (Staatsen) en Spanje na de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) het eindelijk eens werden over de verdeling van de landen van Overmaas en Cadier ‘Staats’ werd. Op de historie van de heerlijkheid Cadier na 1661 die heeft geduurd tot de verovering door de Franse republikeinen in 1795, wordt in een apart artikel ingegaan.
Heerlijkheden
Tot het einde van de achttiende eeuw maakten in onze streken veel dorpen bestuurlijk deel uit van een heerlijkheid. Dat was een (meestal klein) gebied waarin één persoon, de heer, het gezag uitoefende. Deze heer vertegenwoordigde het hogere gezag, de graaf of de hertog van wie hij de ‘heerlijke rechten’ (rechten van de heer) in leen kreeg. Daarbij ging het om rechten als het benoemen van de schout die in de heerlijkheid uitvoering gaf aan het gezag van de heer. Daarnaast hield de heer toezicht op de rechtspraak die door de schout en schepenen werd uitgeoefend. Ook kreeg de heer rechten als bijvoorbeeld het jachtrecht en het kaprecht (recht om hout te kappen). Belangrijk voor de macht en het aanzien van een heer was verder dat deze zelf cijnsen (belastingen) mocht heffen.
Veel heerlijkheden hadden alleen bevoegdheden voor de zogenoemde ‘lage rechtspraak’, dat was de rechtspraak voor lichte vergrijpen tegen bijvoorbeeld het jachtrecht en het kaprecht.
Van de heerlijkheid Cadier wordt het eerst gesproken in een geschrift uit 1266. Dat wil niet zeggen dat Cadier pas in dat jaar een heerlijkheid is geworden. Het is best mogelijk dat Cadier al bij of kort na de stichting in (waarschijnlijk) de twaalfde eeuw een heerlijkheid werd. Dat zou te maken kunnen hebben met de geïsoleerde ligging van Cadier ten opzichte van het land van Daelhem waartoe Cadier behoorde. Zoals uit onderstaand kaartje blijkt lag Cadier in een enclave tussen de rijksheerlijkheid Gronsveld, waartoe ook Honthem behoorde (in het kaartje wit) en het land van Valkenburg (schuin gearceerd) en het land van ’s Hertogenrade (geblokt).
Zoals blijkt uit stukken uit 1370, had de heer van Cadier niet alleen de bevoegdheid voor de ‘lage rechtspraak’ maar ook voor de ‘hoge rechtspraak’. Dat betekende, dat hij de bewoners kon laten veroordelen tot lijfstraffen of tot de doodstraf.
In de dertiende eeuw komt een ontwikkeling op gang die zich in de eeuwen daarna doorzet waarbij vorsten de omvang van hun gebied zijn gaan vergroten. Dit gebeurde door op het oorlogspad te gaan en door erfenissen of door ‘slimme’ huwelijken met een partner uit een ‘gewild’ gebied. Dit heeft in de loop van de eeuwen tot vele machtswisselingen geleid die ook op een kleine heerlijkheid als die van Cadier grote invloed hebben gehad; vooral omdat de machtswisselingen vaak het gevolg waren van oorlogen. Deze machtswisselingen worden hierna beschreven en zijn in een bijlage kort samengevat.
De hertogen van Brabant waren de eersten die in de dertiende eeuw door veroveringen hun gebied fors gingen uitbreiden. De eerste wisseling van de macht waarmee de heerlijkheid Cadier te maken kreeg was dan ook de verovering van het land van Daelhem door hertog Hendrik II van Brabant. Deze heeft in de winter van 1239 na een belegering van negen weken de vesting Daelhem kunnen innemen.
De graaf van Daelhem Dirk II van Hochstaden heeft nog vijf jaar er alles aan gedaan om zijn land weer terug te veroveren, maar werd uiteindelijk in 1244 gedwongen definitief afstand te doen van zijn graafschap. Van toen af konden de hertogen van Brabant zich tevens graaf van Daelhem noemen en kwam ook de heerlijkheid Cadier onder Brabants beheer. Dat betekende voor de inwoners van Cadier onder meer dat zij nu cijnsen (belastingen) moesten betalen aan de Brabantse hertog.
De hertog van Brabant heeft tijdens de eerste eeuw van zijn bewind geen aanspraak gemaakt op de gronden in Cadier, die nog in het bezit waren van het kapittel van O. L. Vrouw in Maastricht. Dat kan worden afgeleid uit het testament van een Maastrichtse ‘clericus’ (waarschijnlijk kanunnik) uit 1316, waaruit blijkt dat deze bij zijn overlijden ‘meerdere huizen en de nodige bunders grond’ in Cadirs in bezit had.
Nadat in 1288 bij de Slag bij Woeringen (nabij Keulen) het land van ‘s Hertogenrade en in 1364 het land van Valkenburg ook in Brabants bezit waren gekomen, werden deze drie landen de Landen van Overmaas genoemd. Deze naam werd gegeven omdat, vanuit Brussel gezien, waar de hertog van Brabant zetelde, deze landen ‘over de Maas' lagen.
Ergens tussen 1316 en 1375 zijn behalve de heerlijke rechten ook de gronden in Cadier in bezit gekomen van het hertogdom Brabant. Dat was in de tijd dat de Brabantse hertogen dit bezit goed konden gebruiken, omdat de vele oorlogsvoeringen hen in geldnood hadden gebracht. Tegen het einde van deze periode was de nood zelfs zo hoog gestegen dat de hertogen grondstukken aan rijke edellieden moesten gaan verpanden.
Hertogin Johanna van Brabant
Het oude voormalige kasteel Gronsveld. Tegenwoordig zijn alleen nog enkele ruïnes te zien. Jan werd op dit kasteel heer van Gronsveld
Jan van Gronsfeld werd op 25 augustus 1386 in Aken vermoord. Aangezien hij geen erfgenamen achterliet, zouden Cadier (en Eijsden), volgens de vastgelegde afspraak, weer aan Brabant teruggegeven moeten worden. Maar van hertogin Johanna van Brabant (Wenceslaus was in 1383 overleden) hoefde dat niet. Van haar mochten de weduwe Marguerite de Merode van Jan van Gronsfeld en zijn broer Hendrik beide dorpen in pand blijven houden. Het is niet duidelijk wanneer een einde is gekomen aan de verpanding.
In 1396 wist Philips de Stoute het zo te manoeuvreren dat hij, zijn echtgenote en zijn erfgenamen de soevereiniteit verkregen over de landen van Overmaas. Ruim dertig jaar later, in 1430 kwam het gehele hertogdom Brabant in het bezit van hertog Filips de Goede van Bourgondië. Het graafschap Daelhem met de heerlijkheid Cadier, krijgt daarmee definitief de hertog van Bourgondië als hoogste ‘baas’.
Deze hertog verwerft in 1433 ook nog Holland en Zeeland. Door het bij elkaar brengen van Brabant, Limburg, Holland en Zeeland legt hij de grondslag voor de latere ‘Nederlanden’. Het jaar 1433 is daarmee ook het jaar waarin Cadier voor het eerst in een rijk komt, waarvan ook Holland deel uitmaakt.
Ook de Bourgondische tijd kenmerkte zich door de expansiedrift van de heersende hertogen. Het gevolg van deze veroveringsdrang was dat gedurende een groot deel van deze tijd er sprake was van oorlogsgeweld. Wanneer een troepenmacht ergens langer gelegerd was, eiste zij het graan en de veestapel op. Dikwijls werden de oogsten door de troepen vernield. De legers vorderden ook werkkrachten om militaire versterkingen aan te leggen. Zodoende konden deze mensen niet in de landbouw werken. Daar kwam nog bij dat met name aan hertog Karel de Stoute (zoon van Filips de Goede) constant hoge oorlogsbelastingen betaald moesten worden.
Het Bourgondische Huis heeft de Nederlandse gewesten overigens niet lang bezeten. De oorzaak daarvan was dat Karel de Stoute in 1477 in de Slag bij Nancy (Frankrijk) sneuvelde en zijn dochter Maria, erfgename van Bourgondië, vervolgens bescherming zocht en vond in een huwelijk met Maximiliaan, aartshertog van Oostenrijk en telg uit het Habsburgse Huis. Na de voortijdige dood van Maria in 1482 werd Maximiliaan de feitelijke machthebber over de Nederlanden; waaronder Brabant met de Landen van Overmaas en daarin Cadier.
In 1555 doet Karel V afstand van de troon en wordt het Habsburgse rijk verdeeld tussen zijn broer Ferdinand en zijn zoon Philips II. Deze laatste wordt dan koning van Spanje en van de Nederlanden.
In 1568 kwamen de noordelijke provinciën van de Nederlanden, onder leiding van stadhouder Willem van Oranje in opstand tegen koning Philips II. Zij kwamen in verzet tegen de hoge belastingen (Tiende Penning) die deze koning hen oplegde. Bovendien verzetten zij zich tegen het katholieke geloof dat de Spanjaarden wilden opleggen aan de inmiddels in grote mate protestant geworden inwoners van deze noordelijke gewesten. Het was het begin van de Tachtigjarige Oorlog.
De belegering van Maastricht door de hertog van Parma in 1579
Door de oorlogsellende vervreemdde het zuidelijke deel van De Nederlanden steeds meer van het noordelijke deel.
In 1588, ruim honderd jaar nadat ze door Karel V bijeen waren gebracht, vallen de Nederlanden dan ook uiteen in een noordelijk en een zuidelijk gedeelte. De noordelijke gewesten riepen in dat jaar de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden uit, waarin het protestantse geloof de belangrijkste godsdienst is. Deze republiek werd bestuurd door de Staten-Generaal, bestaande uit vertegenwoordigers van de zeven gewesten.
De Spanjaarden legden zich niet neer bij dit verlies, want in 1635 heroverden zij het land van Daelhem met Cadier. In 1644 probeerden de Staatsen het op hun beurt nog een keer. Het lukte hen om gedurende een paar maanden het stadje Daelhem te bezetten, maar toen moesten ze Daelhem weer aan de Spanjaarden laten. Die zijn tot 1648 (Vrede van Munster) de baas geweest over het land van Daelhem waartoe Cadier behoorde. Maar het bezit van de Landen van Overmaas (inclusief Cadier) blijft nog dertien jaar (tot 1661) een strijdpunt tussen de Staten-Generaal en de Spaanse Koning. Daardoor ondervinden de Overmase dorpen nog lang de naweeën van deze oorlog. Zo moesten de inwoners van deze dorpen zowel aan de Staatsen als aan de Spanjaarden belasting betalen.
Een van de ingangen van mergelgroeve Keerderberg.
De inwoners van Cadier zagen zich tijdens gevechten meer dan eens genoodzaakt naar de ‘mergelgrotten’ te vluchten.
Foto 2012
Op 26 december 1661 werd het Partagetraktaat (opdelingsverdrag) gesloten, waarbij de landen van Overmaas, met de heerlijkheid Cadier, werden verdeeld tussen het katholieke Spanje en de protestantse Staten-Generaal van Holland. Cadier werd Staats.
De gevolgen van de vele machtswisselingen in het hogere gezag hebben de inwoners van Cadier niet alleen ondervonden in de vorm van veel oorlogsleed en hoge belastingen, maar hebben ook bepaald wie, namens het hogere gezag, de heerlijke rechten hadden op de heerlijkheid Cadier.
De eersten die deze heerlijke rechten hadden, waren de graven van Daelhem. Dirk I van Hochstaden (overleden in 1197) was de eerste uit het huis van Hochstaden die Daelhem in bezit kreeg. Nadat zijn kleinzoon Dirk II van Hochstaden in 1244 Daelhem had moeten afstaan aan hertog Hendrik II van Brabant hield de graaf van Daelhem niet langer toezicht op het bestuur en de rechtspraak van de heerlijkheden, maar gebeurde dat door een vertegenwoordiger van de hertog, de slotvoogd of drossaard. Deze werd aangestuurd vanuit Brussel, waar de hertog zetelde.
Toen in 1643 Conraad Ulrich Baron van Hoensbroeck de rechten van Cadier in bezit kreeg werd het kasteel tevens het hoofdverblijf van de heren van Cadier. Deze Conraad Ulrich was tevens baron van Hoensbroeck-Geul en heer van Geulle. Afgaande op zijn functies had deze baron in onze streken veel invloed, omdat hij ook nog voogd en landheer van de lenen van het Land van Valkenburg was en commissaris van het Ridderschap van de Staten van het Land van Valkenburg.
In 1652 volgde Wolter Frans, de zoon van Conrad Ulrich van Hoensbroeck, zijn vader op als heer van Cadier en Blankenberg. Wolter Frans was behalve heer van Cadier en Blankenberg ook graaf van Hoensbroeck-Geul, heer van Geulle en stadhouder der lenen en voogd van het land van Valkenburg en bovendien heer van Bunde, Ulestraten, Groten-Brogel en Erpicom. Hij was kolonel en voor de Spanjaarden een belangrijk man zoals blijkt uit zijn verheffing in de gravenstand in 1660 door Koning Philips IV van Spanje. Op 24 december 1670 verklaarde deze Wolter Frans dat, indien op de dag van zijn overlijden de uitoefening van de katholieke religie in Geulle verboden was, zijn uitvaart in Sittard zou moeten plaats hebben en zijn jaargetijde te ‘Uychoven’ (Uikhoven). Diens zoon Johan Maximiliaan Arnold van Hoensbroeck was tot 1680 heer van Cadier en Blankenberg.
Namens de heer werden de heerlijke rechten feitelijk uitgevoerd door de schepenbank die bestond uit een schout en zeven schepenen. De schepenbank van Cadier zou zijn ontstaan in de veertiende eeuw. Deze schepenbank fungeerde als rechtbank en stelde de belastingen vast en zorgde dat deze geïnd werden. De schepenbank in Cadier hield enkele keren per jaar zitting (voogdgeding). Onder de grote linde voor de kerk werd dan recht gesproken “sonder aensien van persoonen, de rijcken om geldt, de armen om godts wille, opdat den armen sigh niet te beclaegen hebbe dat hij door sijne armoede sijn goet reght soude moeten ontbeeren.” Iedereen die klachten had, mocht tijdens het voogdgeding het woord voeren.
De eerste met naam bekende schout van Cadier was Michiel Geldoff, die in 1449 schout was. In de zestiende en een gedeelte van de zeventiende eeuw (tot 1648) bestond de schepenbank uit grote boeren uit Cadier (de families Meusens en Hustin) en notabelen uit Maastricht. In 1612 was Thomas Meusens de schout. Deze was een voorvader van de Meusens die later eigenaars zijn geweest van de Meusenhof. Thomas Meusens is rond 1622 als schout opgevolgd door zijn zoon Jan. In een latere periode was Leben Hustin schout.
Nadat in 1661 de heerlijkheid Cadier bij de Staatse delen van de landen van Overmaas was komen te behoren, is deze heerlijkheid nog blijven bestaan tot 1795 toen de Zuidelijke Nederlanden werden veroverd door de Franse revolutielegers en Cadier een gemeente is geworden. Op de historie van de heerlijkheid in deze periode van 1661 tot 1795 wordt in een artikel in het volgende jaarboek ingegaan.
- Regionaal Historisch Centrum Limburg: Archieven Landen van Overmaas
- Ubachs P.J.H.: Handboek voor de Geschiedenis van Limburg. 2000
- Hovens Frank: Gehecht aan het verleden, gericht op de toekomst, 2011
- Canon van Limburg
- Dagboek pastoor van Heer 1660-1672: Maasgouw 1922, mei t/m december
- Goessens Martin: Zij schreven geen geschiedenis deel II, 2000
- Publications 1960-1961: Jaarboek van Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap, blz. 54, 55
- Van Agt J.F: Zuid-Limburg uitgezonderd Maastricht, 1962
- Haesen Lei: Veel voorouders trouwden voor de predikant; Keerder Kroniek, jaargang 3, 1999-2000, nr. 3
- Haesen Lei: Van nederzettingen tot boerendorpen, Keerder Kroniek, jaargang 6, 2002-2003, nr.4
- Purnot Jo: De schepenbank en de bode, Keerder Kroniek, jaargang 3, 1999-2000, nr. 2
- Becker Wiel en Haesen Lei: Het domein Groot-Blankenberg, Keerder Kroniek, jaargang 2, 1998-1999, nr. 4
- Haesen Lei: De bouwhoeve en de pachters, Keerder Kroniek, jaargang 3, 1999-2000, nr. 4
- Parochie H. Kruisverheffing Cadier en Keer: Overlijdensregister S. 03-06-1735….14-05-1797 ( index)
- Van Hall Hans: Een vrijheid met Luikse stadsrechten, 2011
Machtswisselingen met gevolgen voor de heerlijkheid Cadier (tot 1661)
1364 Nadat de hertog van Brabant ook het Land van Valkenburg en het Land van ‘s Hertogenrade had veroverd noemde hij de drie landen de Landen van Overmaas. Cadier behoort vanaf die tijd tot deze Landen van Overmaas.
1375 Cadier wordt samen met Eijsden door de hertog en hertogin van Brabant verpand aan Jan van Gronsfeld.
1430 Hertogdom Brabant, inclusief Landen van Overmaas met Cadier, komt in bezit van hertog Filips de Goede van Bourgondië.
1433 De hertog van Bourgondië verwerft ook Holland en Zeeland. Daardoor komt Cadier voor het eerst in een rijk waartoe ook Holland behoort.
1482 Maximiliaan van Oostenrijk uit het Habsburgse Huis wordt machthebber over de Nederlanden, waaronder de landen van Overmaas met Cadier.
1555 De Habsburgse Karel V verdeelt zijn rijk tussen zijn broer Ferdinand en zijn zoon Philips II. Deze laatste wordt koning van Spanje en van de Nederlanden.
1568 De noordelijke provinciën van de Nederlanden komen in opstand tegen Philips II. Dit is het begin van de Tachtigjarige Oorlog.
1588 De Nederlanden vallen uiteen in een noordelijk en een zuidelijk gedeelte. De noordelijke gewesten roepen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden uit die wordt bestuurd door de Staten- Generaal (Staatsen).
1648 Tijdens de Tachtigjarige Oorlog die duurt tot 1648 komt Cadier beurtelings in Spaanse en in Staatse handen.
1648-1661 Het bezit van De Landen van Overmaas met Cadier blijft strijdpunt tussen Staten- Generaal en Spaanse koning.
1661 Heerlijkheid Cadier komt bij de Staatse delen van de Landen van Overmaas.