In afwachting van de bevrijding

Vieringen en herdenkingen

Het relaas van Mathieu Spronck (va Sjiel va Nandsje)
In afwachting van de bevrijding
door Jo Purnot

Inleiding
De Keerdenaar Mathieu Spronck (va Sjiel va Nandsje) schreef vijfentwintig jaar na de bevrijding zijn herinneringen op aan de periode voor en na de bevrijding. Hieronder een bewerkt verslag van de laatste drie weken vóór de bevrijding. De toen bijna 26-jarige ongehuwde Mathieu woonde in september 1944 bij zijn ouders, die tegenover de kerk een fruitbedrijf en een café runden (nu café d’n Awwen Toeën). Het gezin bestond uit vader Sjiel, moeder Berb van den Boorn, de zonen Wijnand (huwde later met Mariét Beuken), Mathieu (huwde later met Mia Beijers), Sjeng (huwde later met Merie Schreurs) en de dochters Merie (huwde later met Sjeng Dubois) en Fien (zij was gehuwd met Pierre Bessems).

We pakken Mathieu’s verhaal op in de laatste week van augustus 1944.

Terugtrekkende Duitsers
Zoals ook elders in deze Kroniek is vermeld, waren de bewoners van Huize Sint-Joseph door de bezetter uit hun huis/klooster gezet en vestigden de Duitsers er een opleiding voor de Hitlerjugend (Hitlerjeugd). Enkele weken voor de bevrijding namen ze de benen. Met hooggeladen karren en wagens trokken ze in karavaan de Rijksweg op, richting Heimat. Daarbij stiekem en blij nagekeken door de Keerdenaren. Ook veel Duitse militairen probeerden terug te keren richting Aken. Menige koe in de weilanden langs de Rijksweg moest het loodje leggen. Ze werden ter plaatse afgemaakt en geslacht. Het bruikbare vlees namen ze mee.
Het was in die periode niet raadzaam om zich met een voertuig op de weg te vertonen. De kans dat je je kar, wagen, auto of fiets kwijtraakte was groot. Zo is de Meusenhof een prachtige lange dubbel-assige oogstwagen met disselboom kwijtgeraakt. Ook op de paarden hadden de Duitsers het gemunt.

De meeste transportmiddelen verstopten de Keerdenaren in afgelegen boshoekjes of onder stro, waarbij ze karren en andere rijtuigen vaak half demonteerden. Allerlei handigheidjes werden bedacht om maar te voorkomen dat materiaal in handen van de Duitsers terecht kwam. Mathieu zelf verstopte zijn fiets onder het hooi in de schuur. Daar lagen ook het koperwerk en andere waardevolle gebruiksvoorwerpen verborgen.

2015blz131

Mathieu (va Sjiel va Nandsje) Spronck met zijn verloofde en latere echtgenote Mia Beijers

Ondertussen waren de Duitsers ook begonnen eenmansgaten in de bermen van de weg te graven, om in te kunnen duiken bij eventuele bombardementen en beschietingen vanuit de lucht. Die beschietingen zouden niet lang meer op zich laten wachten.

Zoals reeds vermeld, vluchtten nogal wat groepjes Duitse soldaten oostwaarts. Dat gebeurde dwars door de velden om uit het zicht van de hen tegenhoudende S.S. te blijven.
Zo waren Mathieu en zijn broers Sjeng en Winand eind augustus/begin september op een doordeweekse dag in hun weiland op Keerebösj aan het werk, toen over ’t Gruusselt een dertigtal Duitse soldaten naderde. Toen ze de jongemannen bemerkten, kwamen ze hun richting uit. Mathieu en zijn broers vreesden het ergste, maar het bleken Oostenrijkers te zijn, die oorlogsmoe waren en zo snel mogelijk naar huis wilden. Zij vroegen de weg naar Aken. Niet over de hoofdweg, maar via alle mogelijke binnenweggetjes. Ze werden met plezier oostwaarts geholpen.

2015blz132
Terugtrekkende Duitsers

Jagers boven de RijkswegOp een van die dagen dat de broers Spronck weer op aan het werk waren, dook plotseling een drietal Amerikaanse gevechtsvliegtuigen op. Gelijk begonnen ze met hun mitrailleurs en lichte kanonnen de Rijksweg onder vuur te nemen. Het was of de hel losbarstte, zo knalde en kraakte het. Dit kabaal werd afgewisseld met ontploffingen van afgeworpen bommen. De aanval duurde slechts tien minuten. Toen ze daar in de wei stonden te kijken, zwenkte plotseling een van de toestellen naar rechts en dook regelrecht op hen af. Verschrikt begonnen ze met hun mutsen naar de piloot te zwaaien. Hij begreep dat zij geen Duitse soldaten waren. Het toestel trok weer op en zwenkte terug naar de Rijksweg.

De gevolgen van deze luchtaanval van de Amerikanen op de Rijksweg waren afschuwelijk. Vanaf de voet van de Keerderberg tot aan Margraten lagen de wrakstukken van vele auto’s en gevechtswagens. Het kon niet anders of er moesten verschillende Duitse doden en gewonden zijn gevallen. Huizen waren praktisch niet beschadigd. Maar er viel wel een dode te betreuren onder de Keerder bevolking: Maria Muijters. Zij was de weduwe van Alfred Ernon, voormalige gemeentesecretaris en pas een aantal maanden getrouwd met Pierre Hornesch (de Roeje). Zij woonden aan de Sangerij, richting Margraten rechts aan de Rijksweg. Het gebeurde toen Maria merkte dat er vliegtuigen in de lucht waren en ze naar buiten liep om haar zoontje naar binnen te roepen. Ze wist niet dat die toen al veilig in de kelder van de overburen zat.

Schuilkelders
Enkele maanden voor de bevrijding hadden sommige Keerdenaren die niet over een veilige kelder beschikten op een aantal plaatsen schuilkelders uitgegraven. Op een ruime afstand van het woonhuis groef men in de leem een groot gat van ongeveer acht bij vier meter en twee meter diep. Over die grote kuil legde men dikke boomstammen en daaroverheen rijshout dat weer afgedekt werd met de uitgegraven leem. Een of twee nauwe ingangen voltooiden de schuilkelder.
Zo waren schuilkelders uitgegraven naast de weduwe Spronck - van de Weerdt (nu hoek Kerkstraat-Vendelstraat), achter café Ernon (nu garage Beej d’r Mathieu) en achter Bèr (va Kep) Konings (nu op ’t Indsje, Rijksweg 103).
Een professionele schuilkelder, dieper in de grond en voorzien van luchtkokers, werd gebouwd in de speeltuin van café Souren (boven aan de Keerderberg). In de jaren tachtig heeft deze schuilkelder in de winter dienst gedaan als speelruimte voor de jeu-de-boules vereniging.

Mergelgroeven als schuilplaats
Veel dorpelingen gebruikten de eeuwenoude mergelgroeven rond ons dorp als schuilgelegenheden; vooral de groeven Kleinberg, Heerderberg, Keerberg en Kaoleberg.

Groeve Keerberg met een ingang in de graaf (berm) van de wei achter het klooster van de zusters van Barmhartigheid was vooral in trek bij inwoners van de westzijde van ons dorp. Men moest eerst een hekje door, daalde dan een lange in de mergel uitgehouwen trap af en kwam vervolgens in ruime onderaardse ‘hallen’ terecht. Het was er tamelijk vochtig, maar wel zeer veilig.
Andere Keerdenaren die aan de oostzijde van ons dorp woonden maakten gebruik van de duiker onder de Rijksweg, oostelijk van de tunnel in de Fommestraat. Deze duiker was door de gemeente als officiële schuilplaats aangewezen en ook ingericht. Na de oorlog is de duiker dichtgemetseld onder een laag aarde weggestopt en niet meer als zodanig te herkennen.

2015blz134

Op deze foto is men bezig de ingang van de afgesloten duiker (voormalige schuilkelder) op te sporen.
De VTN is momenteel met de Provincie in overleg om de duiker weer (gedeeltelijk) open te maken, zodat amfibieën en andere kleine dieren zonder gevaar van de ene naar de andere wegzijde kunnen komen
.

Inkwartiering
In het café en de zaal van het gezin Spronck - van den Boorn waren begin september ongeveer dertig Duitse soldaten van het Rode Kruis ingekwartierd. Deze manschappen toonden geen belangstelling in het doen en laten van de drie zoons van het gezin. Hun gedachten vertoefden al in der Heimat. Behalve bij één van hen. `t Was zo een fanatiek Pruusjke (kleine Duitser) uit Zuid- Duitsland, die de jongemannen Spronck zag rondlopen en vroeg of zij niet hoefden mee te werken aan de eindoverwinning van Duitsland. Moeder Berb sloeg ontdaan alweer de schrik om het hart en antwoordde dat haar jongens nog moesten anfangen (beginnen). Ze maakte daarop vlug wat boterhammen en koffie klaar en daar gingen de mannen, zogenaamd om te werken, weer naar ’t sjop (schuurtje aan een of meerdere zijden open) in de wei op Keerebösj. Daar moesten ze zolang ’t Pruusjke bij hun ingekwartierd was hun (nacht)verblijf zoeken. Hoewel, overdag kuierden ze voorzichtig wat over de velden en door het bos. Ze zijn ook enige malen naar Gronsveld naar de familie Dassen gegaan om daar te luisteren naar radio Oranje en de Engelse nieuwsberichten. Deze Gronsveldse familie was een van de weinige die in het geheim nog over een ontvangtoestel beschikten.

Op de vlucht
Op zaterdag 9 september 1944 was Mathieu op bezoek geweest bij zijn verloofde en latere echtgenote Mia Beijers. Mia woonde in ‘t Vatikaan (huizengroep bij Eckelraderweg). ’s Avonds rond kwart voor tien liep hij door ’t Waegske (voetpad van de Kerkstraat naar Rijksweg waar nu de Vendelstraat is) naar huis. Toen hij de deur openmaakte, werd hij gelijk door zijn vader opgevangen, die hem verwonderd en angstig vroeg: “Bies tiech neet weg (ben jij niet weg)?" Mathieu begreep niets van die vraag. Maar zijn vader maakte hem al gauw duidelijk dat het serieus was en dat er problemen waren ontstaan tussen Jan de Waal (een van de twee politiemannen van Keer) en een N.S.B-er uit het dorp. De Keerdenaren vreesden dat deze laatste de S.S of de Sicherheitsdienst uit Maastricht te hulp zou roepen en dat er een razzia zou volgen. Dat was al eens eerder gebeurd.

Mathieu Spronck, Jean Beijers en Jean Bemer waren eerder al – van 16 oktober tot 8 november 1941 - opgepakt door de S(icherheids) D(ienst) en opgesloten in de gevangenis van de Minderbroedersberg te Maastricht. De aanleiding: toen een Engels vliegtuig door een Duitse jager werd aangevallen, had Mathieu’s broer, Sjeng Spronck, geroepen: “Leve d’n Ingländer". Een NSB’er die daar getuige van was had dit voorval bij de Duitsers gemeld. De werkelijke dader, Sjeng, werd pas op 8 november 1941 door de Pruusje (Duitsers) opgehaald. Hij kwam er genadig vanaf: vijf dagen celstraf en vijftig gulden boete.

2015blz136

Sjeng (va Sjiel va Nandsje) Spronck met zijn verloofde en latere echtgenote Merie Schreurs


Door dit voorval van enkele jaren geleden zat de schrik er bij de Keerder jongemannen goed in. Dus toen Mathieu die zaterdagavond thuiskwam, stond zijn vader hem al achter de voordeur op te wachten. Hij reikte hem gauw zijn winterjas aan en werkte hem weer de deur uit, naroepend dat de meeste jongemannen het veld waren ingevlucht en dat zijn broer Winand en Sjeng Dubois (zijn latere zwager) zich hadden verstopt in de stromijten achter café Souren boven aan de Keerderberg.

Op zoek naar lotgenoten
Daar stond Mathieu dan. Veel tijd om na te denken had hij niet. Hij moest maken dat hij zo snel mogelijk van de straat kwam, want om tien uur was het Sperrzeit (ging de avondklok in). Wie na dit uur zonder geldige reden buitenshuis werd aangetroffen kon ter plaatse neergeschoten worden. Het zogenaamde standrecht.
Mathieu sloop via ’t Sjtaegske (steegje van Kerkstraat naar Limburgerstraat achter de huidige oostelijke winkelgalerij) naar de Limburgerstraat en vandaar door het veld richting Bemelerweg. Gelukkig was het behoorlijk donker. Op de plaats waar zijn vader had gezegd dat zijn broer Winand was, vond hij wel stromijten, maar trof geen Winand en Sjeng Dubois aan. Op zijn fluisterend geroep kreeg hij geen antwoord. Mathieu wist dat midden op de Groene Rein ook hooimijten stonden. Misschien voelden ze zich daar veiliger. Dwars over de velden ging hij die kant op, maar ook daar was niemand te bekennen. Dan maar richting de Zwarteweg. Tevergeefs. Mathieu gaf het op en trok met veel moeite enige bössele (bussels) uit een mijt en legde zich te rusten. Hij was moe. Na een uurtje wat geslapen te hebben, werd hij wakker. Het regende. Blijven liggen was geen optie.

Op weg naar een slaapplaats
Toen kwam de duiker onder in de Fommestraat in zijn gedachten; daar was het droog en er lagen zandzakken en stro. Een probleempje was dat het toch nog een hele afstand was in het donker en hij zou vaak onder de prikkeldraad door moeten kruipen. In het holst van de nacht ging hij op pad langs het tracé van de oude trambaan. Hij voelde zich tamelijk veilig, want hier kwam zelden iemand, zeker niet ’s nachts. Dat bleek deze keer anders. Ter hoogte van het Bunderdelsvoetpad hoorde hij plotseling iets achter hem aankomen; twee Duitse officieren, met hun fiets aan de hand. Het bloed steeg hem naar het hoofd en hij dacht: “noe is ’t mèt miech gedoeën” (nu is het met me gedaan).
Een van de mannen scheen hem met zijn zaklantaarn in het gezicht. Hij moet de schrik van Mathieu’s gezicht afgelezen hebben, maar hij stelde hem gerust: hij hoefde hen alleen maar de kortste weg naar Aken te wijzen. Ook nu weer niet over de grote weg, maar binnendoor. Zo goed en zo kwaad als hij kon, wees hij hen hoe ze over `t Rooth, Klein en Groot Welsden naar Margraten konden komen. Bij Margraten moesten ze dan maar weer verder zien. Ze bedankten Mathieu en verdwenen op hun fietsen in de duisternis. Maar toch zat de schrik hem zo in de benen dat hij een akker in holde en zich pardoes in de natte klaver liet neervallen.

Na een tiental minuten kwam hij tot bedaren en achtte hij het veilig genoeg zijn weg te vervolgen. Zonder kleerscheuren bereikte hij de duiker onder aan de Fommestraat. Daar was niemand, maar zoals verwacht lag er flink wat droog stro. Hij bedacht zich niet en vleide zich neer. Ondanks de piepende muizen in het stro sliep hij de rest van de nacht als een roos.

Zondag, 10 september
Toen hij wakker werd, was het al een beetje licht. Hij sprong op, klopte het stro van zijn kleren, streek zijn haren glad en ging op weg. Niet naar huis, maar regelrecht naar de kerk, naar de H. Mis van half zeven. Het was immers zondag.
En warempel, daar stonden ze, zijn medevluchters, waaronder zijn beide broers, geleund tegen de dubbele deur van het doopvont, rechts achter in de oude kerk. Ze zagen er uit als schooiers, overal stro en de schoenen onder de modder. Van bidden kwam niet veel, want er was heel wat te vertellen.
De meesten hadden in het Eckelraderveld in een veldschuur op het stro verbleven. Daar hadden ze, terwijl ze gesmokkelde Semois-shag rookten, al pratend en lachend de nacht doorgebracht. Het was duidelijk: vader Spronck had het goed bedoeld, maar had hem de verkeerde kant opgestuurd.
Later bleek het verhaal van de ruzie tussen de politieman en een N.S.B-er iets overdreven te zijn. Jan de Waal had een N.S.B-er uit Heugem een revolver afgenomen. Maar door het voorval in 1941 zat de schrik er bij de Keerder jongemannen flink in.

Amerikanen op komst
Na de H. Mis ging Mathieu naar huis voor een stevig ontbijt. Al vroeg hoorden ze Amerikaans geschut, reden voor Mathieu en zijn broer Sjeng om naar ’t Gruusselt te gaan, richting Kleinberg.

Het was een prachtige heldere zondag die 10e september. Met het blote oog konden de jongemannen zien hoe steeds mensen de grote schuilgelegenheden van de Sint-Pietersberg in en uit liepen. Daar hadden duizenden Maastrichtenaren hun toevlucht gezocht. De schuilplaatsen waren er op berekend. Er was een kapel, een bakkerij maar ook een dokterskamer. Op een geheime plaats, diep in de berg had men zelfs beroemde schilderijen, waaronder de Nachtwacht van Rembrandt, verborgen.

2015blz139

Links het huidige café Old Inn, daarnaast met poort het café annex ouderlijk huis van Mathieu Spronck.
Rechts de Meusenhof. In het midden de oude put en de groète Lìn (grote lindeboom).
De foto is begin van de vorige eeuw gemaakt.

Toen Mathieu en Sjeng daar op Kleinberg zo een tijdje stonden te kijken, leek het geschut van de Amerikanen dichterbij te komen. De granaten ontploften al tussen Gronsveld en Eijsden. Nadat enkele granaten in de Riesenberg, naar later bleek bij De Hel, terecht gekomen waren, vonden ze het toch maar veiliger terug naar huis te gaan.

Maandag 11 september
Op maandag 11 september vielen al granaten in het Eckelraderveld, bij Kleinberg en zelfs bij de huizen onderaan de Keerderberg.
De Amerikanen gebruikten voor hun artillerie-waarnemingen kleine, lichte, laagvliegende, trage vliegtuigjes te vergelijken met onze huidige sportvliegtuigen. Zij bespiedden daarmee Duitse troepenbewegingen en artillerieopstellingen. Die posities gaven ze aan hun eigen artillerie door. Zo een vliegtuigje werd vanwege zijn monotone motorgeluid in de volksmond d’n Dreuvige genoemd.
De Duitsers durfden nauwelijks op de vliegtuigjes te schieten omdat ze daardoor hun eigen positie prijsgaven.

Het begon gevaarlijk te worden in Keer; de frontlinie naderde. De dorpelingen sleepten daarom hun kostbaarste bezittingen naar hun kelders. Sommigen begroeven hun sieraden, geld en andere ‘kostbare’ zaken in tuinen en huisweiden. Ze verzamelden levensmiddelen en ze bereidden zich voor op een wat langer verblijf in de schuilplaatsen, waar ze natuurlijk ook de nacht moesten doorbrengen.

De kelder van Mathieu’s ouderlijk huis (tegenover de kerk) bood onvoldoende bescherming, omdat er een houten vloer overheen lag. Daarom bracht het gezin Spronck allerlei spullen zoals porselein en beddengoed naar de overzijde, naar de grote stevige gewelfde kelders van de Meusenhof. De nacht van 11 op 12 september brachten moeder Berb, dochter Merie en de broers Sjeng en Mathieu in de kelder van de Meusenhof door. Vader Sjiel bleef zoals altijd thuis; hij wilde zijn huis niet alleen achterlaten.
Andere Keerdenaren zonder eigen stevige kelder zaten in de propvolle, zelf gegraven schuilkelders, in de eerder genoemde duiker onder de Rijksweg of in de ondergrondse mergelgangen. Er zijn toen heel wat rozenhoedjes afgerammeld (afgeroffeld). Zoals men naderhand zei: angst en nood doet bidden!

Dinsdag 12 september
Op 12 september bezetten de Amerikanen eerst Mesch en daarna Noorbeek en later op de dag Eijsden. Dit wist men in Keer omdat de telefoonverbinding in het gemeentehuis gewoon functioneerde.
Sommige N.S.B-ers begonnen zich zorgen te maken. Ze waren gevlucht naar noordelijk gelegen dorpen of zaten verscholen op zolders, in het hooi of onder bakhuizen. Enkele vrouwen werden de dag na de bevrijding vóór het gemeentehuis (’t Keerhoes) de haren afgeknipt en de fanatiekste NSB’ers zijn later ook veroordeeld.

De granaten vielen nu al in Honthem en opnieuw in het Eckelraderveld. Bij de familie Oostenbach – Huls in Honthem werden daarbij enkele koeien gedood. De dag na de bevrijding zijn Mathieu en andere dorpsgenoten daar vlees gaan halen afkomstig van de omgekomen koeien, de zogenaamde noodslacht.

Een groep van ongeveer twaalf Duitse achterhoedesoldaten richtten op 12 september op de hoek van de Groenstraat en de Rijksweg een mitrailleurpost op. Ze zaagden daarvoor een aantal jonge eikenbomen op de Rijksweg af en bouwden van de stammen een soort stelling. Eigenlijk tevergeefs, want toen de dag erna d’n Dreuvige de mitrailleurpost ontdekt had, was het gauw afgelopen, want in de voormiddag van de 13e september regende het Amerikaanse granaten op en om de Groenstraat, achter de kerk en in de wei van de Meusenhof. De bemanning van de post heeft toen gauw haar biezen moeten pakken.

Ten slotte
Tot zo ver de (bewerkte) ervaringen van Mathieu (va Sjiel) Spronck in de dagen vóór de bevrijding. Zijn relaas van de bevrijdingsdag en de dagen erna is integraal opgenomen in het boek: De Bevrijding van Eijsden-Margraten in september 1944. Uitgegeven in oktober 2015 door de gemeente Eijsden-Margraten en de Samenwerkende Heemkunde Organisaties Margraten (SHOM).
Dit boek kan bij onze Kring besteld worden via het ons emailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. .

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME