Een bewoond hol in de Mettenberg

Grotten boden veilig en knus (?) onderkomen

door Lei Haesen

 

Vermoedelijk herinneren velen onder ons zich nog Greetje Blankers die met haar drie katten en hond tot 1972 in Maastricht “in de berg” (Sint Pietersberg) woonde. Zij was de laatste holbewoonster in het Limburgse Mergelland. Maar ook op het grondgebied van Cadier en Keer hebben in de voorbije eeuwen een aantal inwoners een onderaardse (mergel)groeve als permanente woonruimte ingericht. Het is voor ons moeilijk voor te stellen hoe deze grotbewoners hebben kunnen leven in zo’n kille en vochtige ruimte met haar schamele meubilering. Enkelen kozen bewust voor zo’n onderaardse woonruimte. Zo hebben verschillende kluizenaars in vroeger eeuwen vrijwillig gekozen voor een verblijf in de Keerder grotten. Over hen volgt te zijner tijd een afzonderlijk artikel. Voor anderen was het vaak uit bittere armoede een groeve als woonruimte in te richten. Over een nog in de vorige eeuw bewoond hol en haar bewoners willen we in deze bijdrage uitgebreider verhalen.

 

 

 

 Mettenberggrota

De voormalige (nu deels ingestorte) grotwoning in Mettenberg 

 Eerst schetsen we in het kort hoe Keerdenaren (en anderen) de grotten ooit voor andere doeleinden hebben gebruikt.

 Schuilplaats
De bevolking van Heer en Keer vluchtte tijdens roerige tijden herhaaldelijk de groeven in, met name tijdens de belegeringen van de vesting Maastricht. Bang voor plunderingen namen de boeren ook hun koeien, schapen en varkens mee. Op diverse plaatsen in de nu afgesloten grotten zijn nog vele halstergaten te zien, plaatsen waar het vee met behulp van touwen aan de muur vastgebonden werd. Boven de veestalling werd op verschillende plaatsen zelfs een hooizolder aangelegd. Zeer waarschijnlijk sliep het gezin ook op deze zolder. De door het vee afgegeven warmte maakte het verblijf in de kille grot wat aangenamer. Uit opschriften op de wanden van de groeven en uit andere bronnen weten we, dat de grotten drie eeuwen lang als schuilplaats gediend hebben. We geven enkele voorbeelden ter illustratie. Egidius (Gilles) Rutten, pastoor van Heer en Cadier, nam met zijn parochianen zijn toevlucht tot de groeve in 1676 tijdens het beleg van Maastricht. Voor drinkwater werd een speciale put gegraven, de zogenaamde pastoorsput (bij Huize St Joseph). De parochieherder overleefde het onderaards verblijf niet. Door ziekte verzwakt, overleed hij op 3 augustus van genoemd jaar. Er bestaat nog een legende dat de pastoor tijdens een belegering een aantal kerkschatten in de groeve verborgen zou hebben. Nadat het gevaar geweken was en men de kostbare beelden en andere voorwerpen wilde ophalen, bleek het deel van de groeve waar de schatten verstopt waren, te zijn ingestort en onbereikbaar geworden.

De Zusters van Barmhartigheid van het voormalige klooster langs de Keerberg lieten in de Tweede Wereldoorlog vanuit het klooster een gang graven naar de groeve om deze als schuilplaats te gebruiken. Ook de aldaar schoolgaande meisjes uit het dorp vluchtten bij dreigend gevaar met de zusters de groeve in. Landbouwer Keulen gebruikte in 1944 eveneens de grot om met zijn gehele gezin te schuilen voor oorlogsgeweld. In het weiland naast het klooster maakte hij daarvoor speciaal een ingang.

 De grotten bleken ook een gunstige plaats te zijn voor gebeurtenissen die het daglicht niet konden verdragen. Op een van de wanden staat: “den 15 juny 1799 is Joannes Vliekx den koep ingeslagen en den 17 dito is hij in den heer overleden”. De toen 19-jarige Joannes woonde in Heer. Toen in 1911 grond verkocht werd aan de paters van het Heilig Hart S.J.C. (Huize St Joseph) schreef de Limburg Koerier op 11 november van dat jaar over de groeven onder de verkochte terreinen: ‘…ze had geen strekking meer dan tot hol te dienen voor gemengde en zedeloze samenkomsten van het uitvaagsel van Maastricht en omstreken”. Hier zullen beslist geen Keerdenaren bij geweest zijn! Omstreeks 1927 boorden de zusters in de Keerberg van bovenaf een gat in de groeve om er het waswater in te lozen en de handboogschutterij Amicitia gebruikte in de vijftiger jaren een lange rechte gang als schietbaan. De mergelwand werd gebruikt als bord om de scores bij te houden.

De Mettenberg
In de Mettenberg bij Sint Antoniusbank was op het eind van de negentiende eeuw nog steeds een groeve of, zoals in de raadstukken te lezen is, een berghol of berggat als woning in gebruik. Wanneer men de Bemelerweg afwandelt, ziet men recht voor zich de Mettenberg. Deze vroeger onbeboste helling werd door geiten (metten) kaal gehouden. De helling ligt achter hoeve Beusdael (boerderij Andrien)

 

 bemelen1

 

Drie generaties van een familie Daemen zouden hier wonen. Gisbert Daemen, zoon van Thomas en Joanna Maria Haekens, werd geboren in Keer en gedoopt te Cadier op 18 september 1774. Hij huwde op 39 jarige leeftijd in Cadier met Maria Catharina Eil, een dochter van Joannes Eil en Wilhelmina Verhoeven. Zij was geboren in het Brabantse Woensel. Gisbert overleed ruim 72 jaar oud in zijn bergwoning. De arme weduwe Catharina  - zij zou, bijna 75 jaar oud, in 1855 overlijden – bleef samen met haar enige nog in leven zijnde dochter Maria Catharina (geboren 26 juni 1823) in de berg wonen. Eind 1850 kregen zij gezelschap van Pieter Janssen, die nog geen vier maanden na het overlijden van zijn eerste vrouw op 30 oktober van dat jaar trouwde met dochter Maria Catharina Daemen

 Grotwoninginter 

In de raadsnotulen van 14 juni 1854 lezen we dat Pieter Janssen naast dat hol op twee stukjes gemeentegrond een tuin en akkertje had aangelegd. Dit was gebeurd zonder toestemming en betaling van enige vergoeding of pacht aan de gemeente. Nu was Pieter Janssen, dagloner en blokbreker van beroep, ook nog van plan in de Mettenberg naast zijn woning een twintigtal zandblokken uit te breken. De raad achtte de tijd gekomen stappen te ondernemen. Men voorzag echter veel moeilijkheden en kosten om de bewoners te kunnen verwijderen. De beste oplossing zag men in het aangaan van een overeenkomst met Janssen. De raad besloot de twee stukjes grond voor een periode van drie jaar te verpachten voor de som van twee gulden per jaar. Verder mocht Pieter het eerste jaar “ten zijnen voordeele” blokken breken (hij moest de berg dan wel op zijn kosten behoorlijk openen). De twee volgende jaren zouden de blokken voor de gemeente zijn. Het dagloon van het uitbreken zou door de gemeente uiteraard betaald worden.

Pieter Janssen, zoon van Jan Janssen en Maria Agnes Ramaekers, werd geboren op 21 april 1803 in Valkenburg. Uit zijn huwelijk met de 20 jaar jonger Maria Catharina Daemen kwamen in de Mettenberg zes kinderen ter wereld, waaronder zoon Johannes Hubertus. Dat een langdurig verblijf in een bergwoning geen schadelijke gevolgen had voor de gezondheid, bewees ook dit echtpaar. Pieter bereikte de leeftijd van 78 jaar, zijn vrouw werd bijna 76 jaar oud.

In 1892 trouwde zoon Johannes Hubertus Janssen met de in Berg en Terblijt geboren Agnes Willems. Beiden namen hun intrek in de bergwoning. Dit gebeurde weer zonder toestemming van de raad, die opnieuw bevreesd was dat op deze manier de bewoner zich meester zou maken van eigendommen van de gemeente. Johannes Hubertus Janssen verklaarde zich echter bereid een kleine pachtsom te betalen en de raad ging akkoord de woning met tuintje onder bepaalde voorwaarden voor negen jaren te verpachten voor de jaarlijkse som van drie gulden (raadsvergadering 31 augustus 1892). Wanneer deze laatste bewoner de grot verliet, is niet precies bekend, maar waarschijnlijk vertrok Johannes Hubertus kort na het overlijden van zijn vrouw. Agnes Willems overleed reeds in 1894 in het kraambed, een dag na de bevalling van een levenloos jongetje, haar eerste kind. 

 Dankzij onder meer mededelingen van Harry Mourmans (Sint Antoniusbank) weten we welke groeve in de Mettenberg als grotwoning diende (zie plattegrond en tekening hieronder). In het woongedeelte was een verlaagd plafond aangebracht, vermoedelijk om zo veel als mogelijk te profiteren van de door het open haardvuur afgegeven warmte. Zowel in de woonkamer als in de “bijkeuken” was in de buitenwand een glasraam aangebracht. Zo kon tenminste nog enig daglicht tot beide vertrekken doordringen.

Mettenberggrotd 

Plattegrond grotwoning Mettenberg

 Op deze situatietekening is ook de ligging van de Kategrub aangegeven. In Ut Wiet Klief van maart 1992 lezen we in een artikel van Hub Lemmens, dat Wiel Mourmans van Sint Antoniusbank hem vertelde dat de gröb (dalweg) genoemd is naar Kate, de laatste bewoonster van de grotwoning achter hoeve Beusdael. Deze woning zou in de twintiger jaren van de twintigste eeuw door de gemeente gesloopt zijn. Zou Kate onze Maria Catharina Daemen zijn? Haar moeder was een Brabantse en Kaat (Kate) is aldaar een verkorting van Catharina. Kate hield zich bezig met werken van naastenliefde, onder meer met het “afleggen” van doden. In genoemd artikel staat nog een leuk voorval over Kate. Toen zij een keer in de nachtelijke uren terugkeerde van het Gasthuis, zag zij overal langs haar pad geheimzinnige lichten. En toen zij ook nog voetstappen op het verlaten pad hoorde, verborg zij zich langs de kant.    

 Zij wachtte angstig af wat er gebeuren ging. Het was een hele opluchting, toen zij de naderende man herkende als een betrouwbare inwoner van Sint Antoniusbank. Deze legde haar uit, dat niet de vuurman aan het werk was, maar dat het licht veroorzaakt werd door rottende boomstronken. Dit verschijnsel ontstaat door inwerking van zuurstof op bepaalde stoffen, hetgeen een soort oxidatie (langzame verbranding) teweegbrengt. De mensen hadden vroeger vaak meer bijgeloof dan kennis van natuurverschijnselen en zochten toch een verklaring voor het geheimzinnige in de natuur.

 Mettenberggrotb

 

De woning vanuit de moestuin gezien

 

Met dank aan Jean Keulen en Wiel Becker:
Verder geraadpleegd:
J. Knubben, SOK mededelingen 20, de grotten van Heer, december 1992.
P.J. Felder: Geologie van Cadier en Keer.

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME