In de vorige Keerder kroniek was op bladzijde 180 bij de plaatselijke benaming de Hel sprake van een paard dat plotsklaps in de grond verdwenen was.
Het verhaal van het verdwenen paard deed vaker de ronde, maar werd meestal afgedaan met: “Het zal wel een sterk verhaal zijn”. Na het verschijnen van de vorige Kroniek kregen wij oude krantenknipsels, die door wijlen Anna Tillie-Heijnen bewaard waren. In één van die knipsels, een deel van een pagina van de Limburger Koerier van 5 november 1915, werd het volgende voorval vermeld:
Inzinking. – CADIER EN KEER – Dinsdag voormiddag ploegde de zoon der wed. P. Spronck op het land nabij het bosch (richting Gronsveld). Op eens zakte het paard met de achterpooten en wel zoo diep, dat hij het niet meer van de plaats kon krijgen en om bijstand riep, doch in weinig tijds was het met het achterlijf al ingezonken en alleen de kop en voorpooten waren nog even boven de grond. Spoedig was het schoon 7-jarige drachtige paard dood.
Naar men meent te weten, zijn er lang geleden mergelblokken onder dat land en de streek rondom uitgegraven; de ingang dier groeve is niet ver af nog te zien. Het geval wordt druk besproken, vooral de vraag: wie zal dat paard – een waardevol beest – betalen?
Jaargang 3 blz 24