Jarenlang kwamen onze kringleden Jean Keulen (†) Maria Geelen-Janssen en Daisy Becker-Hagelsteijn maandelijks samen in de stadsbibliotheek in Maastricht. Daar lagen dan oude kranten – voornamelijk de Limburger Koerier – voor hen klaar om te speuren naar oude artikelen over ons dorp. Echter, een jaar of tien terug begon de Koninklijke Bibliotheek alle kranten te scannen en online te plaatsten (www.Delpher.nl). Vanaf toen kunnen we vanachter onze computer de kranten doornemen.
Een feestconcert bij gelegenheid van de martelganskermis
Tijdens het surfen op de site van Delpher trok een artikel van ruim negentig jaar geleden mijn aandacht (Limburger Koerier, 18 september 1926) over de z.g. Martelganskermis op ’t Rooth, waar onze fanfare Sint-Blasius ’t konsaer (concert) verzorgde.
In het artikel was de naam “Martelganskermis” reden om wat verder onderzoek te doen.
Rondvraag
Tijdens een kleine rondvraag is al snel duidelijk dat niemand het woord “martelganskermis” nog kent. Het woord blijkt uit ons collectief geheugen te zijn gewist. Alleen in oude heemkundeboeken en vocabulaires (woordenboeken) komt het woord “Martelgans” of “Martelgaus” nog voor.
In de Woordenlijst uit het Valkenburgsch Plat door Theodoor Dorren 2de druk (1928) lezen we:
Martelgaus = Zuid-Limburgs oogstfeest. Zoodra de oogst ingeschuurd is, wordt van de eerste gedorschen tarwe vlaai gebakken en den opvolgenden Zondag “martelgaus” gevierd. Dit eerste graan heette het malder Gods, door letteromzetting en afslijting tot martelgauws geworden.
Martelganskermis, een oogstfeest
De martelganskermis is dus volgens Dorren (1857-1937) een oogstfeest. De boerenbevolking viert dan dat ze hun graanschuren weer met verse gewassen kunnen volstouwen. Vaak spitste de martelgaus-ceremonie zich toe tot de laatste schoven die van het land kwamen.
In een oude kroniek van een Zuid-Limburgs plaatsje staat vermeld: “Wanneer de landman de laatste kar of wagen veldvruchten naar de schuur bracht, dan werd er feest gevierd. Dat noemde hij de martelgaus vieren”.
Ook in onze buurdorpen werd de oogstwagen met de laatste gerf koeëre (korenschoof) met veel egards naar de boerderij gebracht. Op de kar werd ‘ne bèrkemèi-j (versierde tak van een berkenboom) geplaatst en het paard dat de oogstwagen trok, werd met bloemen en vaantjes opgetuigd.
In Gronsveld kent men – volgens de Groéselder diksjenèr (1979) – de uitdrukking: de mèi-j inhoeële. wat betekent: “de laatste veldvruchten van het veld halen”.
(Half)oogstfeest in Cadier en Keer
In ons eigen dorp vierden – tot een jaar of zestig terug – de Keerdenaren op 15 augustus (Maria-Tenhemelopneming): de vlaajekèrmis. Ongetwijfeld hebben we hier ook met een oogstkermis te maken. Het feest op 15 augustus werd ook wel “halfoogstfeest” genoemd. Augustus was immers de oogstmaand en iedereen in het katholieke Zuiden had sowieso op 15 augustus (Mariadag) vrij. Een uitgelezen dag om kermis te vieren en zich te goed te doen aan verse vlaaje.

Koffiepauze tijdens de oogstwerkzaamheden.
Vanaf links Guillaume Lemmerling, Wiel Schevers, Nèt en Mien Lemmerling
Gaushoùwe
Aan het woord martelgaus kleeft volgens de Maastrichtse taalkundige dr. Joseph Endepols (1877-1962) nog een andere betekenis. Hij is het weliswaar eens met de uitleg van zijn collega Theodoor Dorren maar voegt nog een tweede betekenis toe aan het woord martelgaus.
Dr. Endepols veronderstelt dat het ook te maken kan hebben met de letterlijke betekenis, namelijk “martelen van de gans”: gaajs beitele, in veel plaatsen: gaushoùwe (gans slaan) genoemd. Dit was een activiteit die stamt uit de middeleeuwen en in de 19de eeuw nog veelvuldig in onze regio voorkomt.

Algemeen Dagblad 18 november 1884
Of onze vroegere dorpsgenoten ook aan gaushoùwe hebben gedaan? Waarschijnlijk wel, maar dan in de 18e en misschien wel 19e eeuw. Overigens, bewijs hiervan hebben we (nog) niet gevonden.
Ten slotte
Begin vorige eeuw was in onze streek gaushoùwe praktisch verdwenen, totdat de Jonkheid van Maarland in 1957 het gebruik weer nieuw leven inblies. De bronkdinsdag was wat ingeslapen en de Jonkheid zocht naar een activiteit die niet alleen leven in de brouwerij bracht, maar daarbij ook nog wat centjes opleverde. Wel gebruikte de Jonkheid geen levende maar een dode gans. Toch na twintig jaar begon de Dierenbescherming zich ermee te bemoeien. Uiteindelijk moest de Jonkheid het hoofd buigen voor de druk van ‘buiten’. Vanaf 1985 wordt de dode gans vervangen door een geprepareerd touw dat als denkbeeldige ‘hals’ moet fungeren. Ironisch genoeg werd dat jaar pastoor Starmans, die altijd fervent voorstander van het traditionele gansslaan was gebleven, winnaar.
Geschreven door Jo Purnot (2019)
Literatuur:
Maarland, Henk Boersma, 2004.
Festschrift Mattias Zender, 1972.
www.Delpher.nl. Diverse kranten en tijdschriften.
Op internet zijn nog foto’s van ganshoùwe te vinden.
Met dank aan: Bibliotheek Meertens Instituut, Lidy Jansen. Amsterdam.