Komende uit Maastricht richting Cadier en Keer ziet men rechts van de Rijksweg, tegen de helling aangeplakt, een imposant gebouw. Imposant, niet alleen vanwege de omvang maar ook vanwege de, qua architectuur, statige bebouwing. Het gebouw ademt nadrukkelijk de geest van een bepaalde eenvormigheid en gestrengheid.
In de volksmond wordt dit gebouw aangeduid als “t gesjtiech’ (het gesticht). In dit artikel wordt op de bouw en de persoon van de stichter nader ingegaan. Daarbij komen mede aan bod de doelstelling van Huize St. Joseph, waarbij haar bewoners uiteraard niet worden vergeten.

Huize St. Joseph omstreeks 1960 (links boven: Huize St. Gerlach)
De aanleiding
Het gebouwen de bijbehorende terreinen van Huize St. Joseph waren oorspronkelijk gelegen op het grondgebied van de voormalige gemeente Heer. Als gevolg van de annexatie van Heer in 1970 door de gemeente Maastricht werden alle eigendommen van Huize St. Joseph overgeheveld naar de (toenmalige) gemeente Cadier en Keer. De bewoners waren niet langer Heerdenaren maar Keerdenaren.
De aanleiding voor de bouw van Huize St. Joseph ligt in een toevallige ontmoeting, die in augustus 1910 plaatsvond in de trein van Maastricht naar Spaubeek. Pater Kusters, op weg naar zijn geboorteplaats Spaubeek, ontmoette er een medetreinreiziger. Deze begeleidde een tweetal magere, bleke en verwaarloosde kinderen naar het gesticht in Heel bij Roermond. Pater Kusters was door dit tafereel zwaar getroffen en zijn gemoed werd nog eens extra op de proef gesteld, toen de begeleider van de kinderen aangaf dat er nog tientallen van ‘hetzelfde kaliber’ in Maastricht en Limburg moesten rondlopen. Er was namelijk onvoldoende opvangmogelijkheid.
De stichter
Huize St. Joseph is er gekomen dankzij de initiatieven en grote inzet van Pater Matthaeus Gerlachus (roepnaam: Matthieu) Kusters S.c.J.
Hij werd op 5 augustus 1866 geboren in een boerengezin in Spaubeek. Pas op latere leeftijd begon hij met zijn priesterstudie; zijn wijding vond plaats op 29 september 1895 te Sittard. Hij was toen 29 jaar oud. Maatschappelijk en sociaal erg bewogen, koos hij daarbij voor de nog jonge Congregatie der Priesters van het Heilig Hart van Jezus. Stichter van die Congregatie was de Franse priester-advocaat Kanunnik mr. dr. J.L. Dehon. Deze – later uitgegroeid tot een van de grootste Franse sociologen van de negentiende eeuw – was door de Franse kloosterwetten gedwongen om uit te wijken naar het buitenland.
Pater Leon Dehon was op 14 maart 1843 te La Capelle (Aisne in Frankrijk) geboren uit een rijke en voorname familie. Hij studeerde rechten te Parijs en promoveerde in 1864. Hij overleed op 12 augustus 1925 in het klooster van zijn congregatie te Brussel. De belangrijkste taak van de in 1878 opgerichte Congregatie was “te werken in den geest van eerherstellende liefde”. Dat kon worden gerealiseerd door zich vooral te richten op de minstbedeelden in de samenleving.
Na zijn priesterwijding in 1895 werkte pater Kusters enige jaren als missionaris in de Franse zielzorg. Teruggeroepen, werd hlj door Zljn oversten (samen met een tweetal andere priesters) belast met de stichting van een opleidingsschool voor toekomstige priester-missionarissen van zijn congregatie in Bergen op Zoom. Daar trad hlj op als bouwheer en eerste rector. Nog voor het verstrijken van zijn benoemingstermijn als rector, werd hij naar Leuven gestuurd om een scholastikaat (studiekring) te stichten voor filosofie- en theologlestudenten. Kort daarna volgde zijn benoeming tot lid van het Hoofdbestuur van de Congregatie.

Pater Kusters (1866-1944)
Na de vluchtelingeninvasie in 1914 bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd hij hulpaalmoezenier in het leger. In 1920 richtte pater Kusters vlak over de grens – in Lanaken – een opleidingshuis op voor broeders en een Belgisch-Nederlandse Apostolische school voor toekomstige priestermissionarissen. Hiervan had hij de leiding tot 1926; in dat jaar werd hij door zijn Congregatie naar Rome gedirigeerd. Daar werkte hij onder de allerarmsten. Teruggeroepen naar Duitsland om zijn medepriesters bij te staan in de moeilljke jaren dertig, wierp hij zich – bijna 70 jaar oud – op de studie van het Engels met de bedoeling in Engeland uitvoering te geven aan het droombeeld van Pater Dehon: de invoering van een Congregatie in Engeland. Ook dit is hem gelukt.
Tijdgenoten beschreven hem als een groot idealist en zeer temperamentvol mens. Vooral zijn temperament speelde hem vaak parten in contacten met anderen. Een ‘diplomaat’ kon hij niet direct genoemd worden. Zijn grote sociale bewogenheid, gepaard aan zijn redenaarstalent, deed hem van de preekstoel vaak heftig en onverbloemd uitvaren tegen door hem geconstateerde misstanden. Als organisator was hij een ‘man van de grote lijn’; details interesseerden hem weinig. Tegenwoordig zouden wij hem als ‘manager’ betitelen. Zijn congregatiestichter pater Dehon typeerde hem wellicht het beste: ‘le petit Napoleon’ (de kleine Napoleon).
Het werk van pater Kusters bleef niet onopgemerkt. Bij het 25-jarig bestaansfeest van de St. Joseph-vereniging op 23 juni 1936 werd hij benoemd tot officier in de Orde van Oranje Nassau. Vele autoriteiten gaven op die dag acte de presence, waaronder de Minister van Justitie mr. van Schaik, ‘vader-bisschop’ mgr. Lemmens en aalmoezenier van de katholieke arbeiders in Limburg mgr. dr. Poeis. De raad van de gemeente Heer toonde zijn erkentelijkheid door de vroegere St. Josephweg om te dopen in Pater Kustersweg, een benaming die tot op de dag van vandaag gehandhaafd is.
Temidden van velen vierde pater Kusters bij Londen (Redbom) op 10 augustus 1935 zijn 40-jarig priesterfeest. Pater Kusters is 78 jaar oud geworden; hij overleed op 24 oktober 1944 te Hemel Hempstead (Engeland).
Pater Kusters was een muziekliefhebber. Een van zijn eerste activiteiten na de stichting van Huize St Joseph was de oprichting van een harmonie, waarbij hijzelf het dirigeerstok je hanteerde. Dat was ook het geval toen hij in 1914 de toenmalige Minister van Justitie bij café Bogman, onder aan de Keerderberg, met zijn harmonie muzikaal verwelkomde.
Het vervolg
Toen pater Kusters in 1911 zijn functie als rector van het grootseminarie in Leuven – vanwege de geldende canonieke voorschriften – moest neerleggen, omdat de gestelde periode van zes jaar.afliep: zocht hij een nieuwe uitdaging. Zijn vriend J. Hillen te Maastricht wlst wel wat. Reeds enkele jaren eerder had hij pater Kusters gewezen op de noodzaak om in het bisdom Roermond een voogdijgestlcht voor jongens te stichten. Hij achtte pater Kusters daarvoor de meest aangewezen persoon, alhoewel die van het runnen van een voogdijgestlcht geen enkele notie had!
Dat Hillen zijn vriend op de gedachte bracht van een voogdijgestlcht was op zich niet zo vreemd. Hillen zelf was namelijk rector van het voogdijgesticht voor meisjes aan de St. Pieterstraat (Mlsericorde), dat hijzelf in 1904 had gesticht. Hij was toen nog kapelaan aan de St. Matthiaskerk te Maastricht. Enkele jaren later trad hlj op als de grote initiator van het St. Vincentiusgesticht te Amby (Huize Severen) dat in 1912 tot stand kwam.

Huize St. Joseph in aanbouw (1912)
Pater Kusters was toentertijd lid van het Generale Bestuur van de congregatie van de S.J.C. Dat lidmaatschap stelde hem in de gelegenheid om zijn plannen in dit Bestuur te bespreken, waarbij hlj zich beriep op het voorschrift van de orde dat inhield dat “de leden zich moeten beijveren in alle werken van zielzorg, vooral in die welke aan de lagere volksklassen ten goede komen”. Het duurde niet lang of pater Kusters ontving de schriftelijke goedkeuring van zijn Generale Overste, pater Dehon. Aan deze goedkeuring was de opdracht verbonden met de toenmalige bisschop van Roermond (mgr. Drehmans) te overleggen.
Oprichting vereniging St Joseph
Ook de bisschop van Roermond kon met de oprichting van een voogdijgestlcht instemmen. Daarbij hielp het een handje dat ook de Maastrichtse geestelijkheid de plannen wel zag zitten en zich daarachter schaarde. Bisschoppelijke goedkeuring volgde in december 1910. Het Rijk, in de persoon van de minister van Justitie, mr. Robert Regout, zei bij een overleg op het ministerie in Den Haag in januari 1911 alle steun toe, voor zover de in 1901 tot stand gekomen zogenaamde Kinderwetten dit toelieten. Pater Kusters zette in op een inrichting waar 400 jongens een onderkomen zouden kunnen vinden. Het ministerie vond dit aantal veel te groot en kwam uit op maximaal 250 kinderen.
De volgende stap bestond uit het zorgen voor de juiste juridische grondslag. Op 18 mei 1911 werd de vereniging St. Joseph opgericht, waarna de statuten bij Koninklijk Besluit van 15 juni 1911 werden goedgekeurd. De vereniging stelde zich ten doel: “de zorg voor verlaten, hulpbehoevende of verwaarloosde mannelijke personen van elke leeftijd, in het bijzonder de duurzame verzorging van minderjangen in of buiten gestichten”. Pater Kusters werd de eerste directeur.
Opvallend is dat in de geraadpleegde stukken nergens is gemotiveerd waarom de naam van St. Joseph aan het gesticht werd gegeven. Was het een vanzelfsprekendheid om de voedstervader van Jezus met het opvoedingsgesticht in verband te brengen? Diende St Joseph als lichtend voorbeeld voor de ideale vader van het gezin? Was hij voor de internaatkinderen de gewenste vervanger van de ontbrekende vaderfiguur? Of diende St Joseph als symbool voor de noeste huisvader die met handarbeid (St Joseph was timmerman) zijn gezin diende te onderhouden? Was er een relatie met de opleidingen die in Huize St. Joseph werden gegeven en die – wij zullen dit in het tweede deel van dit artikel nog zien – alle gericht waren op handarbeid? Bij het ontbreken van geschreven bronnen kunnen wij er slechts naar glssen.

Bouwteam Huize St Joseph
Bouwterrein
Naarstig werd er gezocht naar een geschikt terrein om het gesticht te bouwen. Omdat de plannen voor een dergelijke bouw in de reglo mmiddels bekend waren, werd er van verschillende zijden (waaronder diverse gemeentebesturen) bouwgrond aangeboden. Diverse locatles werden bekeken zoals het fort Willem te Maastricht en de Meerssenerhei in Amby. Pastoor de Wever van Heer vestigde de aandacht op een terrein in zijn parochie. Het beoogde terrein was gelegen aan de Keerderberg en was eigendom van de (toenmalige) gemeente Heer.
Mede dankzij de inzet van de burgemeester van Heer, de heer L.E.M. van Oppen, besloot de gemeenteraad in maart 1911 tot verkoop van de betreffende gronden ter grootte van 6 1/2 ha tegen een prijs van 3000 gulden. Voorwaarde was wel dat de paters op hun kosten een nieuwe weg zouden aanleggen. Dwars door het bouwterrem liep namelijk de Keerderstraat oftewel de Oude Akerstraat. Deze weg vermoedelijk van Romeinse oorsprong – verbond Maastncht met (uiteindelijk) Trier. In ons dorp maakte een gedeelte van de Limburgerstraat (Echtersjtraot) deel uit van deze weg.
In de loop van 1911 werd nog grond gekocht van particulieren en van het kerkbestuur van Heer. Het betrof in totaal 3 1/2 ha, waarvoor een bedrag van 8000 gulden werd neergelegd. De aankopen werden voltooid in januari 1912: van de toenmalige gemeente Cadier en Keer werd 10 ha verworven voor een prijs van 5.500 gulden.
Start van de bouw
Pater Kusters arriveerde in mei 1911 in Heer met kar en paard, een voorraad pluimvee en een ex-broeder Trappist (van huis uit slager!) om de leiding van de bouw op zich te nemen. Zij namen hun intrek in boerderij De Kroon aan de Molenweg. Jarenlang had dit gebouw leeg gestaan en hun woongenot was slecht te noemen. Weldra kwamen ook de eerste zes pupillen.
Spoedig werd het terrein uitgezet en konden de werkzaamheden starten. Vanwege de ligging in de helling was het allereerst nodig om het terrein te egaliseren, waardoor duizenden kubieke meters grond verzet diende te worden. In die tijd gebeurde dat geheel met mankracht!
Bijkomend voordeel was dat bij de afgraving de nodige zand en kiezel beschikbaar kwam, een materiaal dat bij de bouw van pas kwam.
Datzelfde gold voor de vrijkomende klei; de grondstof voor de bakstenen. Daarvoor werden vier ‘brikkenovens’ gebouwd.
De nabij gelegen mergelgroeven werden in eerste aanleg door de Inspectie van het Mijnwezen afgekeurd voor exploitatie omdat deze sedert tientallen jaren niet meer voor het breken van mergel in gebruik waren. Daardoor was het noodzakelijk om nieuwe mergelgroeven in gebruik te nemen. Omdat de nieuwe groeven al snel niet meer aan de grote behoefte konden voorzien, ging de inspectie toch overstag: de oude groeven konden – na enkele aanpassingen – opnieuw gebruikt worden. Er was namelijk ook mergel nodig voor de bouw van het naastgelegen Huize St. Gerlach, de noodkerk aan de Scharnerweg en de St Lambertuskerk te Maastricht.
De bouwperiode
Het bouwen van Huize St Joseph geschiedde in eigen beheer. Wel werd een architect aangetrokken (Ramakers uit Sittard). Deze raamde de totale bouwkosten op 625.000 gulden (voor die tijd een astronomisch bedrag). Voor zijn werkzaamheden diende hij een declaratie in die er ook niet om loog: f 31.249,68, zijnde 5% van de geraamde bouwsom. Tijdens de bouw waren er soms meer dan 250 mensen aan het werk. Hun werkweek bedroeg 66 uur oftewel 6 dagen van 11 uur! Daarbij werd geen onderscheid gemaakt tussen de timmerlieden, de blokschavers, de opperlieden, de grondwerkers en de metselaars. Het onderscheid betrof wel het uurloon: de grondwerkers verdienden het minst (van 18 tot 20 cent per uur); de blokschavers het meest (van 25 cent tot 30 cent per uur); de timmerlui zaten daartussen in.

Huize St. Joseph, kort na de voltooiing
De fundamenten konden in september 1911 worden gelegd en in oktober 1913 was het gebouw voltooid. Wat toen resteerde was de afwerking aan het interieur. Toch duurde het nog geruime tijd voordat het gebouw volledig bewoonbaar was. De watervoorziening vond aanvankelijk plaats door het vullen van emmers aan de bouwkranen. Verlichting was er ook nog niet; petroleumlampen zorgden voor enig licht in de duisternis.
Politieke perikelen
Het besluit van de gemeenteraad van Heer om het terrein te verkopen voor de bouw van een voogdij gesticht, was met de kleinst mogelijke meerderheid genomen: vier stemmen voor en drie tegen. Daarbij speelde de rivaliteit tussen de plaatselijke harmonieën een grote rol. Dankzij de invloed van de harmonie ‘van boven’ oftewel Heer Vooruit was de meerderheid in de Raad voor. De vlam sloeg in de pan toen de Limburger Koerier een ingezonden brief publiceerde van één van de wethouders. In die brief kwamen nogal wat insinuaties voor in de richting van de voorstemmers en de burgemeester (E. van Oppen). Deze laatste zou de verkoop hebben doorgezet omdat hem bij een vermeerdering van het aantal inwoners een salarisverhoging wachtte. Gevolg was een proces tegen de wethouder wegens smaad.
Maar dat was nog niet alles. In 1911 hadden ook gemeenteraadsverkiezingen plaats en in Heer kreeg een zgn. onafhankelijke partij de meerderheid. De goede bedoelingen van de paters werden in twijfel getrokken. De raadsmeerderheid besloot om een rechtszaak tegen de paters te starten om de verlegging van de weg ongedaan te maken. De paters besloten tot het doen van een tegenzet: alle bouwwerkzaamheden aan het gesticht werden stop gezet. Dat bracht met zich mee dat ongeveer een 60-tal werknemers uit Heer werkloos werden. Spoedig daarna ging de gemeenteraad door de knieën: het besluit om te procederen werd ingetrokken. De bouw kon daarna met kracht worden voortgezet.
Ingebruikname
Het nieuwe gebouw werd in mei 1912 voor het eerst in gebruik genomen. Het betrof de linkervleugel met corresponderende werkplaatsen. Pater Kusters trok er met enkele van zijn medepaters in, tezamen met een zestal pupillen. In oktober 1913 – een jaar voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog – was het gehele bouwwerk klaar en konden de overige pupillen ontvangen worden. Deze kwamen uit de Rijksopvoedingsgestichten van Avereerst, Doetinchem en Alkmaar.
Spoedig groeide het aantal bewoners uit tot ongeveer 250.

Luchtopname van Huize St. Joseph
De bewoners
De Kinderwetten van 1901 maakten onderscheid tussen ‘voogdijkinderen’ en ‘regeringskinderen’. Tot de voogdijkinderen behoorden wezen en kinderen die door de rechter aan de ouderlijke macht waren onttrokken. Dat gebeurde in het geval de ouders hun opvoeding verwaarloosden (materiële verwaarlozing) of omdat zij niet bij machte waren hun kinderen behoorlijk op te voeden (pedagogische onmacht). De rechter droeg de voogdij van de onder toezicht gestelden kinderen op aan een voogdij voerende vereniging; deze plaatste de kinderen in particuliere gestichten of in geschikte gezinnen.
Kinderen die voor de kinderrechter moesten verschijnen, maar waaraan geen straf was opgelegd, konden door de rechter ter beschikking van de regering (t.b.r.) worden gesteld. Zij werden aangeduid als ‘regeeringskinderen’. In een dergelijk geval kreeg het gezin pedagogische begeleiding van een maatschappelijk werker. Weigerden de ouders hun medewerking of bleef het kind zich misdragen, dan werd overgegaan tot plaatsing in een opvoedingsgesticht. Dat kon een Rijksopvoedingsgesticht zijn of een gesticht dat toebehoorde aan een vereniging, die door het Rijk was goedgekeurd. In 1946 werd nog een jongetje van 9 jaar wegens straatschenderij met t.b.r. op Huize St. Joseph ondergebracht. Het ’ter beschikking van de regering stellen’ komt heden ten dage uitsluitend nog voor bij volwassenen.
In het voogdij gesticht St. Joseph waren beide groepen vertegenwoordigd. Hun leeftijd varieerde van 7 tot 21 jaar; een groot deel van de kinderen was wees.
Tucht en discipline
Werden wezen door de buitenwereld nog met een zeker medelijden bejegend, dat gold niet voor de ‘regeringskinderen’. Deze voogdijkinderen werden veelal gezien als ‘gestichtsboefjes’ die als zodanig ook behandeld dienden te worden. Vergeten werd dat een deel van deze kinderen buiten hun schuld in een dergelijke situatie verzeild geraakt waren. Daarbij kwam dat de voogdijkinderen voor de buitenwacht gemakkelijk herkenbaar waren. Dat gold niet alleen voor de uniforme kleding die zij droegen, maar ook door de praktisch geheel kaal geschoren hoofden.
De pedagogische aanpak in de voogdij gestichten was gebaseerd op militaire principes. Orde, tucht en netheid, behoorden tot de eerste beginselen die de kinderen werden bijgebracht. Discipline was uitermate belangrijk en straffen bij overtreding van de regels waren niet mals. Op ontvluchting stond veertien dagen cachot met om de andere dag water en brood. Als bijkomende sancties gold dat een half jaar geen bezoek mocht worden ontvangen en dat er niet mocht worden deelgenomen aan de zondagse wandelingen. Als klap op de vuurpijl kwam nog de corveedienst; die bestond uit het schrobben van de gangen.
Ontvluchtingen waren niet gunstig voor het gesticht. De kwaliteit van de inrichting werd onder meer beoordeeld aan de hand van het aantal ontvluchtingen. Hoe minder ontvluchtingen, hoe beter het gesticht! Er werd dan ook alles aan gedaan om weglopen te voorkomen.
De strenge methodes die toentertijd werden gehanteerd, botsten met het ideaal van pater Kusters. Hij was een gevoelsmens hetgeen somtijds tot gevolg had dat hij de regels ruim interpreteerde en genade voor recht liet gelden. Toch is het niet verwonderlijk dat de jongens het gesticht vaak maar niks vonden. De aanpak door de broeders was hard, de straffen waren zwaar en er werden drilmethodes gebruikt. Verder werd er reglementair veel gebeden van ‘s-ochtends vroeg tot ‘s-avonds laat. Het behoeft geen betoog dat dit laatste vooral vervelend was voor de jongens uit niet-godsdienstige gezinnen.

De klompenmakerij
Onderwijs
Officieel werd op 1 mei 1914 met het geven van lager onderwijs gestart. Voor ongeveer 240 kinderen stond een personeelsformatie beschikbaar bestaande uit zes paters, een priesterstudent (frater), negen broeders en twaalf leken (tien werkmeesters en twee onderwijzers).
De pupillen (uitsluitend jongens) ontvingen zowel vak- als gewoon onderwijs. Het vakonderwijs was oorspronkelijk uitsluitend praktijkgericht. Het theoretisch vakonderwijs was in het begin uiterst pover.
Het praktijkgerichte onderwijs vond plaats in werkplaatsen waar de jongens een vak konden leren, zoals kleermaker, schoenmaker, mandenvlechter, land- en tuinbouw er, schilder, timmerman, smid of metselaar.
De gelden die van het Rijk werden ontvangen om de inrichting te exploiteren waren niet voldoende. Naarstig werd er gezocht om de precaire financiële situatie van de inrichting te verbeteren. Al gauw kwam daarbij de gedachte op om opdrachten van het bedrijfsleven te accepteren. Dat nam alras een zodanige omvang aan, dat soms in ploegendiensten (dag en nacht) gewerkt werd om de opdrachten af te werken. De kroon werd daarbij gespannen door de manden-, kisten- en klompenafdeling. Dat een en ander ten koste ging van het onderwijs was een nadeel dat men op de koop toenam.
De directie van Huize St. Joseph streefde ernaar om de leerlingen met een landelijk erkend vakdiploma het voogdij gesticht te laten verlaten.
Hiervoor was een officiële erkenning van het vakonderwijs bij Huize St. Joseph door het Rijk noodzakelijk. Aan die voorwaarde werd op 1 juli 1927 voldaan en kon de Ambachtsschool St. Joseph van start.
Sindsdien hebben velen die school bezocht, waaronder ook nietvoogdijkinderen uit de naaste omgeving, ook uit Cadier en Keer. Als gevolg van een vernieuwing van de onderwijswetgeving is de ambachtsschool later ‘omgezet’ in een lagere technische school (l.t.s.).
Eerste Wereldoorlog
Op 4 augustus 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. Huize St. Joseph was nog maar net geopend. Spoedig kwamen de eerste Belgische vluchtelingen in groten getale de grens met Nederlands Limburg over. Deze mensen werden veelal ondergebracht in scholen en andere door de overheid gevorderde gebouwen. Ook het voogdij complex diende een bijdrage in de huisvestingsproblematiek te leveren.
Ongeveer 200 vluchtelingen vonden hier onderdak, voor het grootste deel in Huize St. Gerlach (zie: Keerder Kroniek, jaargang 4, pag. 128 e.v.). Voor Huize St. Joseph was het een moeilijke periode. Er was gebrek aan van alles, zoals textiel voor kleding van de jongens, brood, aardappelen en brandstof voor de verwarming.

De mandenvlechterij
Periode 1914-1940
Huize St. Joseph ontwikkelde zich in deze periode gestaag. Vele zaken werden verder geprofessionaliseerd, met name het pedagogische aspect. Het huishoudelijk werk kwam geleidelijk in handen van Duitse Franciscanessen; hun aantal werd uitgebreid tot negentien. Zij waren gehuisvest in Villa Carl aan de Oude Molenweg; zij zouden aan Huize St. Joseph verbonden blijven tot 1965.
Voor de pupillen werden tal van initiatieven ondernomen om te zorgen voor de noodzakelijke ontspanning. Er kwamen bootreisjes, een wandelclub (De Globetrotters) en een harmonie.
Voetbal was een vanzelfsprekendheid. In het begin gebeurde dat met een papieren bal. Rubberen ballen liepen te snel leeg en een leren bal was niet te betalen. Het voetbal op het internaat liep zo goed dat in 1935 de club RKVVV werd opgericht, die in de Limburgse voetbalcompetitie meespeelde. De laatste V stond daarbij niet voor Voogdij maar voor Victoria: de Rooms-Katholieke Voetbal Vereniging Victoria.
Er werd een begin gemaakt naar meer openheid, waarbij er ook meer contacten werden gelegd met personen en instanties buiten het eigen gesticht. Aan vernieuwing van de opvoedkundige elementen werd meer aandacht besteed: het autocratische bewind vlakte duidelijk af.
De Tweede Wereldoorlog
Vanwege de oorlogsdreiging was gezorgd voor schuilgelegenheden tegen luchtaanvallen. Deze werden gevonden in de nabij gelegen mergelgroeve. De eerste nachten na de Duitse inval in mei 1940 werden door de hele gemeenschap van Huize St. Joseph doorgebracht in deze groeve, waarin geslapen werd op stro, dat op de grond uitgespreid was. Ook voor burgers uit de omgeving bood de groeve een goede schuilgelegenheid. Van directe oorlogshandeling in de onmiddellijke omgeving was echter geen sprake, ondanks het feit dat in het weiland bij café Bogman en de ‘kiezelkoel’ enkele stukken Duits geschut opgesteld stonden.
De Nazi’s ondernamen na de bezetting van Nederland al spoedig pogingen om de jongens van Huize St. Joseph te ronselen voor dienstneming bij de S.S. Enkele jongens meldden zich – tegen het advies van de leiding – inderdaad aan en werden in het Oostfront ingezet. Niet iedereen keerde daarvan levend terug.
Juli 1942 werd het hele complex van Huize St. Joseph door de Nazi’s gevorderd vanwege de anti-Duitse gezindheid. De religieuzen (met uitzondering van enkele broeders die de boerderij runden en de zusters) werden in twee overvalwagens geladen en naar het station in Maastricht gebracht met de mededeling dat zij verder hun plan maar moesten trekken. Daarna werden alle jongens en hun begeleiders op transport gesteld. De regeringsjongens gingen naar Stokershorst (Midden-Limburg), de ‘onder toezicht gestelden’ gingen naar Sittard (Missiehuis Leyenbroek) en de lagere schooljongens vonden ook onderdak in Sittard (Watersleij).
Periode na 1945
Nadat de oorlogshandelingen in deze streek in september 1944 beëindigd waren, was een snelle terugkeer naar Huize St. Joseph niet mogelijk. Het gebouw was na de Duitse aftocht in gebruik genomen als Amerikaans militair hospitaal en vervolgens werd het gebruikt voor de opvang van repatrianten uit Duitsland. Het duurde tot juli 1945 voordat de terugkeer naar Heer een feit werd.
Het onderwijs aan de jongens kon worden hervat in september 1945. Ook de sportactiviteiten werden weer opgepakt. Er kwam een tweede voetbalterrein en een eigen zwembad; de harmonie werd nieuw leven ingeblazen. Het was ook de tijd waarin de roemruchte wandelclub De Globetrotters van de rijzige broeder Modestus het leven zag.
Te memoreren is dat op 12 september 1948 op de plaats waar in 1944 daags voor de bevrijding elf Belgische verzetstrijders en een onbekende Pool of Rus (zie Keerder Kroniek, jaargang 1, pag. 159 e.v.) door de Duitsers werden gefusilleerd, door baron van Verwilghen, de Gouverneur van Belgisch Limburg, een monument werd onthuld. Dit monument vormt – dankzij de Stichting Herdenking Belgisch Monument – tot op de dag van vandaag de centrale plek voor de jaarlijkse herdenking van de toen gevallenen.
Het is ook in die tijd dat de benaming Voogdij gesticht St Joseph geleidelijk aan verdween. De strategie was er op gericht om een andere minder beladen – aanduiding te gebruiken voor het gebouwen haar bewoners in de Keerderberg. De naam Huize St. Joseph werd gelanceerd. Het voorgaande neemt overigens niet weg dat iedereen in ons dorp weet waar ’t gestiech te vinden is.
In de tweede helft van de jaren vijftig van de vorige eeuw werd het gebouw grondig gerenoveerd. Enerzijds was dat noodzakelijk omdat de bewoning door de gerepatrieerden de nodige sporen had achtergelaten, maar ook omdat het gebouw vanwege het gebruik van de (zachte) mergel en de daarop aangebrachte graffiti nogal te lijden had gehad. Architect Swinkels uit Maastricht bracht de nu nog aanwezige manshoge onderbouw van Kunradersteen aan en verbouwde de ingangspartij. De oorspronkelijk aanwezige trappen, die vanaf het bordes aan twee zijden langs de voorgevel omlaag liepen, werden vervangen door de thans aanwezige entree die naar voren werd verlegd. De gevelversiering boven de voordeur is van de hand van Piet Killaars. Het stelt St. Joseph voor, naar wie het gesticht is genoemd.

De hoofdingang van Huize St. Joseph na de renovatie.
Stichting Jeugdzorg St Joseph
Deze stichting is in 1982 ontstaan, toen de vereniging werd veranderd in een Stichting. De van origine rooms-katholieke instelling voor jeugdzorg stelt zich thans ook open voor jongeren met een andere godsdienst of levensovertuiging. Steeds meer jongeren uit andere culturen zijn tot de populatie gaan behoren. Het betekende ook dat de geestelijken uit St. Joseph verdwenen en zich terugtrokken in het aangrenzende Huize St. Gerlach. De opvang van de jongeren kwam vanaf toen in handen van professionele leken.
De Stichting Jeugdzorg St. Joseph is een organisatie voor jeugdhulpverlening, jeugdbescherming en onderwijs. Zij kent een vijftal geledingen. De meest bekende daarvan zijn Huize St. Joseph (een internaat voor geïntegreerde hulpverlening) en Het Keerpunt.
Dit laatste betreft een justitiële jeugdinrichting voor het gehele land, dat fungeert als opvang- en behandelingscentrum. Momenteel (2004) bestaan er van rijkswege plannen om Het Keerpunt uit te breiden waardoor ook meisjes hier geplaatst kunnen worden.
Daarnaast wordt er onder de paraplu van de Stichting Jeugdzorg St. Joseph ook onderwijs verzorgd. Het betreft een School voor Speciaal en Voortgezet Speciaal Onderwijs (S.O / V.S.O.) en de Technische School St. Joseph voor voorbereidend beroepsonderwijs. Op beide scholen volgen zowel interne en externe leerlingen het onderwijs.
Nog steeds is de doelstelling van de Stichting gericht op het verzorgen, opvoeden, begeleiden en behandelen van normaal begaafde jongeren, die in een probleemsituatie verkeren. Daarnaast biedt de Stichting ook een gedifferentieerd onderwijspakket aan. De doelgroep bestaat uit jongeren in de leeftijd van 6 tot 23 jaar. Het accent wordt vooral gelegd op het vergroten van de ontplooiingsmogelijkheden van de jongeren, het versterken van de individuele en sociale redzaarnheid en het leren rekening houden met de ander.
Tot slot
Huize St. Joseph en haar bewoners hebben niet echt deel uitgemaakt van onze dorpsgemeenschap: ze lagen daarvoor ’te achteraf’. Dat neemt echter niet weg dat Huize St. Joseph voor een aantal dorpsgenoten belangrijk is geweest. Sommigen genoten er onderwijs en anderen vonden er een werkplek. Daarenboven is er – vaak onder moeilijke omstandigheden – getracht met de beperkte middelen van destijds, vele jongeren op het rechte pad te brengen en te houden en hen een degelijk vak te leren zodat zij een toekomst zouden hebben.
Pater Kusters en de vele priesters en leken die zich voor de bewoners hebben ingezet, verdienen daarvoor ons respect en waardering.
Stichting Jeugdzorg St Joseph Deze stichting is in 1982 ontstaan, toen de vereniging werd veranderd in een Stichting. De van origine rooms-katholieke instelling voor jeugdzorg stelt zich thans ook open voor jongeren met een andere godsdienst of levensovertuiging. Steeds meer jongeren uit andere culturen zijn tot de populatie gaan behoren. Het betekende ook dat de geestelijken uit St. Joseph verdwenen en zich terugtrokken in het aangrenzende Huize St. Gerlach. De opvang van de jongeren kwam vanaf toen in handen van professionele leken.
– Goud, feestuitgave door de Priesters van het H. Hart van Jezus, ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan (1928), blz. 39 e.v.
– J.M. van de Venne: Geschiedenis van Heer, 1957.
– Huize St Joseph 1911-1986, uitgegeven bij het 75-jarig bestaansfeest, 1986.
– Informatiebrochures Stichting Jeugdzorg St. Joseph.
– Bergop voetballen bij Huize St Joseph, artikel in De Limburger van 2 augustus 2003.