Deelnemers aan de Kindheidsoptocht rond 1929, verkleed als missionaris en missiezuster, poseren voor de foto
Het genootschap van de H. Kindsheid
Wie herinnert zich als kind niet meer de preken van missionarissen tijdens de missieweek in de kerk? Vaak waren het de paters Redemptoristen uit Wittem die vol vuur en niet zelden door emotie overmand vanaf de kansel de meest schrikwekkende verhalen vertelden over de lotgevallen van de missionarissen in Afrika tijdens het verkondigen van het geloof en de bekering van de ‘heidenkinderen’. De rillingen liepen over je rug en de bewondering voor deze helden van de kerk steeg na elk woord en elke zin. En passant werden tijdens zo’n donderspeech het kwaad van de doodzonden behandeld en de vreselijke straffen van hel en vagevuur. Het was opnieuw een reden extra je best te doen nog méér zilverpapier en postzegels te verzamelen, mee naar school te nemen en in de daarvoor speciaal uitgestalde dozen te deponeren. Moest je doorgaans als kind je best doen niet weeg te dromen bij een overigens goedbedoelde preek van de parochieherder, bij een preek van een missionaris kreeg je daarvoor geen gelegenheid. De predikers waren te goed opgeleid in de kunst van de retoriek.
In bijna iedere parochie was een missie-comité actief ter ondersteuning van het werk in de missie. Ouderen konden lid worden van de missiegenootschappen ‘Voortplanting van het Geloof’ of van het ‘St. Petrus Liefdewerk’. In onze parochie is het genootschap ‘Voortplanting des Geloof’ na 1903 opgericht. Immers, wanneer in december 1903 de jaarlijks collecte wordt gehouden
wordt ten bate van de voortplanting van het geloof, verkondigt Christiaan Hubert Oliviers, tussen 1902 en 1915 hier pastoor, vanaf de kansel …”Gelijk in andere parochie geloovigen zijn, die ieder jaar deze bijdrage (f 1,20) voor de missies doen, zoo zou het ook goed en wenschelijk zijn dat men dat hier ook begon te doen”.
Om ook het missiebewustzijn bij kinderen tot 12 jaar (lagere schooltijd) te vormen werd in 1843 in Parijs het genootschap van de H. Kindsheid opgericht. Het breidde zich al snel naar Nederland uit. Wanneer het genootschap in ons dorp opgericht is, weten wij door gebrek aan bronnen niet. Dit moet eveneens na 1904 plaatsgevonden hebben. Zeker is dat het genootschap voor de oorlog zeer actief was. De ouders betaalden een contributie. Het verzamelde geld werd afgedragen ten bate van de kinderen in missielanden. Bij sommige mensen thuis en op de meeste toonbanken van winkels stonden spaarpotjes (missiebusjes) voor hetzelfde doel. De busjes werden door de paters geleegd. De H. Kindsheid werd geleid door zelatrices of beschermvrouwen. De leden woonden één- of tweemaal per jaar een verplichte mis bij, natuurlijk voorzien van een preek van een missionaris en met een rondgang door de kerk.
Kindheidsoptocht
Rond 1900 kwamen er openbare optochten op straat. Men ging deze organiseren om bekendheid van het genootschap te vergroten en om meer kinderen erbij te betrekken. Het aren optochten en geen processies. De stoet was met zijn spelelement historisch georiënteerd. De optocht werd niet door de pastoor en/of de kapelaan begeleid. Er vonden geen formele rituelen of sacrale bekrachtigingen plaats. Dit zou overigens tot problemen geleid hebben met de wet op de kerkgenootschappen, die een uitbreiding van het aantal processies verbood.
De enige volwassenen in de stoet waren aanvankelijk de zelatrices, die de optocht coördineerden. Het kijkspel op straat trok veel aandacht. Naast ouders, opa’s en oma’s en andere familieleden kwamen ook veel ‘neutrale’ toeschouwers naar het kleurrijk schouwspel kijken. In de optocht werden de dolstellingen van de H. Kindsheid uitgebeeld. Veel kinderen verkleedden en schminkten zich het ene jaar als te bekeren Afrikaantjes, Chineesjes of Indiaantjes. Een ander jaar waren zij verkleed als missionaris of missiezuster (zie foto bij het begin van het artikel) en weer een ander jaar als bruidjes in hemelsblauwe jurken. Ook de Kindsheid van Christus werd uitgebeeld. Vaak speelde een jongen voor missiebisschop, een klein kind voor Jezus en een groter meisje voor Maria. Later werd de stoet uitgebreid met herauten te paard, praalwagens, bazuinblazers of andere muzikanten, vlaggendragers (geen kerkelijke vaandels), enz.

Kindheidsoptocht 1935
Voermannen zijn Jozef Colen en naast hem Jozef Bisscheroux
Na de oorlog zijn waarschijnlijk geen optochten meer georganiseerd. Wij hebben daar bij oudere inwoners geen bevestiging van kunnen krijgen.

Meisjes van de Kindsheid begin jaren dertig
1 | Marie Ackermans | 15 | Liza Stassen |
2 | Lies Goossens | 16 | Annie Bröcheler |
3 | Fien Haesen | 17 | Els Kengen |
4 | Maria Spronck | 18 | Lies Narinx |
5 | N.N. Ackermans | 19 | Leida Huijnen |
6 | Plien Lemmerling | 20 | Liza Schillings |
7 | Lies Spronck | 21 | Truia Hochstenbach |
8 | Fien Ackermans | 22 | Maria Bessems |
9 | Bertha Goossens | 23 | Jèt Janssen |
10 | Lies van Proemeren | 24 | Truia Schijns |
11 | Fien Oostenbach | 25 | Agnes Herben |
12 | Nèt Bessems | 26 | Aline Maassen |
13 | Agnes Daemen | 27 | Agnes Goossens |
14 | Mia Beijers | ||
In de grot: Iet Schoenmakers (als Bernadette) en Anna Schillings (als Maria). |
Door Lei Haesen, Jaargang 4 blz 131-134