Ter herinnering aan
In deze derde en laatste bijdrage over de geschiedenis van het Keerder bidprentje bekijken wij nog een aantal vormen en stijlen van prentjes uit de twintigste eeuw (tot ca. 1960) en wordt aandacht besteed aan de geleidelijke verandering van het bidprentje in een herinneringsprentje.|
Daarnaast kan het bidprentje tegenwoordig ook gezien worden als een bedankje voor degenen die de uitvaartdienst hebben bijgewoond.
6. St. Josephprentjes
Naast de Christus- en Mariavoorstellingen komen afbeeldingen van St. Joseph qua aantal op de derde plaats. St. Joseph is niet alleen de patroon van de handwerkslieden, maar ook de patroon van de dood. Opnieuw is een voorstelling van de Italiaanse schilder Guido Reni de meest voorkomende.
-
H. Familieprentjes
H. Familieprentjes
Op het eind van de negentiende eeuwen in de eerste helft van de twintigste eeuw wordt de H. Familie vereerd. In 1898 wordt in onze parochie de aartsbroederschap van de H. Familie voor mannen opgericht, acht jaar later gevolgd door een afdeling voor vrouwen. Honderden parochianen zijn de daaropvolgende decennia lid van deze broederschap geweest. Dit weerspiegelt zich ook in de afbeeldingen op de bidprentjes. Door het gezin centraal te stellen zijn deze voorstellingen ook gebruikt voor overleden kinderen, zoals bij het prentje van Jean Herben (1933-1945), die overleed aan de opgelopen verwondingen door het ontploffen van een gevonden granaat (links beneden).
- Bijbelse voorstellingen
De vaak prachtige parabels of andere verhalen uit de bijbel zien wij ook terug op bidprentjes. Een mooi voorbeeld is de parabel van de barmhartige Samaritaan. Wij zien op de voorstelling rechts boven uitgebeeld, hoe hij een aan de kant van de weg aangetroffen beroofde en gewonde ‘vijand’ verzorgt (bidprentje van Clara Hubertina Mingels uit 1942).Portretprentjes
- Portretprentjes
In het begin van de twintigste eeuw verschijnen de eerste portretprentjes. Een foto van de overledene is een middel voor een ’tastbare’ herinnering. Toeval of niet, maar de oudste portretprentjes uit onze collectie betreffen doorgaans foto’s van overledenen die in de bloei van hun leven en onder tragische omstandigheden gestorven zijn.
Links: Wilhelmina Catharina Hubertina Andriën (1893-1921), echtgenote van Jan Thomassen (pachter van de hoeve Blankenberg), overleed twee weken na de geboorte van haar eerste kind. Haar dochtertje overigens stierf tien dagen later.
Rechts: Lor Bemer, gehuwd met Anna Maria Hubertina Vleugels, verbleef als korporaal vliegtuigmaker in Nieuw-Guinea. Tijdens een korte onderbreking van zijn verblijf aldaar vloog hij terug om met zijn vrouw zijn 32e verjaardag te vieren. Zijn vliegtuig stortte op 10 juni 1959 neer te Goa (India).
Naast de afbeeldingen hierboven nog een tweetal voorbeelden.
- Maria Mechtildes Muijters, weduwe van gemeentesecretaris Alfred Jean Hubert Ernon en hertrouwd met Pierre Hornesch, overleed door vliegtuiggeschut bij de Sangerij op 44-jarige leeftijd tijdens de bevrijding op 13 september 1944. Zij was op zoek naar haar kind, dat overigens veilig bij de buren in de schuilkelder zat.
- Hubertus Gerardus Johannes Engelbert (1938-1960) overleed ten gevolge van een ongeval op zijn werk.
- Kinderprentjes
In alle variaties blijft het prentje voor een overleden kind een aparte plaats innemen. De eerste kinderprentjes verschijnen pas rond 1900. Aanvankelijk gebruikte men dezelfde soort prentjes als voor volwassenen.

Het kinderprentje uit 1922 van de 14-jarige Maria Hubertina Catharina Lemmerling met op de beeldzijde een biddende engel bij de symbolen van pijn, smart en dood: de doornenkroon met de spijkers van het kruis, de gesel, de rietstok met edikspons en de dobbelstenen. Let ook op de drie doodshoofdjes aan de voet van de zuil. Deze werktuigen zijn niet de symbolen van de dood, maar als trofeeën van Christus’ overwinning op de dood, dus als symbolen van het leven (aldus de heren Welie en Giezen).
Later worden de kinderprentjes meer herinneringsprentjes dan bidprentjes. Immers, kinderen zouden ook zonder gebed in de hemel komen. De afbeeldingen worden lieflijker, kindvriendelijker en kleurrijker. De tekstzijde is soms voorzien van een gedicht en op de beeldzijde staan doorgaans kinderen en engelen. De prentjes zijn vaak kleiner en hebben meestal een blauwe in plaats van een zwarte rouwrand.
Rond 1900 komt er een tegenreactie op de vaak romantische afbeeldingen. Neogotici gaan vormen gebruiken uit de gotische tijd. Met name middeleeuwse miniaturen worden daarvoor gebruikt.
Rond 1920 is de beeldzijde van het prentje meer gebaseerd op wiskundige figuren en wetmatigheden en in jaren dertig en veertig gaan moderne kunstenaars zich bezig houden met het ontwerpen van prentjes. Niettemin blijven de ‘klassieke’ modellen de meest gebruikte.
Tekstzijde
In de tweede helft van de twintigste eeuw verandert het bidprentje geleidelijk aan in een herinneringsprentje. Niet alleen de dood en het zielenheil staan meer centraal, maar de herinnering bij de nabestaanden. De zwarte rouwrand wordt aanvankelijk nog vervangen door een smal paars of grijs randje, maar daarna zelfs geheel weggelaten. De bidprentjes worden vanaf die tijd steeds meer in kleur gedrukt.
De decennialang gebruikte aanhef ‘Bid voor de ziel van zaliger …’ komen wij niet langer meer tegen. In plaats daarvan zien wij als aanhef:: ‘Ter herinnering…’, ‘Ter nagedachtenis….’ of ‘In memoriam’. De tekst wordt persoonlijker, ook omdat deze steeds vaker samengesteld wordt door nabestaanden. Op het eind wordt de directe familie regelmatig toegesproken. De tekstzijde wordt in het algemeen afgesloten met: ‘Hij/zij ruste in vrede’ of kortweg R.I.P (Requiescat in Pace).

Links: de beeldzijde van het prentje van 12-jarige Ida Maria Louisa Schoenmakers uit 1933 met een gedicht van Guido Gezelle. Rechts: een klassiek voorbeeld van een kinderprentje uit het midden van de vorige eeuw.
Nog later komt er de datum van de begrafenis bij en de vermelding van het kerkhof waar de overledene te ruste is gelegd, soms ook functies en toegekende onderscheidingen.
Het vermelden van de datum van de zeswekendienst gebeurt pas rond 1960. Deze dienst herinnert aan de periode tussen het overlijden (Goede Vrijdag) en de verrijzenis (Hemelvaart) van Christus, een periode van precies zes weken.
Ten slotte
De kritische lezer kan terecht opmerken, dat niet alle soorten prentjes in de drie afleveringen aan bod gekomen zijn. Dat was ook niet de opzet. Met uitzonderingen van enkele bijzondere bidprentjes zijn wel de meest gangbare kort onder de loep genomen. Ook naar herinneringsprentjes uit de laatste decennia zoekt men tevergeefs, zoals de bekende kruisprentjes die in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw opgang maakten en waarvan de afbeelding in het algemeen slechts uit een kruis op een doorgaans witte achtergrond bestaat. De tegenwoordig veel gebruikte natuurprentjes zijn hiervan een tweede voorbeeld. Door het afbeelden van bijvoorbeeld een mooie foto van een bos doet men definitief afstand van de symbolen van de dood.
door Lei Haesen, Jaargang 6 blz 22-27