Voor volk en vaderland
In dit artikel is een korte beschrijving opgenomen van een avontuurlijke en bewogen episode uit het leven van Mathijs Souren, bij de Keerdenaren bekend als “d’r Zorre”. Mathijs was “‘ne Oesgenger”, iemand die in het voormalig Nederlands-Indië diende of werkte. Na een paar jaar in ons dorp te hebben gewoond, vertrok hij naar Nederlands-Indië om daar zestien jaar in het Nederlands-Indisch leger te dienen.
Na terugkomst trouwde Mathijs in 1899 met de weduwe Maria Catharina (Mereí-j) Vliegen en bestierde met haar tot zijn dood (1917) het café boven aan de Keerderberg (café Souren).
Mathijs Souren (d’r Zorre)
Mathijs Souren – officiële voornamen Jan Mathijs – is geboren op 19 augustus 1855 te Vrank, een buurtschap tussen Hoensbroek en Heerlen. Hij is de oudste zoon in het pachtersgezin van Pieter (Joseph) Souren (1822-1899) en Johanna Margaretha Ackermans (1826-1861). Gewoonlijk wisselde een pachtersgezin vaker van pachthoeve; zo ook vader Pieter. Een ondernemende man met drie huwelijken en dertien kinderen, van wie er zes de volwassen leeftijd bereikten.
Pachter op Blankenberg
Na een aantal jaren in de Tripser Mühle in Geilenkirchen (D) gewoond te hebben komt Pieter (met de roepnaam ‘Pierre’) Souren in 1879 met zijn gezin naar Cadier en Keer en sluit een pachtcontract met de eigenaar van kasteel Blankenberg, baron de Chestret de Haneffe, De pachter moet hiervoor flink investeren, want hij moet een borg ter waarde van 4000 gulden betalen, voor die tijd een flink bedrag. Om dat bedrag op tafel te krijgen moet hij “ter verzekering van pachtpenningen, interesten en schadevergoedingen, van welken aard ook” zijn stukjes bouwland in Schaesberg en Heerlen inzetten als borg. Zelfs zijn broers moeten bijspringen. In maart 1879 verhuist hij met zijn gezin naar de kasteelhoeve Blankenberg. Zijn boerenonderneming op Blankenberg blijkt geen succes, want al na twee jaar houdt hij het hier voor gezien en verhuist hij met zijn gezin naar Nuth. De oudste zoon Mathijs (d’r Zorre), de latere echtgenoot van Catharina Vliegen, gaat niet mee. Hij gaat in Wiersj (Warsage) in België als boer aan de slag. Niet voor lang, want een jaar later stopt hij met het boerenwerk.

Boerderij Blankenberg
Soldaat bij het Nederlands-Indisch leger
Na dat jaar in Wiersj vertrekt de dan 27-jarige naar Harderwijk, naar het Koloniaal Werfdepot. Hier was het centrale punt waar tijdens een training van zes weken jongemannen die in het Nederlands-Indisch leger wilden dienen, werden voorbereid op hun verblijf in Nederlands-Indië.
In die tijd werd Harderwijk ‘het rioolgat van Europa’ genoemd, omdat de militairen slecht bekend stonden vanwege hun drankgebruik en bordeelbezoek.
Mathijs meldt zich op 7 september 1882 en sluit een zesjarig contract als soldaat bij het Nederlands-Indisch Leger (stamboeknummer: 16070). Het contract gaat in vanaf de eerste dag van inscheping. Hij ontvangt dan een premie van 300 gulden.
Aanmelden voor de dienst was aantrekkelijk omdat men een aanzienlijk geldbedrag contant ontving en ook werd, bij minimaal twaalf jaar dienst, een pensioen in het vooruitzicht gesteld.
De scheepsreis naar Nederlands-Indië
Op 16 december 1882 moet Mathijs zich in Amsterdam inschepen op het nieuw gebouwd stoomschip Sumatra van de Nederlandse stoomvaart-maatschappij ‘Nederland’. Hij heeft dan een reis van ruim 45 dagen voor de boeg; dat zal eind 19de eeuw geen pretje zijn geweest.

Het Stoomschip Sumatra
Twee dagen na vertrek arriveren ze in Southampton (Zuid-Engeland). De volgende aanlegplaats – tien dagen later – is Marseille (Fr.) Vanaf daar stomen ze op naar het Suezkanaal. Dit kanaal is nog niet veel eerder (1869) aangelegd. Het is 193 km lang en verbindt de steden Port-Said (Middellandse Zee) en Suez (Rode Zee) met elkaar. Op 20 januari 1883 arriveert het schip te Point-de-Galles, een havenstad op Ceylon (huidig Sri Lanka). Op 1 februari 1883 komt Mathijs eindelijk in Batavia (huidig Jakarta) aan.
Militaire loopbaan
Na aankomst in Batavia wordt Mathijs ingedeeld bij het 2de Depotbataljon, een bataljon dat manschappen levert om de verliezen bij andere bataljons aan te vullen. (Een bataljon is een zelfstandige krijgseenheid van zo’n 500-800 man).
Vier jaar na aankomst in Nederlands-Indië wordt hij tot korporaal bevorderd. Het bevalt hem blijkbaar niet slecht, want een jaar later tekent hij voor zes jaar bij, premie 600 gulden. In december 1894 krijgt Mathijs de sergeantstrepen uitgereikt en mag hij zich onderofficier noemen. Hij wordt geplaatst bij het bataljon Celebes, Menado en Timor. Ook dan tekent hij weer voor vier jaar bij (premie 200 gulden).
Krijgsverrichtingen
Herhaaldelijk neemt Mathijs als infanterist deel aan krijgsverrichtingen. De belangrijkste zijn de Atjehoorlog en de Lombokexpeditie.
De Atjehoorlog
Atjeh is een provincie in het noorden van het eiland Sumatra, aan de Straat van Malakka. De Atjehoorlog (1873-1914) was een koloniale oorlog die het Koninkrijk der Nederlanden voerde met het aanvankelijk oogmerk om de zeevaart door Straat Malakka te beveiligen tegen zeeroverij uit Atjeh. De sultan en het overgrote deel der Atjeeërs weigerden zich aan de Nederlanders te onderwerpen. Maar de Nederlanders wilden het eeuwenlang bestaande onafhankelijke sultanaat Atjeh, net als de andere buitengewesten van Nederlands-Indië, onder Nederlands koloniaal gezag brengen en houden.Het aantal omgekomen inlandse slachtoffers wordt weleens geschat op 100.000. Terwijl 2000 militairen aan de Nederlandse kant sneuvelden.
Over Mathijs is bekend dat hij geregeld (van 1889-1891 en van 1896 en 1897) naar Atjeh gestuurd wordt. Zo is hij op 26 juli 1889 betrokken bij de gevechten rond Kota Toankoe. Dat was een Nederlands wraakoefening op Atjeeërs die een dag eerder een Nederlands kamp hadden beschoten. Mathijs raakt tijdens die gevechten gewond. Volgens zijn militair dossier wordt hij door een matte kogel in zijn rechter bovenlip getroffen. Maar volgens de Maasbode van 27 september 1889 (zie hierna) waren zijn verwondingen ernstiger en zou hij naar zijn vaderland terugkeren. Dat laatste zou overigens nog tien jaar op zich laten wachten.

De Maasbode, 27 september 1889
Op 2 november 1889 krijgt Mathijs de bronzen medaille voor 12 jaar trouwe dienst (dienstjaren in de Tropen tellen dubbel). Tevens krijgt hij 12 gulden gratificatie: 1 gulden per dienstjaar.
In september 1890 wordt hij als scherpschutter aangesteld. Een half jaar later wordt dit weer teruggedraaid en is hij weer gewoon schutter.
Eind 1891 krijgt de korporaal van het 3de bataljon der infanterie Mathijs Souren opnieuw een ereteken. Nu vanwege deelname aan belangrijke krijgsbedrijven in Atjeh. De medaille wordt uitgereikt met gesp.
Lombok-expeditie
In 1894 wordt Mathijs naar Lombok gedirigeerd.
De Lombok-Expeditie van 1894 was een militair conflict tussen Nederlands-Indië en het semi-zelfstandige vorstendom Lombok. De strijd eindigde in een Nederlandse overwinning. De verliezen aan Nederlandse zijde bij de landmacht bedroegen 172 doden en 715 gewonden. Na de strijd stierven nog eens 246 man aan uitputting. Van het aantal omgekomen of gewonde dwangarbeiders aan Nederlandse zijde zijn geen cijfers bekend. Het aantal omgekomen inlanders zal vele malen hoger zijn geweest.
Voor zijn inzet op Lombok krijgt Mathijs op 1 mei 1895 het zilveren Lombokkruis. Dit kruis was gemaakt van een geschut dat op de Lombokkers veroverd was. Een week later (8 mei 1895) ontvangt hij de zilveren medaille voor 24 jaar trouwe dienst.

De bewaard gebleven onderscheidingen van Mathijs.
Vanaf links: de verguld bronzen Atjeh medaille met gesp, het zilveren Lombokkruis en de medaille voor 12 jaar trouwe dienst.
Terug naar het vaderland
Op 12 juli 1898 zit zijn diensttijd in Nederlands-Indië erop en vertrekt hij naar Nederland. Hij monstert aan op het stoomschip Oegaran. Over die terugreis is niet veel bekend. Wel dat hij op 5 september in Rotterdam arriveert en 651,81 gulden uitgekeerd krijgt. Mathijs was eerder op 25 juli 1898 wegens voortdurende ongeschiktheid voor alle militaire diensten ongeschikt verklaard, ontstaan in en door den dienst. Verder wordt vermeld dat hij behept is met een geringe gezichtszwakte op het linkeroog. Hij krijgt recht op een jaarlijks pensioen van 840 gulden en een certificaat van goed gedrag. Mathijs is dan 42 jaar en daarvan 16 jaar in Nederlands-Indië geweest.
Terug naar Montzen (België)
Na zijn aankomst in Rotterdam gaat de dan 43-jarige Mathijs bij zijn vader en zijn stiefmoeder wonen, die inmiddels in Montzen (België) een hotel runnen. Kort daarna – op 28 maart 1899 – overlijdt zijn vader, Pierre Souren. Hiervan doet Mathijs – als oudste zoon – op het gemeentehuis in Montzen aangifte.

Mathijs Souren (?)
Mensen die Mathijs nog gekend hebben, gaan ervan uit dat de man op de foto d’r Zorre is. Dat moet dan kort voor zijn dood zijn geweest. Al zijn persoonlijke documenten zijn tijdens een brand in het café in 1918 verloren gegaan, daarom zijn geen andere foto’s bewaard gebleven.
Op 3 juli 1899 trouwt Mathijs in de kerk in Cadier en Keer met de herbergierster en weduwe Maria Catharina (Meréí-j) Vliegen en krijgt met haar vier kinderen. (Voor informatie over het verdere leven van Mathijs in ons dorp, zie in deze Kroniek het artikel “Café bovenaan de Keerderberg”).
Ten slotte
Tijden en daarmee ook normen en waarden veranderen. Tegenwoordig wordt heel anders tegen het 350 jaar koloniaal verleden van ons land en de uitwassen die daar mee gepaard gingen aangekeken. Maar Mathijs en zijn strijdmakkers – gecommandeerd door hun militaire superieuren – zullen daar in die tijd heel anders over gedacht hebben.

Bidprentje
Gerschreven door Huub Souren en Jo Purnot (2019)
Bronnen:
- Familiearchief van Hub Souren (kleinzoon van Mathijs Souren).
- www.delpher.nl De Maasbode, 27 september 1889. www.onderscheidingen.nl/medailles/
- https://historiek.net/de-atjeh-oorlog-1873-1942/63986/
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Lombok-oorlog_1894.