Aan kasteel Blankenberg kleeft een slavernijverleden
Nadat de Fransen op 1 oktober 1795 de Zuidelijke Nederlanden hadden ingelijfd kwam er een einde aan de macht van de adel. Hertogdommen, graafschappen en heerlijkheden werden opgeheven en op lokaal niveau kwamen er gemeenten die bestuurd werden door burgemeester en wethouders en uit het volk gekozen gemeenteraden. Waar de edelen vooral oog hadden voor hun eigen machtspositie werd van de burgemeesters verwacht dat ze opkwamen voor de belangen van het gehele, ook het ‘gewone’, volk.
De eerste burgemeester van de gemeente Cadier en Keer was Salomon Reinier Marius Pichot du Plessis. Deze kwam weliswaar niet uit de kringen van de oude adellijke machthebbers maar ook niet uit een familie die als ‘gewone’ volk was te bestempelen.
Over de voorouders van burgemeester Pichot du Plessis en in het bijzonder over zijn peettante Maria Susanna du Plessis gaat dit artikel.
In twee bijlagen zijn fragmenten van de stamboom en familiegegevens van onze vroegere burgemeester opgenomen. Omwille van de leesbaarheid is in het artikel achter de naam van elk van de familieleden het nummer vermeld waaronder hij of zij in de bijlage is terug te vinden.
Franse Hugenoten
Salomon Reinier Marius Pichot du Plessis (1.5) tussen 1824 en 1831 burgemeester van Cadier en Keer had, zoals aan de naam is te zien, Franse wortels. De voorouders van Salomon waren Franse Hugenoten die de leer van Calvijn aanhingen en het katholieke geloof verwierpen. In het katholieke Frankrijk leverde dat aanvankelijk geen problemen op. Maar dat veranderde toen de zonnekoning Lodewijk XIV (1643-1715) aan de macht kwam. Die wilde van Frankrijk een katholiek land maken en dwong daarom de Hugenoten met harde hand zich tot het katholieke geloof te bekeren, met het gevolg dat die massaal het land verlieten. Tot die vluchtelingen behoorden Isaac Pichot (1.1) die geboren was in Bergerac Frankrijk en rond 1660 naar Nederland was gevlucht en Michiel du Plessis (3.1) uit het Franse Dieppe.
Naar Suriname
Toen gouverneur Van Sommelsdijck, sedert 1683 (de eerste)gouverneur van Suriname, de Hugenoten opriep hem te helpen van Suriname een bloeiende kolonie te maken, gaf Isaac Pichot (1.1) daaraan gehoor, Hij kreeg daarvoor van de gouverneur gratis grond aangeboden. Hij trouwde in Suriname met Constance Alida Swart (2.1). Uit dit huwelijk werd in 1708 in Paramaribo Daniel Pichot (1.2) geboren. Deze werd eigenaar van meerdere plantages in Suriname en ontwikkelde zich al jong tot een rijk en machtig persoon in Suriname.

Het Du Plessishuis in Paramaribo, dat nu nog in goede staat is.
Daniel (1.2) trouwde op 5 september 1727 op negentienjarige leeftijd met de in Suriname geboren Johanna Margaretha van Strijp (2.2) (1706-1769). ( zie bijlage 1 voor een overzicht van de familierelaties). Dit huwelijk heeft maar zeven jaar geduurd, want in 1734 kwam Daniel Pichot (1.2), hij was toen 26 jaar, te overlijden.
Johanna Margaretha van Strijp (4.2) huwde drie jaar later in Paramaribo met advocaat Salomon du Plessis (3.2), die in 1705 in Bergen op Zoom was geboren en in 1734 was verhuisd naar Suriname. Daar ging hij als advocaat werken in dienst van de West-Indische Compagnie. Salomon (3.2) was een zoon van de net als Isaac Pichot (1.1) uit Frankrijk gevluchte Hugenoot Michiel du Plessis (3.1). Zijn echtgenote Johanna Margaretha van Strijp (4.2) had van haar eerste echtgenoot, Daniël Pichot (1.2), enkele plantages geërfd en was daardoor een vermogende vrouw.
Salomon (3.2) werd in 1746 uit Suriname verbannen wegens een conflict met gouverneur Mauricius. Hij ging terug naar Nederland.
Maria Susanna du Plessis (3.3)
Uit het huwelijk van Salomon du Plessis (3.2) en Johanna Margaretha van Strijp (4.2) werd op 10 maart 1739 Maria Susanna du Plessis (3.3) geboren.
Negen dagen voor haar vijftiende verjaardag, op 1 maart 1754, trouwde Susanna (3.3) in Paramaribo met Frans Laurens Willem Grand (4.3a) (ca. 1730-1762). Een jaar later werd Grand (4.3a) eigenaar van de plantage Grand Plaisir, later door hem omgedoopt tot Nijd en Spijt, waar hij vooral koffie en cacao verbouwde.

De plantage Nijd en Spijt
Na zijn overlijden in 1762 op 32-jarige leeftijd kwam de plantage in bezit van zijn weduwe Susanna du Plessis (3.3) die daardoor op haar 23ste planter werd met meer dan honderd slaven.
Toen ze achtentwintig jaar was hertrouwde Susanna (3.3) op de plantage Nijd en Spijt met de twintigjarige Frederik Stolkert (4.3b) (ca. 1747- ca. 1804) eigenaar van de plantage Hecht en Sterk.
Na ruim vijftien jaar huwelijk, op 23 mei 1783, vroeg Susanna (3.3) scheiding van tafel en bed aan omdat haar leven met Frederik Stolkert (4.3b) ‘een hel op aarde’ zou zijn geworden. Haar plantage werd toen, inclusief slaven, getaxeerd op 228.940 gulden.
Zij verliet het echtelijk huis en ging wonen in een huis dat nu nog in Paramaribo te zien is en bekend staat als het ‘Du Plessis-huis’.

Susanna du Plessis
Susanna du Plessis (3.3) (foto) had geen kinderen. Daarom heeft ze in haar testament haar aanzienlijke bezit verdeeld over haar neven, nichten en haar halfbroer Jan Willem Pichot (1.3), een zoon uit haar moeders eerste huwelijk. Ook enkele vrijgelaten slaven werden bedacht.
Haar petekind Salomon Reinier Marius (1.5), onze latere burgemeester, die 6 jaar was toen zijn peettante overleed, erfde haar goedlopende koffieplantage en verdere bezittingen waaronder het prachtige ‘Du Plessis huis’ in Paramaribo.
Nederlandse slavenhandel
Het was in die tijd gewoon dat de planters in Suriname voor het werk op de plantages op de slavenmarkten Afrikaanse slaven kochten.
Over de gehele wereld werden van de zestiende tot de negentiende eeuw 11 tot 13 miljoen slaven verscheept en verkocht. Hiervan werden er ongeveer 600.000 door Nederlanders verhandeld. Naar Suriname werden zo’n 300.000 Afrikanen verscheept.
Het duurde tot 1863 tot de slavenhandel in Nederland helemaal werd afgeschaft; als een van de laatste in Europa. De Nederlandse regering had in die tijd meer te doen met de slavenhandelaren dan met de slaven. Iedere slavenhandelaar in Suriname kreeg per vrijgemaakte slaaf driehonderd gulden uit de staatskas. De vrijgelaten Afrikanen kregen niets.
Het is nu, 156 jaar na de afschaffing van de slavenhandel in Nederland, onvoorstelbaar dat indertijd de heersende opvatting was dat Afrikanen van een minderwaardig ras waren en dat ze daarom niet als mensen maar als handelswaar werden behandeld. Zelfs via kerken en scholen werd de boodschap verspreid dat zwarte en blanke mensen niet gelijk aan elkaar waren.

Slavenhandel
Dat Nederlandse planters in Suriname van slaven gebruik maakten voor het werk op de plantages paste in de geest van de tijd. Maar de Nederlanders onderscheidden zich in ongunstige zin van bijvoorbeeld de Engelsen en de Portugezen, niet alleen doordat ze zo lang gewacht hebben met de afschaffing van de slavenarbeid maar ook door de wreedheid waarmee ze de slaven behandelden. Zij lieten de slaven het hardst werken en deelden de zwaarste straffen uit. Zo werd in 1762 een doodstraf ingevoerd voor weggelopen slaven en werden een jaar later premies ingevoerd op het vangen en doodschieten van weggelopen slaven.
De reputatie van Susanna du Plessis
Susanna du Plessis (3.3) is het symbool geworden van de Hollandse wreedheid tegenover de Surinaamse slaven. Zij staat tot op de dag van vandaag in Suriname bekend als de wreedste van de Nederlandse slavenhouders. De verhalen over haar wreedheid en gruwelijke lijfstraffen zijn van generatie op generatie doorverteld.
Een bekend verhaal vertelt hoe Susanna Du Plessis (3.3) zich tijdens een boottocht naar haar koffieplantage Nijd en Spijt tijdens een boottocht stoorde aan het huilen van een kindje van een slavin. Zij vroeg daarom de slavin om haar kindje te laten stoppen met huilen. Toen dat niet lukte, zou ze het kindje hebben gepakt en onder water hebben gehouden tot het verdronk.
Volgens een ander verhaal zou ze de borsten van haar huisslavin Alida hebben laten afsnijden en zou ze die vervolgens als maaltijd voor haar man hebben geserveerd. Ze deed dat als wraak op haar man die een oogje op dit meisje had. Ze zou hem daarbij toegevoegd hebben: ’Je wilde Alida’s borsten, hier zijn ze’.
Tegengeluiden
De verhalen over Susanna du Plessis (3.3) zijn in de loop van de tijd meerdere keren op hun waarheidsgehalte onderzocht. Daarbij is vastgesteld dat er geen enkel document bestaat waarin het bewijs wordt geleverd van de buitensporige wreedheden die ze zou hebben begaan. Sommige van haar ‘verdedigers’ vermoeden dat haar ex-man Frederik Stolkert (4.3b) achter deze roddels zat. Het zou een reactie zijn op een ‘uit de hand gelopen ruzie over het bezit van de plantage ‘Nijd en Spijt’. Anderen denken dat de gruwelverhalen over haar in de wereld zijn gebracht door de Surinaamse gouverneur die een conflict had met Salomon du Plessis (3.2), de vader van Susanne. Weer anderen wijzen naar de strijders tegen de slavenhandel die de verhalen over Susanne zouden hebben aangegrepen om hun aanklacht tegen de slavernij kracht bij te zetten.
Salomon Reinier Marius Pichot du Plessis
Susanna (3.3) had ook binnen haar familie veel invloed. Zij is het ook geweest die heeft bewerkstelligd dat haar petekind Salomon Reinier Marius (1.5) niet alleen de familienaam Pichot kreeg maar daaraan de familienaam du Plessis werd toegevoegd. Het is waarschijnlijk mede daarom dat zij in haar testament haar pleegkind zo goed heeft bedeeld. Zij overleed In 1795 op 46-jarige leeftijd.
Salomon (1.5) die met zijn ouders naar Maastricht was verhuisd, trouwde toen hij drieëntwintig jaar was, op 12 maart 1812, met de even oude Sara Alexandrine Collard (2.5), dochter van de burgemeester van Maastricht. Hij werd rechter aan de rechtbank in Maastricht en trad daarmee in de voetsporen van zijn grootvader Jan Willem Pichot (1.3) die ook rechter in Maastricht was. In 1831 werd Salomon daarnaast nog burgemeester van Cadier en Keer. Dat was in die tijd een bijbaantje dat in deeltijd kon worden uitgeoefend.

Ook in stripboeken wordt Susanna’s verhaal verteld
Salomon overlijdt op kasteel Blankenberg
Zeven jaar voor zijn benoeming tot burgemeester, in 1824, heeft hij kasteel Blankenberg gekocht. Hij kocht het voor 55.518 gulden en liet het een jaar later weer grotendeels herbouwen. De erfenis van zijn peettante zal hiervoor een belangrijke financieringsbron zijn geweest.
Op 51 jarige leeftijd overleed Salomon (1.5) op oudejaarsavond 1840 op zijn landgoed ‘Groot Blankenberg’.

Acte van overlijden Salomon Reinier Marius Pichot
Ten slotte
Cadier en Keer was in de tijd dat Pichot du Plessis (1.5) burgemeester was een boerendorpje met zo een 540 katholieke inwoners.
Aangenomen mag worden dat burgemeester Pichot du Plessis (1.5) door die inwoners gerespecteerd werd. Zijn huwelijk met de dochter van de burgemeester van Maastricht, zijn functies als rechter in Maastricht en vanaf 1831 burgemeester van Cadier en Keer gaven daar aanleiding toe. Dat hij ook nog een vermogend man was die kasteel Blankenberg kon kopen en herbouwen zal eveneens indruk hebben gemaakt.
Of de inwoners van Cadier en Keer hebben geweten dat Salomon een nazaat was van uit Frankrijk naar Nederland gevluchte Hugenoten die de katholieken bestreden, valt zeer te betwijfelen.
Waarschijnlijk zullen zij evenmin hebben geweten dat hun burgemeester kasteel Blankenberg heeft kunnen kopen dank zij de opbrengsten uit de koffieplantages die zijn voorouders hebben geëxploiteerd met de inzet van Afrikaanse slaven. Dat zijn peettante waarvan hij had geërfd in Suriname bekend stond om haar wrede behandeling van slaven zal hij zeker ook niet aan de grote klok hebben gehangen.

Kasteel Blankenberg
Al met al was burgemeester Pichot du Plessis (1.5) telg uit een familie die bepaald niet als ‘gewoon’ is te bestempelen. Of het hem desondanks gelukt is voldoende oog te hebben voor het ‘gewone’ volk van Cadier en Keer is niet bekend, maar het zal niet toevallig zijn dat als zijn opvolger de in Cadier en Keer geboren en getogen timmerman Gillis Vliegen is benoemd.
Geschreven door door Fons Meijers (2019)
Bronnen en literatuur:
- De Haas, Anna: Plessis Maria Susanna du,: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland.
- Wikipedia: Susanna du Plessis.
- Codfried, Egmond: Maria Susanna du Plessis, Dader of Slachtoffer?: Lezing bibliotheek CCS te Paramaribo, 1 augustus 2009.
- Neus van der Putten, Hilde: Portret van een slavenmeesteres, 2003.
- StamboomOnderzoek.com: Maria Susanna du Plessis.
- Quaco-educatieve editie, leven in Slavernij, Eric Heuvel en Ineke Mok.