Jeanke Herben (in het midden)
Niet alleen militairen, maar vooral ook burgers worden slachtoffer van oorlogsgeweld. Zestig jaar geleden was dat natuurlijk niet anders. Hieronder twee voorbeelden die toentertijd in onze dorpsgemeenschap zoveel emoties opriepen, dat ze in huidige gesprekken over de oorlog nog steeds aan de orde komen.
Maria Muijters (Mie(t) van de Muiter)
Maria was geboren in Klimmen. Zij huwde op 22-jarige leeftijd met de, op de dag af, elf jaar oudere Keerdenaar Alfred Ernon. Haar man, Alfred, werd kort na hun huwelijk tot gemeentesecretaris benoemd. Het echtpaar bouwde aan de Zangerij een kleine boerderij. Omdat Alfred gehandicapt was – hij had een mank been – zorgde Maria voor het boerenwerk. In het gezin van Maria en Alfred werden vier kinderen geboren: Joseph (1922), Maria (1925), Huub (1931) en Arthur (1937).

De woning van het gezin Ernon-Muijters aan de Zangerij
Ouderen onder ons herinneren zich nog hoe het gezin Emon-Muijters elke zondag in Keer hun opwachting maakte. Echt op z’n zondags gekleed, Miet met een prachtige pels om, arriveerden zij bij de kerk. Gezeten in hun tonoke, een door een paard getrokken koetsje op twee wielen met aan de achterkant een deurtje en zitplaatsen aan de beide zijden.

Maria Muijters
Nadat haar man, Alfred in oktober 1942 was overleden, hertrouwde Maria ruim een jaar later met Pierre (de Roeje) Hornesch. Haar twee oudste kinderen waren toen al het huis uit.
In de eerste week van september 1944, kort voor de bevrijding, sloeg in het gezin het noodlot toe. Op 6 september tegen het middaguur reden twee Duitse opleggers met daarop twee defecte tanks over de Rijksweg richting ‘Heimat’. Boven de Keerderberg werden zij opgemerkt door enkele geallieerde vliegtuigen. Deze deden een aanval, maar die mislukte in eerste instantie. De jagers gaven echter niet op en kwamen terug. De eerste oplegger ging naar de kant van de weg, de andere reed door. De vliegtuigen kwamen nu in een betere positie, omdat ze minder last hadden van de bomen langs de weg. Maria, die merkte wat er gaande was, liep naar buiten om haar zoontje Arthur naar binnen te roepen. Zij wist niet dat hij al veilig in de kelder bij de overburen zat. Buiten werd Maria geraakt door kogels die vanuit een van de vliegtuigen werden afgevuurd. Een Duitse legerarts die de te hulp geroepen pastoor Durlinger een lift naar de Zangerij had gegeven, kon alleen nog constateren dat Maria was overleden. Het stoffelijk overschot van Miet werd een dag later met paard en kar overgebracht naar boerderij Ernon (tegenwoordig Bouman), waar zij werd opgebaard. Om van daaruit ook begraven te worden.
Jeanke Herben
Oorlogsslachtoffers vallen ook als de oorlog al voorbij is. Bijna vijf maanden na de bevrijding, op paasmaandag 2 april 1945, werd een granaat de elfjarige Jeanke Herben noodlottig. Volgens een ooggetuige, Michael Spronck (va Berbke), was Jeanke op die fatale aprildag ’s middag om zes uur, samen met een groep vriendjes, bij de tunnel die in de Fommestraat onder de Rijksweg door loopt, aan het spelen. De jongens woonden daar allemaal in de buurt. Die middag hadden zij al gooiend met stenen een aantal projectielen onschadelijk weten te maken. Zij waren gewend aan het oorlogstuig dat her en der nog voor het oprapen lag. Zij vonden het zo gewoon, dat zij er nauwelijks gevaar in zagen.
Ook het laatste projectiel (waarschijnlijk een bazookagranaat) hadden ze voor de tunnel rechtop tussen twee stenen gezet. Vanaf de Rijksweg probeerden zij al stenen gooiend deze tot ontploffing te brengen. Omdat het op die manier niet wilde lukken, gingen enkele kornuiten naar beneden. Toen de jongens bij de granaat kwamen zei Jeanke: “Huur dat deenk ratele” (Hoor dat ding ratelen), waarop hij de granaat oppakte om hem snel weg te gooien. Maar het was te laat, het tuig ontplofte. “Waarschijnlijk heeft Jeanke ons daarmee het leven gered”, zegt Michael nu, bijna zestig jaar later.
Wachtmeester Kersjes en marechaussee Quax deden daags erna in een procesverbaal verslag van het ongeval. Zij maakten melding van vier gewonden:
– Jeanke Herben, 11 jaar, van wie beide benen onder de knie waren afgezet, terwijl hij verder verschillende vleeswonden had. Zijn toestand was ernstig.
– Jo Cremers, 11 jaar, had diverse zware vleeswonden aan beide benen en een versplinterde enkel. Zijn toestand was eveneens ernstig.
– Michael Spronck, 11 jaar, liep minder zware vleeswonden op over zijn gehele lichaam. Zijn toestand was redelijk.
– Pierre Vaessens, bijna 12 jaar, liep slechts lichte verwondingen op aan zijn rechtervoet.
Volgens de verbalisanten kon Jeanke geen verklaring afleggen. Jo en Michael verklaarden dat zij met een granaat hadden gespeeld en verder niet wisten hoe het gebeurd was. Alleen Pierre wist zich te herinneren dat Jo Cremers een granaat had gevonden en dat zij daar met stenen naar hadden gegooid. Toen dat geen effect had, nam Jeanke hem op, maakte een draadje en een schroefje los en riep: “Huur, wie dat ratelt” Onmiddellijk daarna ontplofte het projectiel en vielen Jeanke en Jo op de grond, terwijl Mathieu en Pierre nog weg konden lopen.
Niet lang na het gebeuren arriveerde een Amerikaanse legerauto. De inzittende officier stelde voor de zwaar gewonden naar het legerlazaret in Aken over te brengen. Maar de vader van Jeanke prefereerde het ziekenhuis in Maastricht (Klevarie), omdat hij zijn zoon dan gemakkelijker dagelijks kon bezoeken. Aldus geschiedde. Jeanke die veel last had van fantoom pijnen lag met zijn beide gewonde speelkameraadjes op een kamer. Maar voor Jeanke was er geen redding meer; twee dagen later, die woensdag overleed hij, eigenlijk niet aan zijn verwondingen, maar aan de klem (tetanus). De nabestaanden hebben zich daarna vele malen afgevraagd of het toch niet beter was geweest Jeanke door de Amerikanen te laten verzorgen. Zij hadden veel meer ervaring met oorlogsgewonden. Toen zijn vader zijn spulletjes mee naar huis nam, bleek in een van zijn sportkousen nog een bot(je) van zijn been te zitten. Dit botje wordt heden ten dage nog door zijn zus Liza, als aandenken aan haar broertje, als een kleinood gekoesterd.
Het stoffelijk overschot van Jeanke werd in een zwarte koets, getrokken door een zwart paard, begeleid door vele dorpsgenoten en alle schoolkinderen ten grave gedragen, waar het hoofd van de school (meester Pierre Bessems) met een emotionele speech afscheid van hem nam.
Beste Jean,
Wij staan hier, samen met je schoolmakkertjes, om je onze laatste groet te komen brengen, alvorens je jeugdig lichaam aan de schoot der aarde zal toevertrouwd worden.
Wreed werd je, nog zo jong, uit dit leven weggerukt. En velen van je vriendjes, hoe kinderlijk onwetend ook, zullen zich thans moeten afvragen: “Zou het lot, dat Jean van ons wegnam, niet veel eerder ons hebben kunnen treffen?
Beste jongens,
Binnen enkele dagen zult ge blikken naar de lege plaats in de school, waar Jean nog kort geleden gezeten heeft. Verlangend zult ge, met mij, uitzien naar die reine, eerlijke, blauwe kijkers, die je altijd zo open en vol vertrouwen konden aanblikken. Zo graag zouden jullie allen, als echte jongens, weer eens ’n vriendschappelijk robbertje met Jean ten beste willen geven. Zo graag zoudt ge nog eens met Jean over alles en nog wat willen bomen. O.L. Heer heeft echter anders beschikt.
Voor je vriendjes was je, Jean, ’n trouw kameraadje, een frisse, vrolijke levenslustige jongen en voor je onderwijzer ’n eerlijke en ijverige leerling. Zoals je er uitzag, zo was ook je werk: goed verzorgd, keurig netjes. Soms een kwajongen, maar nooit en te nimmer ’n kwade jongen.
Voor je broertje en zusjes was je een lief broertje, voor je ouders ’n dierbaar zoontje, hún trots.
Beste Ouders,
Als vader, als ’n tweede vader over m’n leerlingen die mij allen dierbaar zijn, kan ik mij zo goed Uw diepe smart indenken. Maar Jean zal met hetzelfde grote vertrouwen, waarmee hij altijd tot U kwam, neen, met ’n oneindig groter vertrouwen tot z’n Hemelse Vader en Hemelse Moeder gaan, om voor U te verkrijgen de kracht en sterkte om ook dit zware offer te dragen.
En met den heiligen man Job, die op een dag zijn hele hebben en houden en zijn tien kinderen verloor, zult Gij als brave Christen Ouders, in het vuur van Uw zware beproeving weten te zeggen: “De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de Naam des Heren zij gezegend!”
Beste Jean, moge je dan door het offer van je leven van O.L. Heer, den Groten Kindervriend, verkrijgen dat je beide vriendjes, Jo en Michel, die thans nog in het ziekenhuis verblijven, voorspoedig zullen genezen, en dat de jeugd toch uiteindelijk eens moge beseffen, hoe gevaarlijk het spel toch is, dat zij telkens en telkens weer speelt.
Rust zacht, lieve Jean. Wij zullen altijd aan je blijven denken.
Tot weerziens, later, in de schone Hemel.”
door Jean Janssen en Jo Purnot, jaargang 8 blz 99-104