De schuilplaats onder 't Gehucht

Afdrukken
Kent u deze plek?
Door Wiel Becker

 jrg3blz6

 

De schuilplaats onder ‘t Gehucht
In de raadsverslagen van de gemeente Cadier en Keer van de vorige en begin deze eeuw vindt men ook besluiten die betrekking hebben op ’t Gehucht. Ben je niet ingewijd dan rijst de vraag: “Waar ligt dit gehucht?”. Lees je de verslagen aandachtig dan kom je tot de conclusie dat met het gehucht Sint Antoniusbank wordt bedoeld. Geboren en getogen Keerdenaren bevestigen deze conclusie. Men sprak niet over Sint Antoniusbank maar over ’t Gehucht.
Tijdens de aanleg van de trambaan Maastricht-Gulpen/Vaals (1924-1925) werd bij de halte Sint Antoniusbank in de leemgrond een kruipgang aangetroffen. Harrie Moermans kan zich nog herinneren dat zijn vader vertelde dat tijdens de aanleg van de halte een in de grond geslagen paaltje opeens verdween. Het vinden van deze kruipgang, lopend in zuidwestelijke richting en uitkomend in een onderaardse ruimte, is beschreven in De Maasgouw van 1933. De schrijver vertelt dat de heer Meyer, ingenieur der Limburgsche Tramwegmaatschappij, de aandacht vestigde op de ontdekking en hem in de gelegenheid stelde het kruiphol te bezichtigen. De ingang van het hol bevond zich op een afstand van drie meter van de as van de tramlijn (nu Zwarte Weg). De kruipgang liep schuin naar beneden en was ongeveer vier meter lang, 60 cm breed en 75 cm hoog. De gang kwam uit in een langwerpig vertrek, dat zeer regelmatig in de leem was uitgegraven. De ruimte was ruim drie meter lang en meer dan anderhalve meter breed en had in het midden van de smalle zijden een vierkant nisje van 30 cm breed en 35 cm hoog, dat door een driehoek was afgesloten. De hoogte van het vertrek was ruim anderhalve meter. De zoldering was aan beide zijden in de richting van de lengte schuin afgestoken, zodat zij boven spits toeliep. Ook de kruipgangen waren op dezelfde wijze driehoekig afgedekt. Een rond of spits plafond kan immers de druk van de bovenliggende grond beter opvangen dan een vlak plafond.

jrg3blz7

In de meest verwijderde hoek tegenover de ingang liep tot een lengte van bijna drie meter een tweede gang in dalende richting en boog dan rechtsom. Deze gang kon niet meer verder worden gevolgd, omdat hij gedeeltelijk met losse grond was opgevuld. De wanden en de zoldering van het vertrek, de nissen en de gangen waren zorgvuldig bewerkt en schenen na bevochtiging van de leem te zijn gladgestreken. In de ruimte werden potscherven en beenderen gevonden.

De vraag is waartoe het vertrek, dat ongeveer vijf meter onder het maaiveld ligt, heeft gediend. Gedacht wordt aan een schuilplaats die door bewoners van een naburig huis gegraven is voor tijden van oorlog. De scherven van het aardewerk wezen op het tijdperk van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) en de beenderen bleken afkomstig te zijn van maaltijden. De schuilplaats is dus daadwerkelijk in gebruik geweest.
Het huidige Zuid-Limburg is door de eeuwen heen een gebied geweest waar legers doortrokken. Dat was te “danken” aan de handelsweg naar Keulen en de Maasovergang in Maastricht. Maastricht werd vaak belegerd en wisselde nogal eens van “eigenaar”. Een ander voorbeeld is Valkenburg. Tussen 1631 en 1637 wisselde het bezit zeven keer van bezetter. Vier keer waren de Spaanse troepen er heer en meester, drie maal de Staatse troepen. De belegering van een stad bracht niet alleen veel narigheid en ellende voor de inwoners, maar ook voor de omliggende plaatsen en dorpen was het een ramp. Het huisvesten van de soldaten en het leveren van voedsel aan de legers zijn slechts twee voorbeelden die de toch al arme plattelandsbevolking hard troffen. Het is begrijpelijk dat de inwoners schuilplaatsen zochten (grotten) of maakten om hun weinige bezittingen veilig te stellen of alleen al om het vege lijf te redden.
Terug naar de schuilplaats bij Sint Antoniusbank. Doordat de kruipgang onder de aan te leggen tramlijn liep, moest deze dichtgemaakt worden. De juiste ligging van het hol zou door een of ander teken kenbaar gemaakt worden. Het is niet bekend of er inderdaad een teken is aangebracht. Niemand kan zich hier iets van herinneren. Wel is bekend dat de ingang van de kruipgang zich bevond in de tuin van de familie Mourmans (Sint Antoniusbank 1), waar nu de garage staat.

Bronnen:                    Maasgouw 1933
                                   Limburgs Dagblad 1998: Barokke narigheden (Jan Creusen)