De familie Meusens en de hoeve

Afdrukken

Door Jo Purnot

De Meusenhof was in de achttiende eeuw de grootste hoeve van Cadier, zeker als we rekening houden met de bijbehorende landerijen. De eigenaar bezat in 1735 alleen al in Cadier – dus Keer niet meegerekend – vijftig stukken land, weide en bos, met een totale oppervlakte van ruim 35 bunders. De boerderij zelf, het erf, de tuin en de huisweide waren meer dan drie bunders groot. De Meusenhof was een winhof. Dat betekende dat de eigenaar de boerderij niet zelf exploiteerde en er ook niet zijn vaste stek had, maar de hoeve verpachtte. Over de Meusenhof, een pachter en de eigenaren in de achttiende eeuw gaat dit artikel.

jrg3blz49 

De Meusenhof
tekening: Ton Lourens


Het woongedeelte en de bedrijfsgebouwen van de Meusenhof zijn gebouwd rondom een gesloten binnenplaats. In Zuid-Limburg komen we deze bouwstijl nog veel tegen. Op de binnenplaats nam de mestvaalt een prominente plaats in. Tegenwoordig halen we onze neus op voor de stank, de vliegen en het ongedierte die een onhygiënische mestvaalt met zich meebracht. Echter mest was vroeger van levensbelang voor de boerderij, voor de boer was het “goud”.
De Meusenhof heeft aan de voorkant een imposante hoge voorgevel en twee grote poorten met zwart geverfde sjaampsjtèin (schampstenen) om de gevels te beschermen  tegen voertuigen. Een jaar of tien geleden hebben de huidige eigenaren en bewoners, de kinderen Vaessen, de lelijke cementlaag van de buitenmuren gehaald en is de vroeg achttiende eeuwse speklaag – briekke (bakstenen) afgewisseld met mellegerblök (mergelblokken) – weer zichtbaar. Zo kreeg het gebouw zijn oorspronkelijke aanblik weer terug. Deze bouwtrant werd vroeger gebruikt omdat mergel goedkoper was dan baksteen. De gevels aan de binnenplaats zijn van baksteen en vakwerk. Aan de oostkant zijn nog hoge en smalle raampjes in een houten omlijsting.
In de gevels van de boerderij is een aantal jaartallen te vinden. In de top van de voorgevel van het huis is het jaartal 1715 gemetseld. In de sluitsteen van de linker ellipsboogpoort kunnen we nu nog lezen ANNO. In de sluitsteen van de rechterpoort staat het jaartal 1711. Onder de poortdoorgang is een deurkozijn met op de bovendorpel nauwelijks leesbaar door de vele kalklagen ANO 1711 IHS. De oudere mergelstenen achtergevel heeft een ellipsboogpoort van baksteen met hardstenen imposten en dito sluitsteen met 1713.
De boerderij is begin achttiende eeuw gebouwd of heeft in die tijd een fikse verbouwing doorstaan. Het jaartal 1711 boven de rechterpoort is verklaarbaar, omdat we uit oude documenten weten dat de boerderij in dat jaar flink is uitgebouwd. Vermoedelijk is de oorspronkelijke boerderij afgebroken en opnieuw opgebouwd.
De bezittingen van de Meusenhof bestonden in 1732 bijna geheel uit akkerland. Buiten de gebouwen, de groentetuin en huisweide (3ha, 76a) waren er nog de Grootte weide van bijna één ha ten zuiden van de boerderij én de weide genaamd de Kamp aan het einde van de Dorpsstraat. De andere 47 percelen die bij de Meusenhof hoorden, waren allemaal in gebruik als akkerland.

Winhof
De pachter van een winhof moest de helft van de opbrengst van de boerderij afdragen aan de eigenaren. Vaak moest hij ook nog cijnzen (grondbelasting) en andere pachtgelden in natura of baargeld betalen.
Men had ‘ne tousj, zoals men de pachttijd noemde, voor drie jaren of een veelvoud daarvan. De periode van drie jaar had te maken met de zo genaamde “drieslag” waarbij op een stuk grond één jaar graangewassen werden verbouwd, het volgende jaar hakvruchten en het derde jaar de grond braak moest blijven liggen. Hooguit mocht er wat klaver of wortelen op worden verbouwd. Wanneer d’n tousj om was en niet werd verlengd, verhuisde men weer naar een andere hoeve. Dit verhuizen, dat meestal in maart plaatsvond, noemde men bageere. De pachter trok dan in een lange stoet begeleid door z’n naobersj (buren), met zijn hele hebben en houden, naar een volgende pachthoeve. De wagens, karren en vee waren voor die gelegenheid opgetuigd met papieren bloemen. Tijdens de herdenking van 150 jaar samengaan van Cadier én Keer (1978) werd dit bageere nog eens uitgebeeld. Een optocht van “negentiende eeuwers” trok toen van Bemelen naar Cadier en Keer.

jrg3blz51

 Achterzijde van de Meusenhof

tekening: Ton Lourens


Op een pachtcontract van 22 mei 1783 gaan we wat uitgebreider in. De eigenaren van de Meusenhof waren toentertijd de broers en zusters Machuré. De pachter was Petrus Dobbelsteijn. Hij werd gedoopt in Heer op 25 juli 1740 als zoon van Johan Dobbelsteijn en Anna Maria Vaessens. Op 32-jarige leeftijd trouwde hij in Wolder met Maria Henneus, geboren in Meerssen.
De duur van de tousj was twaalf jaar, op basis van halfscheid (halfwin). Het waren 24 bunder land (ongeveer 21 ha). Niet alles was verpacht, want een gedeelte van de boerderijwoning en stallen reserveerden de eigenaren voor eigen “gerief”. Zo konden ze bij tijd en wijle in Cadier verpozen. Als de Machurés op de Meusenhof wilden vertoeven, moest Petrus hen met zijn paarden en karren vanuit de stad naar ons dorp vervoeren. Op de Meusenhof moest hij hen naar behoren oppassen en elke morgen het nodige water putten.
Petrus moest 200 gulden per jaar betalen voor weidepacht. Tevens was de helft van de opbrengst van de landerijen en boomgaarden voor de eigenaren.  Hij werd verplicht hun aandeel op zijn kosten af te leveren op de plaats waar zij dat wilden. Waarschijnlijk zal dat een marktplaats zijn geweest, zoals Maastricht, Valkenburg, Gulpen of Aubel. Was de be- zorgplaats verder dan Visé dan droegen de eigenaren bij aan de vervoerskosten. Ook de tolkosten namen ze voor hun rekening. Daarboven moest Petrus aan de eigenaren de bergamotte peren en de hele opbrengst van vijf goede appelbomen en een notenboom afstaan. De pachter moest de landerijen: “laboreren soo als een vroom en sorgvuldig ackerman toestaat en behoort te doen”. De mest en het stro mocht alleen voor eigen gebruik worden aangewend. Daarbij moest Petrus 300 bösselen stro reserveren voor onderhoud van de daken. Wat over bleef moest worden verwerkt. Ook was de pachter verplicht de eigenaren op bepaalde tijden twee viedele eieren ( = 2  x  25 stuks en 2  x 1 extra voor het eventueel breken) en vijftig pond boter te leveren. Elk jaar na Hemelvaart (15 augustus) moest hij een bakske, te weten een berg iets groter dan een speenvarken, gratis leveren. Rond Sint Andriesdag (30 november) leverde hij een koppel hanen, een vet verken en een hamel (gesneden ram).
De pachter moest de fruitbomen elk jaar behoorlijk mesten. Hij moest de bomen van rupsennesten en poppen zuiveren. Verder moest hij de jongste bomen met doornen voorzien, opdat de beesten ze niet konden beschadigen.
Tot 1795 woonde Petrus met zijn echtgenote Maria op de Meusenhof. Daarna verhuisde hij met zijn gezin, dat verder nog uit negen kinderen bestond, naar Borgharen. Daar overleed hij in de gezegende leeftijd van bijna negentig jaar. Volgens de akte, opgemaakt na zijn overlijden op 19 maart 1930, liet hij aan zijn zes nog in leven zijnde kinderen geen roerende noch onroerende goederen na. Was dan toch zijn pachterstijd op de Meusenhof geen “vetpot”geweest?


De familie Meusens

Thomas Meusens
trouwde ca. 1580
Maria Aussems
Jan Meusens
trouwde 1621 Cadier
Maria Mertens (Even)
Gerard Meussens
trouwde ca. 1605  
Gertrudis N.N 
Peter Meusens
trouwde ca. 1655
Isabella van der Biessen
Mathijs Meusens
trouwde in 1643 Cadier
Elisabeth Aussems  
   Johan Lambert Meussens
trouwde in 1691 Maastricht
Maria Catharina Simonis
Willem Meusens
trouwde in 1686 Cadier/Maastricht
Maria Jacobs
Gerard Meusens
trouwde in 1730 Maastricht
Maria Joanna van Neven
(geen nakomelingen)
Maria Agnes Meusens
Petrus Henricus Machuré  
Maria Isabella Machuré
 (ongehuwd)

                                                                                                   
We komen de familie Meusens al vroeg tegen in Cadier. Vermoedelijk was ene Thomas Meusens, schout van Cadier in 1612, de eerste. In de eerste helft van de zeventiende eeuw woonden minstens twee zoons van hem in Cadier: Jan en Gerard. De eerste volgde zijn vader op als schout rond 1622. De beide broers waren buren, althans de huizen die ze in eigendom hadden, lagen naast elkaar. Jan Meusens, gehuwd met Maria Merten (of Even), was eigenaar van een huis en hof op de plaats waar nu de Meusenhof staat (nu Kerkstraat 84) en Gerard was eigenaar van het huis dat aan de westkant aan de Meusenhof grensde (nu Kerkstraat 82). Waarschijnlijk hebben beide percelen oorspronkelijk bij elkaar gehoord en zijn zij door erfenisdeling van elkaar gescheiden.

Jan Meusens
Wij weten niet veel van Jan, de gegevens zijn niet compleet. In ieder geval huwde hij met Maria Mertens alias Even. Zijn huis met hof was twaalf grote roeden groot (ruim 52 aren). Hiervoor moest hij vijf vaten rogge erfpacht aan de kerk betalen. Vier kinderen zijn bekend: Maria (1622), Petrus (1623), Maria (1627) en Thomas (1631). Zowel Jan als zijn vrouw Maria overleden in 1633. Tot voogd van hun kinderen werd Pieter Mertens benoemd. Hij was gehuwd met Petronella Meusens, een zus van Jan.

Mathijs Meusens
Mathijs, zoon van Gerard, huwde in 1643 in de kerk van Cadier met Elisabeth Aussems. Hij overleed op 26 augustus 1698 door een val van een ladder in de korenschuur. Hij was een bejaarde, vrome man, althans dat schreef de pastoor in het overlijdensregister. In het doopregister zijn vijf kinderen ingeschreven:
1. Gerardus (1644)
                                      2. Anna (1645), huwde met Heijliger Lijnen.
                                      3. Gertrudis (1646)
                                      4. Catharina (1648)
                                      5. Willem (1652), huwde met Maria Jacobs.
Deze Meusens-tak stierf na zoon Willem uit.

Peter Meusens
Peter was een zoon van Jan Meusens en Maria Mertens (Even), gedoopt op 4 februari 1623 in de kerk van Cadier. Hij huwde met Isabella van der Biesen. Cadier werd Petrus wat eng en hij trok naar Maastricht. Hij was er burger en koopman. Hij komt in verband met grondaankopen in het archief van Cadier regelmatig voor. Peter overleed in Maastricht op 3 april 1673. Hij werd in de Sint Nicolaaskerk begraven. Deze kerk stond naast de basiliek van Onze Lieve Vrouw, waar nu hotel Derlon is. De kerk was in 1838 zo bouwvallig dat alleen sloop nog restte. Het feit dat Peter niet op het kerkhof maar in de kerk werd begraven, wijst er op dat hij zich had opgewerkt tot een bemiddeld en vooraanstaand man. Zijn echtgenote Isabella overleefde hem vele jaren. Zij overleed op 25 juni 1706. Later werden hun grafstenen in de kapel van Lichtenberg op Slavante bij Sint Pieter teruggevonden. Waarschijnlijk zijn zij na de afbraak van de Sint Nicolaaskerk  naar Sint Pieter overgebracht.
Het gezin van Peter en Isabella bestond uit minstens drie kinderen:
1. Johan Lambert, gehuwd met Maria Catharina Simonis
2. Helena, gedoopt in de Sint Nicolaaskerk op 12 mei 1661
3. Maria, gedoopt in de Sint Nicolaaskerk op 19 september 1665.

 jrg3blz55

Een kijkje op de binnenplaats

Johan Lambert Meusens
Johan was degene die de Meusenhof bouwde of tenminste de bestaande boerderij flink uitbreidde. In 1711 kocht hij van zijn buurman Willem Meusens, gehuwd met Maria Jacobs, een stuk van diens erf om daar een schuur op te bouwen. Wel behield Willem zich het recht voor om in de lengte van 20 voet tegen de gevel stallen te bouwen. Johan Lambert woonde in Maastricht en bekleedde daar belangrijke politiek functies. Hij huwde in de Sint Nicolaaskerk op 18 februari 1691 met Maria Catharina Simonis. Hij overleed op 8 juli 1722 en werd in de Sint Nicolaaskerk begraven. Zijn echtgenote overleed ruim twee jaar later. Het echtpaar kreeg tien kinderen, vier jongens en zes meisjes, die allen, voor zover ze niet jong stierven, erg goed zijn terechtgekomen.

Gerard Meusens
De laatste eigenaar die de naam Meusens droeg, was Gerard. Hij werd gedoopt op 24 april 1695 in de Sint Nicolaaskerk in Maastricht en was een zoon van de bovenvermelde Johan Lambert Meusens en Maria Catharina Simonis. Gerard behaalde het licentiaat in beide rechten (Romeins en Canoniek recht). Hij was Commissaris Instructeur, een van de hoogste autoriteiten in Maastricht. Hij huwde met dispensatie van roepen met Maria Johanna van Neven in de Sint Nicolaaskerk op 11 september 1730. Gerard overleed op bijna 59-jarige leeftijd. Hij werd op het koor in de Sint Nicolaaskerk begraven. Het echtpaar bleef kinderloos. Hun erfgenamen zijn de kinderen van een zuster van Gerard: Maria Agnes Meusens, gehuwd met de Maastrichtse medicus Petrus Henricus Machuré.

In een volgend artikel gaan we in op de Meusenhof in de negentiende en twintigste eeuw.