De Tweede Wereldoorlog in Cadier en Keer

Afdrukken


"... de hele kamer vol Duitsers op kousenvoeten"  
door Frans Mingels (va Pierre)

Dit jaar (2004), om precies te zijn op 13 september, is het zestig jaar geleden dat ons dorp bevrijd werd. De redactie van de Keerder Kroniek wil dit niet ongemerkt voorbij laten gaan. Daarom zal in de komende Kronieken aandacht besteed worden aan de Tweede Wereldoorlog en de Bevrijding. Wij doen dat in een serie artikelen deels gebaseerd op officiële bronnen, deels door dorpsgenoten te laten vertellen hoe zij die periode ervaren hebben. Een voorbeeld hiervan is dit artikel van de hand van Frans Mingels. Wilt u zelf nog iets vertellen over de oorlogsjaren of hebt u foto's of documenten over die tijd, dan verzoeken wij u contact op te nemen met de redactie.

De komst van de Duitsers
Op 10 mei 1940 werden wij al vroeg in de morgen opgeschrikt door het lawaai van laag vliegende vliegtuigen. De blauwe lucht met hier en daar een klein wit wolkje, was er vol van. De vliegtuigen hadden een groot kruis over hun romp geschilderd. Ik was toen negen jaar en woonde aan de Rijksweg, naast waar nu bloemisterij Widdershoven is gevestigd.

Toen wij aan de straatkant het schouwspel in de lucht stonden te bekijken, kwam plotseling een Nederlandse soldaat op een fiets aanrijden. Hij vroeg aan mijn vader of hij de weg met karren wilde barricaderen. Want, het materieel waar de Duitsers mee in aantocht waren, was toch maar van blik, wist hij. Toen mijn vader zei: "Maak je uit de voeten, ze schieten je dadelijk overhoop", stapte hij weer haastig op zijn fiets en reed snel richting 't Indsje. Daar vond hij wel gehoor, want even later zagen wij daar, in de verte, karren dwars over de weg staan.
Trots op dat resultaat kwam de soldaat weer terug gefietst en spoorde ons aan om dan maar een paar zware eikenbomen, die langs de weg stonden, om te kappen en over de weg te trekken. Hoe het precies gegaan is, weet ik niet meer, maar na korte tijd lagen ter hoogte van de weg naar 't Gruusselt, waar toen de familie Jacobs woonde, bomen over de weg. Natuurlijk stonden vele Keerdenaren langs de weg te kijken, in afwachting van wat ging gebeuren.

jrg7blz52

Links de woning van het gezin Mingels, rechts boerderij Janssen (nu bloemisterij Widdershoven)

En daar kwamen zij aan vanuit de richting Margraten, de Pruûsje (Duitsers), één grote colonne. De Rijksweg was, zo ver als je kon zien, vol met tanks en andere voertuigen. De versperring op 't Indsje bleek geen succes. Voor de tanks was het een fluitje van een cent. Zo trokken zij ons huis voorbij, met de Duitse vlag over het voorste rupsvoertuig. Toen zij bij de bomen kwamen, stopten de eerste voertuigen, een tank ging er omheen en trok de bomen weg. De eerder genoemde Hollandse soldaat schoot nog met zijn geweer, zonder resultaat. Enkele Duitsers die in de greppel in dekking waren gegaan, klommen weer in hun voertuig. Nadat klein oponthoud trok de colonne weer richting Maastricht; tanks met kanonnen, auto's met soldaten en afweergeschut. Maar ook wagens getrokken door paarden, soms twee rijen dik. Het trok maar door, dag en nacht, er leek geen einde aan te komen. Duizenden soldaten die meestal zingend voorbij marcheerden, je kwam ogen te kort. Overigens de Nederlandse soldaat die verantwoordelijk was voor de barricades, had, naar werd verteld, zich bliksemsnel omgekleed en zich als burgerman uit de voeten gemaakt.

Duitsers in huis
In eerste instantie kregen wij de toezegging dat ons gezin, wegens gebrek aan ruimte, geen Duitse soldaten hoefde in te kwartieren. Maar jawel, vanaf de eerste dag zat onze huiskamer en de gooj kamer vol met Moffen. Een bijkomend probleem was dat de vloer van de gooj kamer pas door een zekere Magermans was geschilderd. Deze stond bekend om zijn mooie olieverfkarpetten die hij op de vloer maakte.
De marmeren imitatie die hij gelegd had, was nog niet helemaal gehard. Maar een Duitse officier was zo coulant de soldaten de opdracht te geven hun laarzen uit te trekken. 's Avonds zat de hele kamer vol met soldaten op kousenvoeten.
Toen ze 's morgens vroeg weer buiten waren om te vertrekken, kwam één soldaat terug gerend omdat hij zijn plunjezak in de kamer had laten staan. Hij vergat echter zijn laarzen uit te trekken. De officier die dat zag, trok brullend zijn karwats en begon op een onmenselijke manier op hem in te slaan. Of dat nog niet genoeg was, moest hij daarna voor straf de gaarkeuken op- en afspringen. Toen mijn moeder zag hoe de soldaat aangepakt werd, barstte zij in tranen uit en zei: "Dae sjmaerige vloer".

Melk halen in Eckelrade
Na de inval van de Duitsers veranderde stilaan een aantal zaken. Bezuinigingen werden ingevoerd, etenswaar, kleding en rookwaren kwamen op de bon. Voor alles moest je toestemming of een vergunning hebben. Na verloop van tijd was er voor de auto's geen benzine meer. Sommigen gebruikten een alternatieve brandstof, zij reden met een wagentje op twee wielen achter hun auto, waar gastanks opstonden. Ook de bussen moesten van andere brandstoffen gebruik maken.
Na verloop van tijd kwam ook een aantal melkventers van ons dorp (Math Heusschen, Jup Nederlands, Pierre Bessems en Jacques Vaessen) in de problemen. Deze laatste had in het begin van de bezetting een ventwijk van de familie Van Hoven overgenomen. Zij hadden altijd met een vrachtauto de melk vanaf de melkfabriek Sint Barbara van Eckelrade aan huis geleverd gekregen. Maar toen er onvoldoende brandstof was, ging dat niet meer. Hun probleem was, dat het praktisch ondoenlijk was om met hun kleine karren de melk zelf te gaan halen. Dus gingen ze op zoek naar iemand die wel een geschikt paard en een kar had. Zo kwamen zij bij mijn vader terecht.

jrg7blz54
Het gezin Mingels-Bisscheroux In het midden de ouders Pierre Mingels en Lies Bisscheroux.
Van links naar rechts de kinderen Els, Jean, Frans, Lien, Pierre, Assie, Jo, Jeanne, Mia en An.

Maar eigenlijk was één paard niet genoeg want de steile Hoêrebêrg (Orenberg) was een probleem; een volle kar met melkbussen was te veel voor één paard. Doch, daarvoor was wel een oplossing te bedenken, want mijn vader Pierre werkte altijd al samen met zijn broer Sjang en die had ook een paard. Na veel wikken en wegen besloten zij het werk toch aan te nemen. Afgesproken werd dat mijn vader en ik elke morgen om zes uur met één paard naar Eckelrade zouden gaan. Noonk Sjang en mijn neef en naamgenoot Frans gingen dan hun en onze koeien melken. Als zij met die werkzaamheden klaar waren, kwamen zij ons onder aan Hoêrebêrg tegen. Zo gezegd, zo gedaan.

Het was een heel gedoe elke dag over de slechte klei- en kiezelweg naar Eckelrade, want de weg was toen nog niet geasfalteerd. Bij terugkomst stonden noonk Sjang en Frans ons meestal al op te wachten. Het tweede paard werd dan ook voorgespannen en zo trokken wij de heuvel op. Het laatste stuk van de Eckelraderweg aan de Rijksweg liep toen iets anders dan tegenwoordig, het was ook een stuk steiler. Het had niet voor niets de bijnaam de Rámp.

De oorlog loopt ten einde
Hoe langer de bezetting duurde, hoe vervelender het werd. Vooral in de winter als het nog donker was. Alles moest verduisterd zijn, zelfs de straatlantaarns waren uit. Als wij dan met de kar onderweg waren dan bestond onze verlichting voor en achter uit een blik met een kaars erin; één opening was met een wit en het ander met een rood papier afgedekt. Spannend was het als de Amerikaanse en Engelse vliegtuigen beschoten werden door Duits afweergeschut. Je hoorde en zag dan de lichtkogels door de lucht suizen. Vanaf de grond probeerden de Duitsers dan met hun schijnwerpers de geallieerde vliegtuigen in lichtbundels te vangen, zodat zij een gemakkelijke prooi waren. Bij heldere hemel zag je de vliegtuigen in een vuurgevecht op elkaar schieten. Werd een vliegtuig geraakt, dan wist je niet waar het in brokken naar beneden kwam. In die momenten zaten wij flink in de rats. Het was soms zo gevaarlijk dat mijn vader verzuchtte: "Waar zijn we in Godsnaam aan begonnen". Toch ging het goed tot vlak voor de bevrijding. Toen moesten wij ermee ophouden, want de terugtrekkende bezetters namen alle paarden, die op hun weg kwamen in beslag.
Op een avond, toen wij op het land gewerkt hadden, kwam onderweg naar huis mijn moeder ons bleek van schrik tegemoet gelopen. De Duitsers waren thuis geweest om ons paard op te halen, waarop moeder had geantwoord, dat het al weg was. Zij namen toen genoegen met onze kar, en lieten een heel mager paard achter. In werkelijkheid stond het paard gewoon achter in de stal. Onze buurman Janssen raakte wel zijn paard kwijt. Die nacht sliep ik maar weinig. 's Morgens haalde ik heel vroeg, het was nog donker, het paard uit de stal en galoppeerde in indianenzit over de Rijksweg naar de Duûstersjtaeg richting Eckelraderveld. Het ging bijna mis, want plotseling kwam een motor met zijspan achter mij aan de Duûstersjtaeg in. Hij volgde tot aan Helvendèl, maar in het donker raakte hij mij kwijt. Gelukkig had het paard geen licht nodig, dat wist blindelings de weg te vinden. Zo zijn wij goed weggekomen. Enkele dagen later werden wij bevrijd.