De Eerste Wereldoorlog (1914-1918)

Afdrukken

Vieringen en herdenkingen

Honderden vluchtelingen in ons dorp
De Eerste Wereldoorlog (1914-1918)
door Jo Purnot

Volgend jaar is het honderd jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Hoewel ons land niet rechtstreeks bij de oorlog betrokken was, is die periode toch niet ongemerkt aan de Keerdenaren voorbijgegaan. Niet vreemd, gelet op de relatie die de Keerdenaren toen hadden met de Belgische bewoners aan de andere zijde van de grens. De gewelddadige manier waarop de Duitsers te keer gingen, maakte in ons dorp diepe indruk en dwong veel Belgen maar ook Fransen bij ons een veilig heenkomen te zoeken.

Onze relatie met de dorpen aan de overzijde van de grens
De band tussen de dorpen van onze streek met die aan de andere kant van de grens was tot aan de Tweede Wereldoorlog en zeker nog eerder, vóór de Eerste Wereldoorlog, veel steviger dan tegenwoordig. Veel Keerdenaren hadden er familie of bekenden wonen. Men kwam geregeld in Moelingen, Voeren, Bieën (Berneau), Weerst (Warsage), Wezet (Visé) en Cheratte. We hoeven de bevolkingsregisters tot 1940 maar open te slaan om te zien dat in bijna elk groot gezin wel iemand van de kinderen aan de andere kant van de grens werkte, ook in de Waole-pejie (pejie = verbastering van het Franse pays wat 'land' betekent, dus Wallonië). De taalgrens speelde nauwelijks een rol. Jongemannen gingen in het land van Herve aan de slag als boerenknecht en meisjes gingen er oetdeene (als dienstmeisje werken). Dorpsbewoners (Jean Janssen en Frans Haesen) wisten te vertellen dat Keerdenaren aan de Belgische zijde gingen húi-je (hooien), terwijl later in het jaar Belgen als tegenprestatie bij ons kwamen krote trèkke (bieten uitdoen). Volgens Frans gebeurde 't húi-je in de buurt van Aubel, daar hadden boeren grote graslanden. Zijn vader en kompanen waren dan vaak weken van huis. Ook gingen er kinderen heen om 't Frans (de Franse taal) te leren bij de zusters in Voeren of zij gingen naar de Saint-Hadelin in Visé naar school. Keerder mannen gingen tijdens donkere nachtelijke uren in Voeren en Moelingen sjmoekkelwaar (smokkelwaar) halen. Met volle pungele (bundels/buidels die op de rug werden gedragen) keerden ze dan door de weilanden en over de akkers terug naar Keer. Bijna altijd wisten ze de kemèize (douane) en de plaatselijke baoj (veldwachter) uit handen te blijven.
Niet vreemd dus dat er over en weer vele contacten waren en dat de Keerdenaren tijdens de Eerste Wereldoorlog erg met de lotgevallen van de Belgen begaan waren.

Nederland neutraal, België in oorlog
De Nederlandse regering hoopte dat wij onze neutraliteit zouden kunnen bewaren. Wat ook gebeurde. Onze Belgische buren lukte dat niet; alle inspanningen van de Belgische koning Albert ten spijt. Albert was getrouwd met een nicht van de Duitse keizer en trachtte door inzet van zijn familiebanden België buiten de oorlog te houden. Tevergeefs.

2013blz130

Sjeng Keulen (1898-1944) droeg tijdens de Eerste Wereldoorlog 's konings wapenrok

Op 28 juli 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit en werd een aantal Keerder jongemannen, die inmiddels waren 'afgezwaaid', gemobiliseerd. Tonie en Frans van de Ven, Sjeng Keulen en anderen moesten opnieuw de wapenrok aantrekken. Ook van andere Keerdenaren is bekend dat zij ingezet werden, vaak voor grensbewaking. Jaren later deden over die mobilisatietijd nog heroïsche verhalen de ronde. Ze werden steeds opnieuw verteld en werden steeds 'spannender'.
 
Oorlogshandelingen
Nadat België het Duits verzoek om een vrije doortocht naar Frankrijk had afgewezen, trokken in de vroege ochtend van 4 augustus 1914 de Duitse troepen de Belgische grens over. Tegen zeven uur 's avonds namen ze, voornamelijk Akenaren, de stad Visé in. De bedoeling was om daar de Maasbrug over te steken, maar daar staken de Belgen een stokje voor; ze lieten de Maasbrug springen. Een flinke tegenvaller voor de Duitsers. Tegen de avond trokken zij zich voor een deel terug richting Berneau. Daar werden ze door hun eigen troepen met friendly fire ontvangen; tientallen Duitsers lieten hierbij het leven. Door die blunder raakten ze nog meer gefrustreerd en moesten de burgers het ontgelden.
Iets ten noorden van Visé, dus vlak bij de Nederlandse grens bij Navagne (Moelingen), zo ver mogelijk verwijderd van de kanonnen van fort Pontisse (bij Herstal), bouwden de Duitsers een noodbrug over de Maas. Over deze pontonbrug konden vanaf 5 augustus 1914 duizenden Duitse soldaten met hun materieel de overkant van de Maas bereiken om daarna de Luikse forten ook van de westkant aan te vallen.

Onze Belgische grensdorpen in brand
De Duitsers gingen als beesten te keer. Uit rancune over de haperende doortocht staken ze op 6 augustus 1914 Moelingen in brand; 73 huizen vielen ten prooi aan de vlammen, tien burgers kwamen om het leven. Ook het buurdorpje Berneau moest het flink ontgelden; 72 huizen werden verwoest en elf inwoners vonden hierbij de dood of werden gefusilleerd.
Ruim een week later, op 15 augustus, deden de Duitsers het in Visé nog eens dunnetjes over. Bijna het hele stadje werd door de Duitsers platgebrand, althans 575 huizen brandden af en 32 burgers vonden de dood.

Keerdenaren als ramptoeristen
Keerdenaren kregen de ellende van onze 'buurdorpen' van nabij mee. Vanaf de Rijksweg konden ze de Belgische grensplaatsen zien branden. Juup (va Sjang va Kläöske) Bisscheroux (1908-2006) wist nog te vertellen dat hij 's avonds met zijn vader op de Rijksweg naar de vuurzeeën ging kijken en dat ze daar meerdere Keerdenaren troffen. Ook vanaf de kiezelkuil bij Huize Sint-Joseph kon men de vreselijke branden zien.
Volgens een andere Keerdenaar, Johan van de Ven, gingen Keerdenaren dagen later in de dorpjes vlak over de grens, Berneau, Moelingen en Visé de gevolgen van het drieste optreden van de Duitsers van nabij aanschouwen. De Duitse grenswacht, meest oude mannen uit Beieren, liet dat toe. Op vertoon van een bewijs van
Nederlanderschap en een bewijs van goed gedrag door de burgemeester kreeg men doorgang.

2013blz132

Moelingen, 5 februari 1933. Inzegening van het kruis ter herdenking van opgehangen dorpelingen.
Het kruis staat nog aan de weg Maastricht-Battice

 Met een hand boven de grond begraven
Om te illustreren hoe wreedaardig de Duitsers waren, het volgende voorbeeld. Eind jaren veertig ging de schrijver van dit artikel, als zes-/zevenjarig jongetje geregeld achter op de fiets bij zijn grootvader van Rijckholt naar Moelingen om daar spek te halen. Als we dan de grens met België over waren, vertelde grootvader steeds opnieuw dat "déi-j sjmaerige Pruusje" (die smerige Duitsers) in 1914, daar langs de wegkant, een gefusilleerde Belgische verzetsstrijder hadden begraven. Als afschrikwekkend voorbeeld hadden zij de hand van de ongelukkige boven de grond laten uitsteken. Achtergebleven dorpsgenoten konden dit tafereel niet aanzien en plaatsten, tot ergernis van de Duitsers, er een emmer overheen. Dit verhaal maakte een onuitwisbare indruk op mij. 

In die eerste dagen van de oorlog vonden verschillende fusillades en ophangingen in de grensdorpen plaats. Een paar honderd meter voorbij de grens aan het Withuis werd een herdenkingsmonument opgericht met de namen van de vermoorde mannen (zie foto vorige pagina). Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd dit door de Duitsers neergehaald, maar direct na de oorlog weer door de dorpelingen in ere hersteld.

Vluchtelingen in ons dorp
Vanaf de eerste oorlogsdag stroomden de vluchtelingen die grens aan het Withuis over. In Maastricht werd in de Rijkskweekschool een vluchtelingencentrum ingericht. Van daaruit werden de vluchtelingen op verschillende plaatsen in de regio ondergebracht.
Een Keerdenaar uit die tijd schreef:
"De stroom vluchtelingen, die over de grens een goed heenkomen zochten, was enorm. Met alles wat ze in hun haast en zenuwachtigheid maar mee konden slepen, met een bloempot of vogelkooitje en het noodzakelijke vaak vergetend, kwamen ze aangestrompeld. Meestal werden ze in de door vakantie leegstaande scholen ondergebracht."

In Maastricht maakten de gevluchte Belgen heftige anti-Duitse propaganda. Dit ging met zoveel rumoer gepaard dat in Maastricht een avondklok werd ingesteld. Niemand mocht meer na 22.00 uur de stad in of uit. Een Keerdenaar beklaagt zich in zijn dagboek dat hij door die avondklok een nacht in een Maastrichtse cel moest doorbrengen.

Opvang in het Missiehuis
Omdat de Duitsers - ook in Frankrijk - al vanaf de eerste oorlogsdag hun ware gezicht toonden, kwam al vrij snel een grote groep zeer gehavende vluchtelingen uit Noord-Frankrijk in het Missiehuis aan. De Franse paters van het Missiehuis spraken hun taal.
Omdat vanwege de oorlog vanaf 1914 geen priesterstudenten meer uit de Elzas kwamen, was er plaats voor vluchtelingen.

Nadat Visé grotendeels was afgebrand, werden in het Missiehuis 150 kinderen ondergebracht. Zij waren vergezeld van twee Belgische officieren, die in hun burgerleven onderwijzer waren. Deze hielden de Waalse kinderen in het gareel en zorgden voor een stukje onderwijs. Later in de oorlog, vooral in 1917, kwamen weer groepen Franse kinderen naar het Missiehuis. De geboren Elzasser pater Joseph Stamm, die voor de oorlog in het Missiehuis wiskundeleraar was, heeft veel voor die kinderen betekend. In 1919 keerde hij terug naar Frankrijk. Het wrede lot wil dat hij daar op het eind van de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers werd geëxecuteerd.

Een dag of veertien voordat op 11 november 1918 de oorlog afgelopen was, kwam nog een groep van 220 Franse evacuées in het Missiehuis aan. Twee dagen later werden ze – op enkele zieken na –  weer doorgestuurd naar het noorden. Een van hen, Pierre Captèze, geboren in 1843, is op 1 november gestorven. Waarschijnlijk aan de Spaanse griep. Hij ligt achter de Lourdesgrot begraven. Het kruisje op zijn graf is enkele jaren geleden, met die van de anderen, vervangen door een plaat naast de grot met de namen van hen, die daar begraven liggen. Ruiming van de kruisjes was nodig in verband met vandalisme.

2013blz134

Begin 1917 waren deze Franse kinderen bij de Zusters van Barmhartigheid ondergebracht.
Deze kinderen zijn tot 1919 bij de zusters gebleven.
De foto is gevonden in het archief van de paters. Zuster links boven is Zr. Mère Marie St.Roche. De zuster daarachter is Zr. Angela

.
Opvang in andere kloosters
In kasteel Blankenberg, waar eerder Franse Redemptoristen hadden gewoond, werden al direct in het begin van de oorlog 200 ontheemden ondergebracht. Ook in het zusterklooster in de Keerderberg vonden twintig Belgen onderdak.
Verder werden Huize Sint-Joseph en Huize Sint-Gerlach (beide behoorden tot 1970 bij de gemeente Heer) volgepropt met Belgen. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak was Huize Sint-Gerlach net gereed. Het gebouw was oorspronkelijk bedoeld als sanatorium voor drankzuchtigen. Tot in 1915 verbleven er vluchtelingen, daarna werden die overgeplaatst naar kasteel Blankenberg.

2013blz135

Missiehuis, Bakkerbosch. Belgische vluchtelingen.
Foto ca.1918

Vluchtelingen bij particulieren
In de eerste week van september 1914 vonden in totaal ca. 400 vluchtelingen onderdak in Keer (Huize Sint-Joseph en Huize Sint-Gerlach niet meegerekend). De opvang gaf problemen want er was een schrijnend tekort aan eerste levensbehoeften, zoals brood, textiel en allerlei andere middelen. Volgens pastoor Oliviers werd een veertigtal personen bij particulieren opgevangen, vaak familieleden of bekenden, die bij de officiële instanties niet geregistreerd stonden.
 
Bij de familie van de Ven werd Fikske Brennenraeds ondergebracht. Hij was familie van de vrouw des huizes. Hij bleef verschillende jaren in Keer wonen. Tegenover de kerk in boerderij Vliegen waren ook twee familieleden uit Moelingen ondergebracht. Een van hen, de 75-jarig Joannes Straets, overleed in april 1915. Hij werd hier begraven.

Keerdenaren als vluchteling terug naar geboortedorp
Bij de vluchtelingen uit Visé hoorde ook het gezin van Leo Haesen (1886-1972) en Lena (va Nandsje) Spronck (1890-1972). Leo was geboren en getogen op 't Rooth en Lena in Keer. Lena was als jong meisje bekend met Visé, want in het bevolkingsregister van 1905 lezen wij dat ze op ruim vijftienjarige leeftijd vanuit Visé naar Keer terugkeert om weer bij haar ouders te gaan wonen. Had ze de laatste schooljaren in Visé doorgebracht om Frans te leren of was ze er al als dienstmeisje in betrekking geweest? Vermoedelijk het laatste, want ook een oudere broer (Sjiel) en zus (Maaria) hadden in hun jonge jaren in Visé gewerkt.

2013blz136

Lena (va Nandsje) Spronck en Leo Haesen

Leo en Lena trouwden in augustus 1913 in Cadier en Keer. Korte tijd later vestigden zij zich in Visé, in een café vlakbij de Maasbrug. Geen gelukkige plek, want toen bij de komst van de Duitsers de Belgen de brug lieten springen, werd door de geweldige luchtdruk die daarmee gepaard ging de gevel van hun huis/café naar binnen gedrukt. Wonderwel raakten Leo en Lena niet gewond, echter hun zes weken oud zoontje Lei kwam in zijn wieg onder het puin terecht. Toch overleefde hij het ongeval. Beroofd van have en goed kwamen ze in de eerste oorlogsdagen terug naar Keer, om hier hun leven opnieuw op te pakken. Het café-leven was hun blijkbaar goed bevallen. Want toen ze in 1917 de kans kregen om van de Maastrichtse brouwerij Marres een café tegenover onze kerk - nu café Old Inn - te huren, lieten ze deze kans niet voorbijgaan. Twintig jaar, tot 1937 hebben ze dat café gerund. Daarna bouwden ze in de Limburgerstraat, schuin tegenover 't Keerhoes, een groot huis (nu Limburgerstraat 77).

Ten slotte
Tegenwoordig is voor veel Keerdenaren de Eerste Wereldoorlog een vergeten oorlog. Immers, inwoners die de oorlog bewust hebben meegemaakt, zijn er niet meer. Wat overgebleven is, zijn flarden verhalen en herinneringen van onze (groot)ouders.
Hier tien kilometer vandaan, aan de Belgische kant, is dat wel even anders. Elk dorp heeft daar zijn eigen oorlogsmonument met aan één zijde de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog en aan de andere zijde die van de Tweede Wereldoorlog. Zij krijgen geen kans om beide oorlogen snel te vergeten.

Literatuur en bronnen:
- Johan van Brakel S.M.A.: Missiehuis Cadier en Keer, 2002
- Johan van de Ven: Wij in ons oude dorpje (niet uitgegeven)
- Interview door Mon Mourmans en Bennie Essers (va Pietsje) met Juup Bisscheroux, 1998
- Informatie: Frans Haesen, Jean Janssen, Huub Souren en pater van Brakel S.M.A.