Inleveren van de radio’s tijdens de oorlog

Afdrukken

Oorlogssprokkelingen (1)

Antrag kann nicht genehmigt werden (verzoek afgewezen)
Inleveren van de radio’s tijdens de oorlog
door Jo Purnot

De mof is als de dood zoo bang
Dat we een seintje krijgen
Op ’t tijdstip van zijn ondergang…!
De Britse zender moet dus zwijgen!!!
Maar de Tiran juicht heus te vroeg
Wij blijven niet van nieuws verstoken!
Er zijn nog “radio’s” genoeg
Die lekker “onder zijn gedoken”!!!

(2de strofe van het gedicht “afscheid van mijn radio”, auteur: anoniem)

Eerste verordeningen van de bezetter
Een paar dagen na de inval van de Duitsers namen de dorpelingen weer hun gewone leven op. De bezetters hadden zich in ieder geval niet zo barbaars gedragen als bij de inval in 1914 in onze Belgische grensdorpen. Natuurlijk was de aanwezigheid van de Duitsers een feit en het verkeer op de Sjtieëwieëg (Rijksweg) van en naar Aken was flink toegenomen. Dat werd precies een maand na de inval Pèj Weusten (gehuwd met Berb Franssen) noodlottig. Pèj woonde boven op ’t Indsje en had aan de overkant van de weg z’ne moostem (groentetuin). De eigenwijze Pèj was gewend zonder veel dralen en zonder uit te kijken de weg over te steken: ze mòtte mer rëkening mèt mich haúwe (ze moeten maar met mij rekening houden). Echter, een Duitse colonne deed dat niet. Pèj werd overreden, aan de kant van de weg geschoven en de colonne denderde voort.

Ook werd al vrij spoedig (4 juni 1940) een verbod afgekondigd om nog naar buitenlandse, niet-Duitse radiozenders, (inclusief Radio Oranje) te luisteren. De Hilversumse zenders konden in de ogen van de bezetter geen kwaad want die waren gecensureerd. Degene die zich niet aan dit voorschrift hield, kon een maximum straf krijgen van honderdduizend gulden of twee jaar hechtenis. Natuurlijk waren in ons land en ook in ons dorp toch mensen die de verordening aan hun laars lapten. Toen de Duitsers dit merkten en het ook nog vanaf 1943 aan het front niet meer Himmel jauchend ging, namen ze een rigoureuze beslissing: alle gezinnen die niet openlijk met de Duitsers koketteerden moesten hun radio inleveren.

2015blz27

Het eerste ‘oorlogsslachtoffer’ in ons dorp Pèj Weusten (met kruiwagen). 
Verder Bèr (Wiette) Brouwers en Dries Narinx (Honthem).
Zij zijn bezig met bomen langs de Rijksweg te kappen.
Foto: jaren dertig.

De bezetter vond dat ondanks het luisterverbod de ophitsende toon van ‘Radio Oranje’ en de BBC sterk had bijgedragen aan de staking in april/mei 1943. De aanleiding tot de staking was de bekendmaking op 29 april 1943 dat oud-militairen (die gevochten hadden in mei 1940) zich vrijwillig moesten melden voor krijgsgevangenschap. Ook had kort hiervoor (in februari 1943) de deportatie van Joden een aanvang genomen.
Mensen die weigerden hun radio’s in te leveren konden rekenen op een fikse gevangenisstraf.

Bijna honderd radio’s in Keer
In ons dorp moesten op 28 en 29 mei 1943 de radio’s ingeleverd worden. Volgens de gemeentelijke lijst werden 98 radio’s ingeleverd; hoewel de PTT aan de hand van de afgegeven luistervergunningen schatte dat het er 150 moesten zijn. De NSB-er Hensels was in onze gemeente met de inname belast. De radio’s werden in het gemeentehuis verzameld en opgeslagen. In het gemeentearchief ligt een lijst waarop exact is bijgehouden welk huisgezin, welke radio, met welk merk en serienummer had ingeleverd. De allermeeste radio’s waren Philips-apparaten, maar er waren ook zelfgebouwde radio’s bij. Zo staat in de lijst achter de namen van Dionysius Bröcheler, Math Essers en Pierre Mingels: “eigen bouw”. (Bij navraag in 2015 bij Lei Bröcheler en Frans Mingels bleek dat niet te kloppen).

Vreemd is dat in 1940 het bevolkingsregister 198 huisnummers telt, dus precies 100 meer dan de ingeleverde radio’s en 48 meer dan het door de PTT geschatte aantal. Waarschijnlijk had niet ieder huisgezin een radio in huis. Maar deze verschillen zijn wel erg groot.

Later kregen 17 inwoners een oproep om zich bij Jac. Lardinois, NSB-burgemeester en tevens hoofd van de politie te melden. Ze moesten komen uitleggen waarom ze hun radio niet hadden ingeleverd. In enkele gevallen was er sprake van een misverstand. Zoals bij Fien Weusten-Drummen. Zij verklaarde tegenover de burgemeester: ik heb nooit radio gehad, kan er dus ook geen inleveren.

Ook de weduwe Cremers-Arbeel legde een verklaring af waarom ze geen radio kan inleveren: “Sinds maart 1943 is mijn radio stuk, de kinderen hebben ermee gespeeld, zodat tijdens de inleveringsperiode van de radio niets meer over was”. Burgemeester Lardinois tekent hierbij aan dat hij van de verklaring niets gelooft. Of deze er verder nog iets mee gedaan heeft, is niet bekend. Wel vermeldt hij nog: “sinds kort hertrouwd met van Nooy”.

Anderen, zoals E.H. (Geel) Spronck, hadden een legitieme reden, (of was het toch een smoesje?):

2015blz29

De vertaling luidt:
Verklaring van Spronck E.H. Op 26 januari 1943 heb ik mijn radioapparaat verkocht aan een man die zich Beckers noemde en woonde in Maastricht, Witte Vrouwenveld.
Ik heb geen kwitantie, wel heb ik getuigen, o.a. Conings, P. Heusschen en Essers, allen woonachtig in Cadier en Keer, Rijksweg

Luistervergunning
Er waren ook Keerdenaren die met een vergunning van de Duitsers op zak liepen: o.a. P. Kersjes (postcommandant politie), J.H. Pirnay, M. Linders, W. Kremers en J. van Geleen.

Na de oorlog waren deze daar niet zo blij mee, omdat ook in Keer de eerste dagen na de bevrijding gold: ‘oog om oog, tand om tand’. De (jonge)mannen van de Orde Dienst namen toen wraak. Ze gingen de huizen van de vergunninghouders langs (waarschijnlijk met uitzondering van P. Kersjes) en haalden daar de apparaten weg. Pas in 1948 kregen die hun radio, weliswaar onder voorwaarden, terug.

Emotioneel verzoek
Een vooraanstaand Keerdenaar, Toussaint Gilissen, deed vrij kort nadat hij de radio had ingeleverd een emotioneel verzoek om zijn radio terug te krijgen:

Cadier & Keer, 15 juni 1943.
Aan den Heer Höheren S.S.- und Polizeiführer, Befehlshaber der Sicherheitspolizei te ‘s-Gravenhage

Excellentie,
Ondergeteekende, Toussaint Gilissen, zonder beroep, wonende te Cadier en Keer (L) bij Maastricht, Limburgerstraat 150, heeft de eer zich tot U te wenden met het volgende:
Op 28 Mei j.l. heeft ondergeteekende een Philips-radio-toestel te Cadier en Keer ingeleverd en wel 650A, E17278. Tot zijn groote spijt mist hij dit toestel ten zeerste. Als oude man van 86 jaren, die sedert de laatste drie jaren zijn woonkamer niet meer verlaten heeft, bijna niet kan zien, zoodat lezen voor hem een onmogelijkheid is – zijn handteekening onder officieele stukken stelt hij op gevoel – had als eenig genot dat radiotoestel. Aan dat toestel, dat hij van zijn vijftien kinderen eenige jaren geleden ten geschenke had ontvangen als erkenning voor zijn welbesteed leven, was hij ten zeerste aan gehecht en verschafte hem menig gezellig uurtje per dag. Als muziekliefhebber – hij is vroeger jaren president van de harmonie, aldaar geweest – speelde hij altijd de muziek door de radio in zijn woonkamer. ’t Overige, wat de radio doorgaf, interesseerde hem niet en luisterde hij niet naar, daarvoor was hij te oud.
Door de inlevering van dit toestel is hem dan ook een groot genot afgenomen geworden. Men kan zeggen, dat een stuk van zijn leven is afgesneden. Dat toestel toch was zijn eenigste verzet in zijn eentonig bestaan. Daar de man bovendien ziekelijk is en denkelijk door het gemis aan muziek zal gaan wegkwijnen, is zijn beleefd doch dringend verzoek hem dat ingeleverde radiotoestel ter ontspanning wederom terug te geven. Hier zou een goed werk aan een zieke oude man van 86 jaren worden gedaan.
In de hoop op een gunstige beslissing en U, Excellentie reeds bij voorbaat dankend, verblijft hij, met de meeste hoogachting,
Uw ond. en dw. dn. (handtekening T.H. Gilissen)

Het antwoord van de S.S.-Untersturmführer was kort:
Antrag kann nicht genehmigt werden. Afgewezen dus!
Ongetwijfeld een grote teleurstelling voor Toussaint en zijn huisgenoten.

2015blz31
Tossing Gilissen (1857-1945).

Ten slotte
Toussaint overleed op 31 augustus 1945. Mogelijk heeft hij na de bevrijding toch nog een klein jaar van de muziek kunnen genieten. In ieder geval werd hij onder begeleiding van fanfaremuziek ten grave gedragen.

Met dank aan: Hub Souren, mw. Lène Kessels-Gilissen