De kerk had een dikke vinger in de pap

Afdrukken

Geloofsleven

Rooms in alles
De kerk had een dikke vinger in de pap
door Fons Meijers

In het begin van de twintigste eeuw had de kerk een grote invloed op het dagelijks leven van de gelovigen. ‘Rooms in alles’ was het devies. Werknemers, boeren en middenstanders werden aangespoord de handen ineen te slaan en zich te verenigen in katholieke bonden, waarin pastoors of de kapelaans als geestelijk adviseur een belangrijke stem kregen. Het onderwijs werd op katholieke leest geschoeid en in de jeugd- en vrouwenbeweging werd veel aandacht besteed aan geestelijke vorming.
In dit artikel wordt beschreven hoe pastoors, kapelaans en zusters Ursulinen en van de Congregatie van Barmhartigheid in onze parochie hun stempel hebben gedrukt op het leven van de Keerder parochianen in de eerste helft van de twintigste eeuw.

Boerenbonden
In de tweede helft van de negentiende eeuw leidden de industriële revolutie en de landbouwcrisis (1875-1895) tot een grote toename van werkloosheid en armoede onder de bevolking. In boerendorpen als Cadier en Keer had de landbouwcrisis tot gevolg dat de bestaanszekerheid van landbouwers, boerenarbeiders en dagloners in ons dorp werd aangetast. Vooral in de winter werd er door de dagloners die dan geen werk hadden, hongergeleden.
Om hun positie te versterken, werden ook de boeren in ons dorp door de pastoor gestimuleerd om door samenwerking in boerenbonden hun belangen beter te verdedigen.

Nu was er in Limburg nog voordat de landbouwcrisis begon, in 1849, al de Limburgse Maatschappij van Landbouw. Deze is vanaf 1870 in de dorpen onderafdelingen, zogenaamde landbouwcasino’s, gaan oprichten. Maar zo een casino was meer een sociëteit van grotere herenboeren dan een bond ter behartiging van de belangen van de kleine boeren.

In Cadier en Keer werd zo een casino in 1892 opgericht. Ook hier waren het enkele vooruitstrevende grotere boeren die het initiatief namen tot deze organisatie. Tijdens de oprichtingsvergadering werd burgemeester Egidius Vliegen tot erevoorzitter benoemd. De eerste voorzitter was de pachter van de Meusenhof, Johann Joseph Hubert Vorage. Een paar jaar later volgde Johannes Wilhelmus Hubertus Douven van de Honthemerhof hem als voorzitter op. Deze gaf op zijn beurt in 1897 de voorzittershamer weer over aan Andreas Fraats, die bij Blankenberg woonde.

Dit Keerse Casino trachtte door tentoonstellingen te organiseren voor vee, ploegwedstrijden te houden en dergelijke de landbouw en veeteelt te bevorderen. De pastoor en de kapelaan stonden hier helemaal buiten.

2018blz94
De Honthemerhof

Een ‘echte’ boerenbondToen vier jaar na de oprichting van het Keerse casino, in 1896, er in de provincie een ‘echte’ boerenbond kwam, de (L.C.B.), was men er in onze parochie snel bij om het casino te vervangen door een onderafdeling van de L.C.B. Vanaf dat jaar was er ook in Keer een bond die opkwam voor de belangen van alle boeren in het dorp. Bij de totstandkoming daarvan was de kerk direct betrokken. Pastoor Waelbers werd door de bisschop aangewezen als geestelijk adviseur. Hij fungeerde daardoor als de ogen en oren van de bisschop. Samen hadden ze een grote invloed op het boerenleven in onze parochie.

In 1901 ging de L.C.B samen met de Limburgsche Maatschappij van Landbouw onder de naam Limburgsche Landbouwbond (L.L.B.). In 1919 wijzigde die haar naam in Limburgse Land- en Tuinbouwbond (L.L.T.B.)

De ‘katholieke’ boerenbond heeft in de loop der jaren op veel manieren bijgedragen tot het verbeteren van de inkomens- en sociale positie van de boeren in ons dorp. Zo stond de boerenbond aan de wieg van de Coöperatieve Boerenleenbank die in Cadier en Keer begin van de twintigste eeuw werd opgericht. Een van de oprichters was Toussaint (Tossing) Gilissen. Deze bank verleende kredieten waarmee de boeren konden investeren in modernisering van hun bedrijf.

2018blz95

Jubileum van de Boerenleenbank eind jaren 70.
Vanaf links: Jo Spronck directeur; Pierre Bessems (hoofdonderwijzer), Giem Vliegen, Jeu Kessels, Hochstenbach (Honthem), Math Oostenbach (Honthem), Sjiel Broers.

Om kosten te besparen werden ook coöperaties opgericht voor de gezamenlijke inkoop van kunstmest, veevoeder, zaai- en pootgoed, brandstoffen en gereedschappen. Voorts kwamen er coöperatieve zuivelfabrieken zoals de ‘Stoomzuivelfabriek Sint Barbara’ die in 1916 in Eckelrade werd opgericht. Ook door onderlinge verzekeringen, zoals een hagelverzekering en een ongevallen- en ziekteverzekering wisten de boeren kosten te besparen.
2018blz96

Landbouwcursisten, eind jaren dertig.
Zittend vanaf links: broeder Michael, Pierre Daemen (va Pietsje), Gerard van Hoven, kapelaan Riemersma, bestuurslid Roermond, Bessems (landbouwonderwijzer Gronsveld), Servaas Gilissen. 
Staand 1e rij: Wies Lemmerling, Jan Schrijnemakers, Pie en Egidius Gilissen, Guillaume van Hoven, Winand Spronck, Bèr Bröcheler, Fer Haesen, Guillaume Vliegen, Maurice van Hoven.
Staand 2e rij: …. Lemmerling, Guillaume Spronck, en Guillaume Lemmerling
.

Wie zijn vrouw liefheeft, laat ze thuisDoor de landbouwcrisis tussen 1875 en 1895, waren veel boeren overgestapt op een gemengd bedrijf door naast landbouw ook aan veeteelt te doen. Vooral voor vrouwen bracht dit extra werk met zich mee. Zij moesten dagelijks de koeien melken en het kleinvee verzorgen, naast hun huishoudelijke taken in de meestal grote gezinnen.Maar van een bond die opkwam voor de belangen van de boerinnen was eind negentiende eeuw nog geen sprake. Dat paste niet in de geest van de tijd, waarin vrouwen nauwelijks een opleiding volgden. De boeren vreesden ook verwaarlozing van het huishoudelijk werk, als de vrouwen te veel gingen vergaderen. Zij huldigden de opvatting: “Wie zijn vrouw liefheeft, laat ze thuis”.

Oprichting boerinnenbond
Het duurde nog tot 1930 voordat de provinciale boerenbond, gestimuleerd door de katholieke kerk, het initiatief nam om ook een bond voor boerinnen op te richten. In de door de bisschop goedgekeurde statuten stond als doel; ‘de bevordering van godsdienstige ontwikkeling en van de vakkundige en maatschappelijke ontwikkeling van de leden’. De godsdienstige ontwikkeling stond dus voorop.

Na de oprichting van de provinciale boerinnenbond duurde het in Cadier en Keer nog vijf jaar voordat de boerinnen zich verenigden. Op zondag 13 oktober 1935 werd in het patronaatsgebouw een Boerinnenbond opgericht.

Pastoor Bosch had ervoor gezorgd dat een flink aantal boerinnen aanwezig was. De vergadering koos Sint-Barbara als beschermheilige. De nog pas in onze parochie benoemde kapelaan Riemersma werd geestelijk adviseur en broeder Michaël van Huize St. Joseph werd technisch adviseur. In totaal meldden zich op de dag van oprichting 36 vrouwen aan. In het eerste jaar kwamen daar nog vier dames bij.

Cursussen en vorming
De activiteiten van de Boerinnenbond in Cadier en Keer waren voor een groot deel gericht op cursussen en vorming. De pastoor en de kapelaan hielden voordrachten over onderwerpen die in die tijd in de geloofsbeleving een belangrijke plaats innamen zoals 'de verering van Onze-Lieve-Vrouw' en 'de verschijning in Fatima’. Maar ook 'het zedelijk verval op het platteland' kwam aan de orde. Daarbij ging het om zaken als gemengde huwelijken die werden ontraden en geboortebeperking die uit den boze was.

2018blz98

Cursisten boerinnenbond, 1945. 
Vanaf links: Mia Beijers, An Ackermans, Jes Daemen, Jet Janssen, Maria Pinckers, Mevr. Muijtjens (Heer), Lies Narinx (Honthem), Trinette van Hoven, kapelaan Riemersma, Net Schreurs (Klein- Welsden), Mia Andrien (Bemelen), geheel rechts de onderwijzeres koken.

In de bijeenkomsten van de Boerinnenbond was ook tijd voor ontspanning. Zo was de naamdag van de patroonheilige van de bond, (4 december), een feestdag voor de dames. Dat feest was ook met een katholieke saus overgoten. Het begon 's morgens met een H. Mis waarin de leden van de bond gezamenlijk de H. Communie ontvingen. 's Avonds werd het feest voortgezet met filmvoorstellingen over onderwerpen als de verschijning van de H. Maria in Lourdes. De feestavond werd altijd op gepaste wijze afgesloten met een avondgebed en met het zingen van ‘Aan U O Koning der eeuwen’.

Zedeloos gedragAan de geestelijke vorming van huismoeders werd extra aandacht besteed omdat van hen verwacht werd dat zij het geloof binnen het gezin uitdroegen. Niet minder belangrijk was de vorming van jongeren. Voorkomen moest immers worden dat deze jongeren ‘door de verleidingen van het dansen, bioscoop, muziek en vooral van het andere geslacht zich over zouden geven aan zedeloos gedrag’.

Jonge vrouwen en meisjes
Speciaal voor de meisjes kwam er in 1933 in onze parochie ook een Katholieke Jonge Vrouwenvereniging (K.J.V.) voor jonge vrouwen van zestien tot vierentwintig jaar. Bij deze vereniging stond ontspanning voorop door activiteiten als toneel en zang maar werd ‘de vorming van de meisjes tot degelijke jonge katholieke vrouwen’ niet vergeten. Pastoor Bosch was hiervoor verantwoordelijk. Voor de jongere meisjes was er een aparte afdeling van de K.J.V. die de ‘zonnekinderen’ werd genoemd. Voor deze meisjes werden in één van de schoollokalen van de meisjesschool allerlei activiteiten georganiseerd. Dit gebeurde in die tijd onder begeleiding van Jeanne Paulissen, Bertha Brouwers (in 1941 ingetreden als slotzuster), Marie Heuts en zuster Franciscus.
Verder werden in de parochie Cadier en Keer avondcursussen gegeven voor opgeschoten jongens en meisjes. Die cursussen werden bijna wekelijks gegeven, met uitzondering van de zomermaanden

Katholieke verenigingen
Ook bij het verenigingsleven in ons dorp was de kerk nauw betrokken. Elke vereniging had de pastoor of de kapelaan als geestelijk adviseur. Hij moest zorgen voor de godsdienstige en zedelijke belangen van de leden van de vereniging. Belangrijke beslissingen die in een vereniging genomen moesten worden, werden met hem doorgesproken.

In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog verkondigde de kerk dat een goed-katholieke jongen of meisje niet thuishoorde in een neutrale sportvereniging. In ons dorp, waar voetbal de belangrijkste sport was, werd in het seizoen 1926-1927 de Roomsch Katholieke Keerder Voetbalvereniging (R.K.K.V.V) opgericht. Deze nam deel aan de officiële competitie van de Roomsch Katholieke Limburgse Voetbalbond (R.K.L.V.B.), die in 1917 was opgericht en tot 1933 onder die naam heeft bestaan. Bij deze vereniging was pastoor Bosch geestelijk adviseur.

Foto 2018blz100

De leidsters van “de zonnekinderen”: 
Vanaf links: Jeanne Paulussen, Bertha Brouwers (zuster Lucia) en Maria Heuts.

Naast de voetbalclub was ook de fanfare belangrijk voor het verenigingsleven in ons dorp. Deze vereniging kreeg bij de oprichting in 1921 de naam van Sint-Blasius die al heel lang in onze parochie vereerd werd. Bij deze fanfare deden kapelaan Riemersma en pastoor Durlinger zich gelden toen na de Tweede Wereldoorlog behoefte was aan heroprichting van de fanfare die in de oorlog vanaf 1942 niet actief was geweest. Kapelaan Riemersma was een van de initiatiefnemers van de herstart van de fanfare en pastoor Durlinger werd aangesteld als voorzitter van het bestuur.

Patronaat
In onze parochie was er vanaf 1909 het Sint-Joseph patronaat schuin tegenover de kerk. In dit patronaat dat onder leiding stond van pastoor Oliviers kon de jeugd terecht voor ontspanning door spelletjes, zingen en toneel. Verder konden er verenigingen terecht voor geestelijke en maatschappelijke vorming.
In het patronaatsgebouw was aanvankelijk ook de Rooms Katholieke bibliotheek ondergebracht. Dat duurde tot 1946 toen in het gemeentehuis (het huidige Keerhoes) een ruimte werd ingericht als bibliotheek, waar men ‘s zondags na de hoogmis een boek kon lenen. Veel van deze boeken hadden te maken met het geloof en natuurlijk moesten alle boeken kerkelijke goedkeuring hebben.

2018blz101



Bep Heijnen (1913-2005) functioneerde in ’t Keerhoes als bibliothecaresse


‘Gevaar’ van openbaar onderwijs
Doordat de katholieken ten opzichte van protestanten gedurende enkele eeuwen waren achtergesteld, was ook het onderwijs in het katholieke zuiden achtergebleven bij dat in het protestantse noorden. Nadat door de grondwetswijziging van 1848 de katholieken weer in alle vrijheid hun geloof konden uitoefenen, zette de katholieke kerk zich in om de achterstelling ongedaan te maken. In 1868 vaardigden de Nederlandse bisschoppen een mandement uit waarin zij openbaar onderwijs voor de jeugd ‘een gevaar’ noemden.
Toch bleef dit ‘gevaar’ in de meeste parochies nog lang bestaan; in onze parochie voor de meisjes tot 1896 en voor de jongens zelfs tot 1945. Tot 1896 was er in Keer alleen een openbare school. Dat het zo lang heeft geduurd kwam omdat bijzondere scholen in tegenstelling tot openbare scholen niet door het Rijk werden gesubsidieerd.

Zusters en broeders
De katholieke scholen werden vaak gesticht door ordes van broeders en zusters. Dat was gunstig omdat deze de kosten voor hun rekening namen en het onderwijzend personeel leverden.
In 1920 werd de Lager Onderwijswet (schoolwet) ingevoerd: bijzonder en openbaar onderwijs kregen dezelfde overheidsfinanciering. Het geldprobleem was hiermee voor de katholieken opgelost.

Franse zusters in Keer
In Keer waren het vier Franse zusters Ursulinen die in 1896 de eerste bijzondere meisjesschool stichtten. Deze zusters waren, evenals de paters van het Missiehuis, uit Frankrijk uitgeweken omdat daar kloosters door de Franse Republikeinen werden verboden. De school werd gevestigd aan den groten weg naar Maastricht (Keerberg). Of de zusters door pastoor Waelbers of door het kerkbestuur zijn gevraagd hier een school te beginnen is niet bekend. Mogelijk is ook dat ze zijn getipt door de paters van het Missiehuis.

De Franse Ursulinen hebben het in Keer overigens niet lang volgehouden. In 1902 trokken zij zich alweer teleurgesteld uit Keer terug, omdat zij van de bisschop geen toestemming kregen voor de bouw van een pensionaat. Hij was van mening dat er al genoeg meisjespensionaten in het bisdom waren. Het gevolg was dat de leerlingen weer onderwijs moesten gaan volgen aan de openbare school.

In hetzelfde jaar 1902 dat de Ursulinen vetrokken, deden de Soeurs de la Miséricorde (Zusters van Barmhartigheid) in het schoolgebouw van de Ursulinen een nieuwe poging tot het oprichten van een bijzondere school; de R.K. Parochiale School. Maar ook deze zusters lukte het niet om in Keer-beneden een katholieke school van de grond te krijgen. De meeste meisjes uit Keer vonden de afstand naar de school van de zusters te lang en bleven onderwijs volgen op de openbare school.

School in Keer-boven
Toch gaven deze zusters de moed niet op. Om het bezwaar van de grote afstand tegen te gaan kochten zij met hulp van pastoor Oliviers
een huis tegenover de kerk waar zij een nieuwe school begonnen. Op 22 oktober 1909 is deze ‘Sint-Josephschool’ door de deken van Wyck ingezegend. Deze school deed het wel goed, zo goed dat het gebouw al in 1911 de toestroom van leerlingen niet meer kon herbergen en verbouwd moest worden.

2018blz103

Fragment uit een wervingsfolder voor het meisjespensionaat

 Geleidelijk werd de school van de zusters een school voor alle meisjes uit Op het einde van het schooljaar 1914-1915 verlieten de laatste meisjes de openbare school en werd deze openbare school een school voor alleen jongens. Deze openbare school was gebouwd in 1852. Geleidelijk aan groeide in ons dorp het aantal jongens dat naar school ging zodanig dat het nodig was een nieuwe school te bouwen (’t Keerhoes). Die werd in 1879 geopend.Het vertrek van de meisjes naar de school van de zusters leidde weliswaar tot een daling van het leerlingenaantal van de openbare school maar bracht het voortbestaan van deze school niet in gevaar. De openbare jongensschool bleef in Cadier en Keer zelfs bestaan tot het schooljaar 1945. In dat jaar droeg de gemeente de school over aan het kerkbestuur.

Schoolfoto uit 1928

2018blz104

Eerste rij vanaf links: Fien Brouwers (Honthem), Maria Jacobs, Pierre Jacobs, Lisa Stassen, Hai Stassen, Bennie Essers, Harie Bisscheroux, Lisa Heuts.
Tweede rij geknield: Jes Brouwers (Honthem), Maria Spronck, Fien Haesen, Agnes Herben, Hub Boers, Sjeng Spronck, Christien Broers, Maria Heuts.
Derde rij: Eugenie Goossens (Gasthuis), Agnes Goossens (Gasthuis), Ietie Schoenmakers, Maria Roebroeks, Anna Roebroeks, Fien Oostenbach (Honthem), Mathieu Oostenbach (Honthem), Bertha Gilissen met daarachter Sofie Dols, Elisa Blom (’t Rooth).
Vierde rij: Bertha Goossens (Gasthuis), Fien van Proemeren (Honthem), Paulien Fraats, Paula Pirnay, Net Wolfs, Fien Gilissen (’t Rooth), Sjeng Gilissen (’t Rooth), Maike Schijns (’t Rooth) en Truike Roebroeks.
Vijfde rij: Net Wolfs (Gronsveld), Maria van Proemeren (Honthem), Lien Maesen, Leen Pirnay, Tina Pirnay, Mina Dupuits (’t Rooth), Marie Gilissen (’t Rooth), Maria Volders.

Ten slotte
2018blz105

De pastoors Waelbers (1889-1902), Oliviers (1902-1915), Bosch (1920-1942), Durlinger (1942-1950) en Frissen (1950-1963), alsmede de kapelaans Voncken en Riemersma waren in de periode 1900-1960 nauw betrokken bij de boeren- en boerinnenbond en bij de verenigingen in onze parochie. Hierdoor en doordat zij zich ook intensief bemoeiden met het jeugdwerk en het onderwijs is er een sterke band geschapen tussen kerk en de gelovigen.

Intussen zijn er vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw zo een grote veranderingen in de maatschappij opgetreden dat die band in snel tempo weer is verslapt, met alle gevolgen van dien voor het geloofsleven in onze parochie.








 

 

 








Geraadpleegde literatuur

* Archief Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond, archiefnummer 863, 1896-1995.
* Van Cruyningen Piet, Boeren aan de macht? 2010.
* Digitaal Katholiek Erfgoedhuis, Geschiedenis van het Nederlands katholicisme
* Digitaal Katholiek Erfgoedhuis, Onderwijs.
* Purnot Jo e.a.: De parochie van de Heilige Kruisverheffing Cadier en Keer 750 jaar 1266-2016, Historische Kring Cadier en Keer 2016
* Purnot Jo: Van Boerinnenbond tot Zij-actief, Keerder Kroniek. jaargang VIII blz. 154-168
* Haesen Lei: Het bijzonder lager onderwijs 1896-1952, Keerder Kroniek, jaargang III, blz.134-141.