Gebouwen en monumenten
Het voorspel; de tragedie van Rotem
Het verzetsmonument bij Huize St. Joseph: deel 1
door drs. Harry H.M. Beckers
Het is omstreeks acht uur ’s morgens op zondag 12 september 1948, een mooie, zonnige dag, als de eerste belangstellenden zich te voet, per fiets en per auto via de Pater Kustersweg naar Huize St. Joseph begeven. Doel is de plechtige onthulling van het verzetsmonument door de heer Verwilghen, gouverneur van Belgisch Limburg. Op de dag af is het dan vier jaar geleden dat in het bos bij Huize St. Joseph, vlak bij het kerkhof, elf jonge mensen van het Belgische verzet van de Sector Maaseik evenals een onbekende jongeman, vermoedelijk van Russische nationaliteit, omstreeks zeven uur in de avond, werden doodgeschoten.
Met de onthulling van dit monument komt een einde aan een jarenlange inspanning van een aantal Belgische inwoners van Heer om hun gevallen landgenoten blijvend te herdenken. Over de problemen die zij ondervonden bij het inzamelen van de financiële middelen om de oprichting van het monument mogelijk te maken en over de perikelen bij de uiteindelijke keuze van het ontwerp, gaat het tweede deel van dit artikel. In dit eerste deel wordt ingegaan op het drama zelf: de overval op het schuiloord van de Belgische verzetstrijders in de bossen van Rotem die leidde tot de dramatische gebeurtenis nabij Huize St. Joseph.
De voorgeschiedenis
Wij schrijven zondag 10 september 1944 even na de middag. Bijna een week houden enkele honderden weerstanders (verzetstrijders), zowel mannen als vrouwen, zich op in hun schuilplaatsen in de uitgestrekte bossen van het Belgisch-Limburgse Rotem (aan de weg tussen Lanaken en Maaseik). De bevrijders komen eraan! Brussel is op 3 september bevrijd en op 6 september volgt Luik en er zijn Engelse valschermspringers enkele kilometers verderop in Meeuwen geland. Ongeduldig wachten de weerstanders op de aangekondigde dropping van wapens en munitie op een open plek midden in de uitgestrekte bossen. Hieraan is dringend behoefte. Al die dagen trotseren zij de nachtelijke kou en de - nu en dan - hevige regenbuien. ’s Nachts slapen zij op bedden van varens of in een zelf gemaakte provisorische hut. Het wachten is echter tevergeefs; het vliegtuig komt niet. Toch geven de weerstanders het niet op: wachten blijft het parool. Het weer zal toch wel omslaan.
De overval op het schuiloord
In het hoofdkwartier van het Geheimleger van de Sektor Maaseik - schuiloord Rotem - gevestigd in de omgeving van de toenmalige Zinkfabriek met name in de winkel de Welvaart en aanpalende woningen in Rotem, heerst een gespannen sfeer. Men is nog steeds in afwachting van de komende dropping. Daarbij heeft men bovendien de taak ongeveer 27 gevangen genomen Duitse soldaten, een Belgische SS-er (een zwarte) en enige Nazi-gezinde vrouwen, opgesloten in de kelders van de zinkfabriek, te bewaken. Er heerst een zeer gespannen sfeer omdat een tweede aanval van de Duitsers wordt verwacht. De eerste, op zaterdag 9 september ingezet vanuit Lanklaar omstreeks 12 uur ‘s middags, is afgeslagen.
Kapel van de Weerstand in Rotem (B), 1951
En dan breekt op die zondagmiddag opnieuw de hel los! Er klinken geweerschoten: de vijand is in aantocht. Een tiental legertrucks nadert vanuit de richting van het dorp Lanklaar via de beide oevers van de Zuid-Willemsvaart de zinkfabriek. Het Duitse leger zet de overval op het schuiloord (met de naam Anatole) in. Paniek alom; veel verzetstrijders zien direct in dat tegen deze goedbewapende vijand geen kruid gewassen zal zijn. Slecht bewapend als zij zijn, is tegenstand nutteloos. Er rest slechts de vlucht. Maar hier wreekt zich de geringe guerilla-ervaring van vele weerstanders en - wellicht - de jeugdige overmoed. In plaats van een schuilplaats op te zoeken of zich te verstoppen in de riolen - zoals veel uit de Belgische mijnen gevluchte Russen doen - nemen zij hals over kop de vlucht, sommigen zelfs met de wapenen nog in de hand. De vijand kent geen pardon: deze verzetstrijders worden ter plekke - in Louwel, Opglabbeek en Opoeteren - doodgeschoten.
De bossen worden door de Duitsers systematisch uitgekamd en hierbij worden velen gearresteerd. Naast een aantal leden van de staf waaronder de leider Gustave Beazar worden ook enkele bewoners uit de omgeving van het hoofdkwartier gevangen genomen. Deels te voet, deels per vrachtwagen worden zij overgebracht naar As, waar de Duitsers hun hoofdkwartier gevestigd hebben. Daar blijkt dat de Duitsers over alle documenten en zelfs over de paspoorten van de weerstanders beschikken. Het kan niet anders of hier moet verraad in het spel zijn! Bij de vele gevonden documenten komen nog de verklaringen van de door de verzetstrijders vastgehouden en door de Duitsers uit de Zinkfabriek bevrijde gevangenen. Zij zijn belangrijke belastende getuigen. Ontkennen is er niet meer bij!
Overigens werd de verrader na de oorlog gevat en door het gerecht tot 20 jaar opsluiting veroordeeld. Evenwel: tot grote frustratie van de overlevenden en nabestaanden van de omgekomenen werd betrokkene na 10 jaar opsluiting in vrijheid gesteld.
Tot de gevangenen behoort onze zegsvrouw Alphonsine Vliexs, geboren in Maastricht (Amby) evenals haar drie zussen. Alle vier meisjes Vliexs waren ingeschakeld bij het verzet.
Op transport
Op maandag 11 september 1944 worden 26 gevangenen uit de Rotemse bossen, waaronder Alphonsine Vliexs, in enkele gesloten vrachtwagens op transport gesteld. Hier op de vrachtwagen verneemt zij van een medegevangene dat haar zuster Pia (24 jaar) is doodgeschoten. Hij verzwijgt echter dat hetzelfde lot haar andere zuster Bertha (21 jaar) heeft getroffen. Beiden zijn die dag standrechtelijk geëxecuteerd in het dorp Louwel. De lijdensweg van Alphonsine is echter niet ten einde: na een tocht via Mechelen-aan-de-Maas, Rekem en Lanaken houdt men halt, even buiten Maastricht bij een grote witte villa. Het blijkt de zogenaamde villa Bosch te zijn in Scharn; deze villa die intussen is gesloopt, lag ongeveer tegenover de kerk in Scharn.
Alphonsine Vliexs samen met de schrijver van dit artikel bij het monument (2006)
In het park van de villa, waar de gevangenen ongelooflijk gezouten vis uit een tonnetje, enkele tomaten en wat brood voorgeschoteld krijgen, worden de 26 opgesteld in twee groepen. Onderwijl beraadslagen de Duitsers over hun lot. Daarna begint een voettocht in de richting van Heer, deels over veldwegen, deels langs de Akersteenweg. Het uiteindelijke doel blijkt Huize St. Joseph te zijn waar de Duitsers midden 1942 een Hitlerschool hadden gevestigd. Deze school is er gebleven tot kort voor de bevrijding in september 1944.
Vóór Huize St. Joseph bereiken zij enkele huizen aan de voet van de Keerderberg, nabij het huidige hotel-restaurant De Hoof en via een achterpoortje aan de Pater Kustersweg worden ze in een kelder van het pand (toen) Akersteenweg 236 opgesloten. Het is de op één na laatste woning van een blok van vier, welke woningblok onmiddellijk grenst aan De Hoof. In deze gewelfde kelder ligt wat stro om op te slapen. Naast de deur staat ook hier een tonnetje met vis. De vis is veel te gezouten en omdat er geen water om te drinken is, blijft de vis onaangeroerd. Het wordt een slapeloze nacht waarin het besef van tijd verdwijnt; hun horloges zijn hen door de Duitsers afgenomen.
De fusillade
Dinsdag 12 september 1944 is het de commandant van de weerstanders, Gustave Beazar, die het eerst uit de kelder wordt gehaald. Met tussenpozen van ongeveer twintig tot dertig minuten volgen nog elf anderen. De groep wordt vervolgens door Duitse militairen en Belgische S.S.-ers (de zwarte Brigade) over de Pater Kustersweg naar een plek achter Huize St Joseph geleid. Paters van het Voogdijgesticht waaronder de rector en directeur pater Denis zien de stoet voorbijtrekken. Zij, enkele Keerdenaren en mensen van Heer die zich in de mergelgrotten rondom Huize St. Joseph verscholen houden, horen een legertruck naderen en kort nadat deze gestopt is, geweerschoten. Even later volgt een mitrailleursalvo. Het is omstreeks 19.00 uur. Dan wordt het stil.
Het is 14 september als - onder een laagje mergel en wat takken - de lijken van elf mannen worden gevonden. Deze kunnen vrij snel worden geïdentificeerd als Belgische verzetstrijders.
De gefusilleerden
Bovenste rij, Vanaf links: Peter Albert Jaeken, Neeroeteren, 26 jaar; Guillaume Jozef Hubert Langers, Maaseik, 21 jaar;
Willem Conen, Molenbeersel, 25 jaar; Jacques Teelen, Neeroeteren, 19 jaar.
Middelste rij. Vanaf links: Pierre Henri Jan Martin Driessens, Maaseik, 19 jaar; Jozef Eerdekens, Gruitrode, 22 jaar;
Jules Leopold August Wolfs, Maaseik, 21 jaar; Mathieu Jan Jozef Lenders, Maaseik, 19 jaar.
Onderste rij. Vanaf links: Alfons Leroy, adjunct sector-overste Geheim Leger, Neeroeteren, 31 jaar; Gustave Beazar, kapitein-commandant,
Zone-overste Maaseik-Neerpelt van het Geheim Leger, Kessenich, 36 jaar; Jan Martin August Wolfs, Maaseik, 21 jaar
Het niet-geïdentificeerde slachtoffer
Wat verderop wordt diezelfde dag het lijk gevonden van een met kogels doorzeefde jongeman. Uit niets blijkt zijn identiteit. De naam van die onbekende dode zal voor ons altijd een mysterie blijven. Nader onderzoek wijst uit dat in de Belgische mijnen veel krijgsgevangenen te werk gesteld waren. Dat betrof grotendeels Russische mannen. Toen de opmars van de geallieerden gestaag vorderde, kozen steeds meer van deze gevangenen de vrijheid. Velen van hen werden opgevangen door vaderlandslievende Belgen en vonden een schuilplek in de bossen van Belgisch Limburg. Daar sloten zij zich veelal aan bij het verzet. Bijna niemand in dat verzet gebruikte zijn eigen naam; dat gold evenzeer voor uit de mijnen gevluchte Russen. Zeer waarschijnlijk gaat het bij de gefusilleerde onbekende om een jongeman van Russische nationaliteit, die als krijgsgevangene in de Belgische mijnen werkte. Het verhaal gaat dat hij nog - tevergeefs - heeft geprobeerd te vluchten. Dat zou het mitrailleursalvo na de geweerschoten kunnen verklaren en de vindplaats van zijn stoffelijk overschot. Dat bevond zich op een andere plek dan de plek van de fusillade.
Alle gefusilleerden worden op 20 september - in een gemeenschappelijk graf - begraven op het kerkhof van Huize St. Joseph in afwachting van identificatie en overbrenging van de stoffelijke overschotten naar hun vaderland.
De plek van de fusillade
Het motief
De vraag dringt zich op wat de beweegredenen waren om een aantal van de gevangenen nabij Huize St Joseph te executeren. Op het moment van de fusillade (12 september omstreeks 19.00 uur) waren de Amerikaanse bevrijders niet ver weg. Mesch was die dag rond 14.30 uur bevrijd; Noorbeek rond 17.00 uur; Moerslag volgde omstreeks 17.30 uur. Dat alles zal niet onbekend zijn geweest bij de Duitse soldaten en de eveneens bij het gevangenentransport betrokken Belgische SS-ers.
Wat was de reden dat zij samen met hun gevangenen de terugtocht naar Duitsland aanvingen? Wilde men hen in Duitsland berechten of - waarschijnlijker - moesten de gevangenen tijdens die gevaarlijke tocht als gijzelaars dienen? Of had men de verzetstrijders meegenomen om hen te executeren aan de mergelgrotten nabij de Holstraat? Daar waren de Duitsers bekend want er werden vaak schietoefeningen gehouden tegen de mergelwand. Een mogelijkheid is ook dat enkelen onder hen van het bestaan van Huize S. Joseph weet hadden. Wellicht dat zij als leerling de hier gevestigde Hitlerschool bezocht hadden, waardoor zij de omgeving kenden. Of raakte men in paniek vanwege de snelle opmars van de Amerikanen en vreesde men dat de vluchtweg via de Rijksweg Maastricht-Aken afgesloten zou worden? Maar waarom werden er dan bij Huize St. Joseph ‘slechts’ twaalf van de zesentwintig geslachtofferd?
Op verder transport
Nog diezelfde avond worden - onwetend van het lot van hun medegevangenen - de resterende veertien uit Rotem (B) in een open vrachtwagen geladen en weggevoerd. De Duitse soldaten zijn verdwenen en ‘begeleid’ door Belgische SS-ers belanden zij in Schinveld. Hier - net over de grens in Mindergangelt - worden er zeven weerstanders doodgeschoten nadat zij eerst hun eigen graf hebben moeten graven. De zeven resterende gevangenen worden naar Duitse kampen overgebracht. Vier van hen komen om het leven tijdens hun gevangenschap. Van de oorspronkelijke groep van 26 personen, keren er uiteindelijk na afloop van de oorlog slechts drie terug: onze Alphonsine Vliexs, Hélène Vanlaer en de in 2006 overleden Gaspar Caris.
Hoge Duitse officier inspecteert de Hitlerjugend van Huize Sint-Joseph
Ons dorp bevrijd
Het is 13 september 1944 omstreeks 14.00 uur, één dag na het drama, als Amerikaanse soldaten van de C-compagnie van het 117e Infanterie Regiment via de Duustersjtaeg (Groenstraat) de Rijksweg Maastricht-Aken bereiken. Cadier en Keer is dan bevrijd en de ontsnappingsroute via de Rijksweg wordt daarmee voor de vluchtende Duitsers en collaborerende Belgen doorgesneden. Daarmee kwam een einde aan de vanaf 2 september op de Rijksweg aangevangen constante verkeersstroom met wagens vol emigranten, karren met haveloze Hitlerjugend en Duitse militairen die uit Noord-Frankrijk gevlucht waren.
Wordt vervolgd