Plaats van het Keerder dialect in zijn omgeving
Het Keerder dialect maakt deel uit van wat ‘het westelijke heuvelland dialect' genoemd zou kunnen worden. Hiertoe behoren ook de dialecten van de kerkdorpen Margraten, Eckelrade en St. Geertruid. Al die dialecten hebben praktisch dezelfde woordenschat. Hier en daar is er wel eens een woord dat in het ene dorp wel en in het andere dorp niet wordt gebruikt, bv. het dialectwoord voor groentetuin is in Margraten vaak koelef en in Keer meestal moostem. Woorden als loer voor schaduw wordt in een ander dorp sjiem genoemd. Kruiwagen heet in Keer kruukar, maar in Margraten komt men ook sjtoetskar tegen. Overigens zijn dat woorden die ook binnen een dorp in het ene gezin wel, in het andere gezin weer niet gebruikt worden.
De grootste verschillen tussen de dialecten van de verschillende dorpen bestaan uit klankafwijkingen. Wij komen in het Keerder dialect een paar afwijkingen tegen, waarin ons dialect vrijwel uniek is:
- de ‘ee-klank' bij woorden als heej (hier) beej (bij), vreej (vrij), zeej (zij), die hoor je in andere plaatsen niet en
- de erg lange uitspraak van de ie, oe en zo nu en dan de uu. De Keerdenaar trekt in sommige woorden deze klanken extra lang, voorbeelden zijn: kiês (kaas), biês (beest) en sjoêl (school), broêd (brood).