Voor het algemene gebruik van de ‘echte' Keerder tongval moeten wij eigenlijk terug tot de jaren vijftig/zestig van de vorige eeuw.
De Keerdenaar heeft iets met de ‘ie'-met naslag, dus ieë. Wij gebruiken die klank veel vaker dan in de meeste van onze omgevingsdialecten. Overigens bevinden wij ons hiermee in het gezelschap van de inwoners van Sint Geertruid daar komt de ‘ieë' ook vaak voor. Voorbeelden zijn ieëte (eten), gieëve (geven), Bieëmele (Bemelen), nieëve (naast), pieëter (peetoom), kieëver (kever). Er zijn enkele typische woorden zoals nieërsj (naaister) of , gieën (graag). Iech doon dat gieën (ik doe dat graag).
Niet-Keerdenaren valt op dat de Keerdenaar in sommige situaties de "ie"en de "oe" erg lang (slepend) uitspreekt, terwijl de buurdialecten dat niet doen. Wij zeggen: kiês (kaas), biês (beest), loêd (lood) en boên (boon), terwijl men in de dorpen om ons heen en in Maastricht die woorden kort uitspreekt: kies, bies, loed, boen. In het veel gebruikte scheldwoord: sjtomme kloêt trekt de Keerdenaar de ‘oe' erg lang.
In het Keersj spreekt men soms de -n- niet uit; wij zeggen aadoeë (aankleden), dae deid miech get aa (die doet mij wat aan), dao ès nieks mèt aa te vange (daar is niets mee aan te vangen), Tilla va Leike (Tilla Bessems), sjtèl diech neet aa (stel je niet aan). Iech höb gieëte ( ik heb gegeten).
De Keerdenaar gebruikt, in tegenstelling tot verschillende buurdialecten, de korte oe-klank in woorden als kroef (bochel), sjloef (slof, pantoffel), boeffe (boffen), knoep (knop), poep (pop) en soekker (suiker).
De korte ie-klank' waar andere dialecten (vooral Gronsveld) vaak een korte i-klank gebruiken". Wij zeggen briek (baksteen) en niet brik, Segietere (Sint-Geertruid), wiet (wit), ziette (zitten), miesse (missen), kriebke (kribje).
Typisch Keersj is zeker de eej-klank. Voorbeelden zijn: heej (hier), zeej (zij), beej (bij). Zelfs 't Segietersj dialect, waarmee het Keerder dialect heel veel gemeen heeft, gebruikt bij deze woorden evenals andere naburige dialecten een ‘ie': hie, zie, bie.
De ei-j-klank als wij bij andere dialecten de ie-klank tegenkomen: wei-je (wilgen). Ook het vragende: Wie? was (ooit) in het Keerder dialect: Wei-j? Juup va Zjang va Kläöske (Bisscheroux) vroeg als hij iets niet verstaan had: Wei-j?
De lange uu-klank waar andere dialecten vaak een kort u-klank hebben. In Keer zegt/zei men: huuts (bult op het hoofd), gehuuch (gehucht), kluub (club), truuk (terug) en niet truk (Gronsvelds) of trök (Maastrichts).