Vraagtekens rond ontstaan en naam
door Wiel Becker en Lei Haesen
Tijdens ons onderzoek naar de geschiedenis van Blankenberg groeide de verzamelde informatie tot zo’n omvang , dat het onmogelijk werd in één artikel van een beperkt aantal pagina’s de hele historie van dit domein te verhalen. Alle wetenswaardigheden in enkel pagina’s “proppen", zou de leesbaarheid niet bevorderen. Wij hebben daarom keuzes gemaakt. In deze bijdrage zal in grote lijnen de algemeen voorgeschiedenis van het landgoed aan bos komen en aandacht geschonken worden aan het herenhuis en de bewoners. Niet of slechts summier zal iets verteld worden over bijvoorbeeld de pachthoeve en zijn pachters, de voormalige windmolen of Klein-Blankenberg. In een volgende jaargang zal hier uitgebreid aandacht aan besteed worden.
Luchtfoto van kasteel en hoeve Blankenberg
Gelegen tussen het gebied van het graafschap Daelhem (Cadier), het keizerlijk gebied van het graafschap Gronsveld (Honthem) en het Land van ’s-Hertogenrade (Margraten) vormde Blankenberg een enclave tussen drie genoemde gebieden. We komen het domein in de geschreven geschiedenis voor het eerst tegen in het oudste leenregister van Valkenburg, daterend uit het jaar 1381. Het was toen reeds een groot buitenleen van het Huis Valkenburg. Blankenberg was dus een leengoed. Elke nieuwe eigenaar moest dat goed verheffen voor het Leenhof Valkenburg, dat wil zeggen het leen aanvaarden door een bepaald bedrag aan de heer te betalen. Het werd een buitenleen genoemd, omdat het domein Blankenburg zelf niet in het Land van Valkenburg lag. Dat het een groot buitenleen was, had overigens niets te maken met de grootte van het leengoed. Wanneer een nieuwe eigenaar bij de verheffing het volle pond moest betalen, was er sprake van een groot leen. Hoefde hij slechts een deel van het bedrag te betalen, dan sprak men van een klein leen.
Over de ontstaansgeschiedenis van Blankenberg kunnen we slechts gissen. Ook of het goed vanaf het ontstaan reeds een deel van Cadier is geweest, is niet met zekerheid vast te stellen. We troosten ons daarbij in de wetenschap, dat men dit ook al omstreeks 1421 niet (meer) wist. De heren van Blankenberg weigerden toen belasting te betalen aan de graaf van Daelhem, waartoe ook Cadier behoorde. Zij betoogden voor het gerechtshof, dat het domein altijd tot het land van Honthem (graafschap Gronsveld) had behoord. Ook in 1571, 1577 en 1627 rezen geschillen over het wel of niet betalen van de belasting. Het Hof besliste echter dat de eigenaar zijn taxen aan Daelhem zou betalen. Dat was in 1615 bijvoorbeeld nog 63 gulden en in 1747 gegroeid tot 232 gulden. In enkele publicaties wordt beweerd, dat de oorsprong van Blankenberg teruggaat tot een Romeinse wacht- en lichttoren. Deze diende dan tot bewaking van de heirbaan Maastricht-Trier en het doorgeven van lichtsignalen in de nacht. Het verhaal van de wachtpost met lichttoren geeft geen enkele aanwijzing naar een dergelijke oorsprong.
De naam
Wij blijven met nog een niet opgelost probleem zitten: de naam. Letterlijk betekent Blankenberg “witte berg”. Nu ligt het goed juist min of meer verscholen in een dal van een zacht glooiend landschap. Het huis is gebouwd op de resten van een in 1825 afgebroken gebouw. Dat helpt ons ook niet verder. Bij het verklaren van oude namen is er zelden sprake van zekerheden. Toch doen wij een poging, gebaseerd op enkele feitelijkheden. Is het mogelijk, dat in het verre verleden het eerste bouwwerk bij of op één van de heuvels in de directe omgeving heeft gestaan? In 1628 moesten alle eigenaars van onroerend goed hun bezittingen aangeven in verband met de te betalen belasting over hun eigendom. Jan Crouwels had toen land “opten Blanckenberch” en andere percelen lagen “aenden Blanckenberch” en “tegen den Blanckenberch”. Een van de verhogingen in het landschap droeg toen blijkbaar deze naam. Het woord “berg” in de naam van het domein is dan verklaard.
Kwam op deze heuvel de kalksteen (mergel) aan de oppervlakte en kreeg deze verhoging in het landschap daardoor in de volksmond de naam witte of blanke berg? Enkele inwoners menen meetkundige patronen (rechthoeken en halve cirkels) te herkennen in de op de velden groeiende gewassen rond Blankenberg. Dit zou duiden op resten van funderingen in de bodem die invloed hebben op de groei en de kleur van de gewassen. Moeten wij het verhaal over de Romeinse wacht- en lichttoren dan toch niet helemaal naar het rijk der fabelen verwijzen? Alleen archeologisch onderzoek zou uitsluitsel kunnen geven. Voorlopig houden wij het op een eenvoudige verklaring: het domein ontleent zijn naam aan de ligging op of in de buurt van een “witte” berg: Blankenberg.
Voorgevel van het in 1825 herbouwde herenhuis
Blankenberg is ook reeds eeuwen op zegels en (gemeente)wapens uitgebeeld.
Na het vertrek van de Fransen (1814) werd voor de gemeente Cadier een gemeentewapen ontworpen, geïnspireerd op het goed Blankenberg. Het vertoont een berg van zilver op een veld van sinopel (groen). Ontwerpen is een groot woord, want reeds in de achttiende eeuw gebruikte de schepenbank Cadier een zegel zinspelend op het kasteel Blankenberg. Ook hier ziet men een berg op een veld in een wapenschild. Het schild, gedekt door een ridderhelm, was geheel omgeven met het opschrift: De Heerlyheyt Cadier. Merk op dat de maker van het zegel de k in het woord heerlykheyt vergeten is. Na de bestuurlijke samensmelting van Cadier met Keer en Sint Antoniusbank in 1828 beantwoordde het wapen niet meer aan de werkelijkheid. Het zou tot 1965 duren alvorens een nieuw wapen werd ontworpen.
Wapen Cadier 1819
Groot- Blankenberg
Blankenberg was in 1381 reeds verdeeld in twee aparte goederen. Het totale goed van ruim honderd bunder (ongeveer 85 hectare) moet daarom van beduidend oudere datum zijn.
1.Groot Blankenberg met zijn kasteel, boerderij, bouwlanden, graften en weilanden was ruim
77 bunder groot.
2. Klein Blankenberg, zonder boerderij of woongebied, omvatte ongeveer 24 bunder land en
lag tussen Groot-Blankenberg en Honthem. De bouwhoeve van waaruit de landerijen van
Klein Blankenberg werden geëxploiteerd, stond in Cadier.
Wat betreft de bezitters van Groot-Blankenberg, veelal adellijke geslachten, volstaan wij met een korte opsomming van namen tot 1782. Van de latere eigenaars zullen wij wat meer bijzonderheden geven. De achter de namen vermelde getallen duiden het jaar aan, dat wij de betrokken personen in de bronnen of publicaties als eigenaar zijn tegengekomen of het jaar dat zij het goed in bezit kregen.
– Arnold van Elen (1381);
– Jan van Bongard (voor 1397) en broer Pierre van Bongard (1397);
– Daniel van Herten (1448);
– Herman de Horion (1537) en zoon Herman ׀׀ van Horion (1545-1555). Toen deze laatste zonder nakomelingen overleed, kwam het goed in bezit van een achterkleinzoon van de zus van zijn vader, namelijk:
– Willem van Cortenbach (voor 1579- na 1600);
– Het geslacht Hoen van Hoensbroek (voor 1622-1680);
Eerst Wolter Hoen van Hoensbroek (voor 1622), dan zijn zoon Baron Conrad Ulrich Hoen van Hoensbroek (1632-1651), vervolgens diens zoon Wolter Frans van Hoensbroek (1652) en tenslotte Jan Maximiliaan Arnoud Hoen van Hoensbroek, zoon van de vorige.
Toen in 1643 de eigenaar van Blankenberg ook de rechten van Cadier in bezit kreeg werd het kasteel tevens het hoofdverblijf van de heren van Cadier en dat zou zo blijven tot de Franse tijd.
– De familie De Jacobi (1680-1782);
De protestant Jean Joachim De Jacobi kocht in 1680 Blankenberg van het geslacht Hoen van Hoensbroek. Daarna werden zoon Johan Frederik (1718) en diens zoon Willem Frederik De Jacobi (1747) de bezitters.
– Jacob Hacksteen (1782-1808) en Eva Swart (1808-1824).
In 1782 werden de heerlijkheid en goederen van Cadier en Blankenberg door de erfgenamen van de laatste De Jacobi openbaar verkocht. Jacob Hacksteen kwam in het bezit van de Hof Blankenberg en de rechten van Cadier voor de som van 72.550 gulden. De gefortuneerde Jacob Hacksteen was onder meer burgemeester van Rhenen en later van Alkmaar. In het gemeentelijk museum in laatstgenoemde plaats bevindt zich nog een geschilderd portret van hem. Minder gelukkig was hij in de liefde. Zeker is, dat hij in 1794 reeds gescheiden leefde van zijn vrouw. Hij vond in Maastricht een andere levenspartner in de persoon van Eva de Swart. Na het overlijden van Jacob in 1808 op zijn landgoed Heimerstein bij Rhenen kwam Eva in het bezit van Blankenberg. Eva ging er ook wonen. Financieel ging het haar niet voor de wind. Verschillende leningen moest zij tussen 1816 en 1822 afsluiten. De grootste lening nam Eva op bij Mr. Salomon Reinier Marius Pichot du Plessis. Kort daarna verhuisde zij naar Luik en haar grootste schuldeiser kocht het goed Groot-Blankenberg voor de som 55.518 gulden.
– Salomon Reinier Marius Pichot du Plessis (1824-1840).
Advocaat Pichot du Plessis, gehuwd met Sara Alexandrine Collard en vader van acht kinderen, herbouwde Blankenberg geheel in Franse stijl. Het landgoed was nog altijd ruim 73 bunder groot en bestond in die tijd uit een herenhuis, koetshuis, stallingen, pachthoeve, een oranjerie (een gebouwtje voor het overwinteren van uitheemse, niet-wintervaste gewassen), tuinen, lanen, singels (met kreupelhout begroeide wallen om bijvoorbeeld akkers), weilanden en akkerlanden, bos of houtgewas en dries (arme grond, veelal als schaapsweide in gebruik). Aan het begin van de oprijlaan, rechts aan de weg richting Honthem, met aan weerszijden platanen en wilde kastanjes, stond ook een toegangshek, evenals nu nog op het einde van de laan bij het herenhuis.
Pichot du Plessis, tot midden 1831 ook burgemeester van Cadier en Keer, overleed op 51 jarige leeftijd op oudejaarsdag in 1840. Hij werd hier begraven. Zijn grafsteen is vermoedelijk tijdens de bouw van de nieuwe kerk (1958) opgeruimd. Op de grafzerk stond een wapenschild, omkranst door een lauwertak en de tekst; “ S.R.M. Pichot du Plessis, Regter van de Regtbank te Maastricht, geboren te Bunde den 16 augustus 1789, overleden op zijn landgoed Groot Blankenberg, Gemeente Cadier en Keer, den 31 december 1840” .
Blankenberg in het midden van de negentiende eeuw
naar een tekening van J. van Gulpen
Het herenhuis en de boerderij zijn gelegen rond een langwerpige binnenplaats. Van het herenhuis liggen de vertrekken aan de zuidzijde. Hier konden de bewoners uitkijken over de prachtig aangelegde tuin. Het huis heeft twee verdiepingen met een iets lager liggende tussenverdieping en wordt aan beide zijden geflankeerd door twee hogere en vooruitspringende “ hoektorens”.
– Kort na het overlijden werd het prachtige landgoed verkocht aan Baron Nicholas Louis van Chestret de Haneffe. Waarom geen van zijn kinderen het domein heeft overgenomen, is ons niet bekend. De nieuwe eigenaar heeft het herenhuis nogmaals gerenoveerd. De voorgevel heeft in het midden een uitspringend gedeelte. Hier is boven in het fronton het wapen aangebracht van de familie De Chestret de Haneffe.
Het bovenste gedeelte van het wapen bestaat uit een veld van azuur met drie gouden zespuntige sterren. De onderste helft bestaat uit een zilveren veld met een zwarte klimmende leeuw met gouden kroon.Tot de dekking van het wapenschild dienen een gravenkroon (een kroon met negen parels) en een helm van zilver. De schildhouders zijn twee heraldische leeuwen van sabel (zwart), getongd en genageld van keel (rood).
Het familiewapen van de De Chestret de Haneffe
Zoon Baron Jules de Chestret de Haneffe erfde na het overlijden van zijn vader in 1856 het landgoed. De letters J.C. boven in het toegangshek verwijzen nog naar deze bezitter, alsook de letters C en W bij de hoofdingang in de voorgevel. De letter W verwijst naar zijn echtgenote, Barones Mathilde Marie Antoinette de Warzé de Hermalle. Het domein bleef zijn eigendom tot 1904. In 1904 werden het herenhuis en enkele hectaren grond gekocht door gevluchte Franse religieuzen. De zusters hebben er echter nooit gewoond.
– De gevluchte Franse paters Redemptoristen namen het huis in 1919 over. We zijn er nog niet in geslaagd de periode 1904-1919 in te vullen. Ook het bevolkingsregister van Cadier en Keer vermeldt voor die periode geen bewoners van het herenhuis, wel van de pachthoeve. Het lijkt niet aannemelijk, maar toch moeten wij voorlopig aannemen dat het huis gedurende ongeveer vijftien jaar leeg heeft gestaan.
De paters Redemptoristen bouwden in 1919 boven de koetsstallen een kapel. Zij richtten een jaar later een noviciaat op, maar door het uitblijven van voldoende novicen en doordat in Frankrijk het vestigen van kloosterorden of congregaties weer mogelijk werd, keerden de paters in 1933 terug naar hun vaderland.
Het toegangshek met de letters J en C
– Sinds 1934 is het kasteel eigendom van de Zusters van het Arme Kind Jezus. Het huis werd ingericht als rust- en bejaardenoord voor zusters. Kamers werden doorgebroken en tot zalen omgebouwd. De oude vloer werd vervangen door marmeren plavuizen. In 1972 werd het huis door de overheid erkend als verpleeginrichting. Momenteel kunnen op de bejaardenafdeling 45 personen verzorgd worden. De kamers liggen deels in het hoofdgebouw en deels in het Clara-paviljoen. De verpleegafdeling heeft een capaciteit van 23 bedden in het Jozef-paviljoen. Ook zusters van andere orden en congregaties worden hier verpleegd.
Aanvulling: door de vermindering van het aantal religieuzen is begon men in 1996 met zorg aan leken. In 2001 is Huize Blankenberg gestart met zorgvernieuwingsprojecten. In samenwerking met het Academisch Ziekenhuis Maastricht is toen de herstelkliniek opgezet. Vanaf dat moment had Huize Blankenberg een somatische verpleegafdeling met 27 bedden, waar patiënten zowel lang als kortdurend verbleven, een herstelkliniek met 25 bedden waar mensen slechts kortdurend verbleven voor herstel na een opname in het ziekenhuis én 10 dagbehandelingplaatsen voor fibromyalgiepatiënten.
Tevens was er nog steeds een kloosterverzorgingshuis, dat plaats bood aan een vijftiental zusters die in zorg waren en er verbleven nog een paar zusters in het klooster.
Per 1 januari 2004 hebben de kloosterzusters het huis volledig verlaten en zijn ze vertrokken naar naar Huize Loreto in Simpelveld. Toen is ook Huize Blankenberg verkocht aan de stichting Sint Annadal (volle dochter van AZM). In 2008 zijn de graven van de zusters op hun kerkhof geruimd. Medio januari 2008 is de herstelkliniek van Huize Blankenberg verhuisd, namelijk naar verpleeghuis Klevarie in Maastricht. De verhuizing was noodzakelijk, omdat Huize Blankenberg niet meer voldeed aan de eisen van die tijd. Medio 2008 heeft de stichting Sint Annadal Huize Blankenberg verkocht. De nieuwe eigenaars, Hans en Marianne Bonnier, wilden het monumentale gebouw verbouwen tot een viersterren hotel met 120 kamers en een conferentiecentrum. Door de economische crisis ging dit plan niet door.
In 2010 krijgt het leegstaande gebouw een nieuwe bestemming. Het Grootseminarie ‘Redemptoris Mater’ van het Bisdom Roermond gaat zich in het gebouw vestigen. Het seminarie ‘Redemptoris Mater’ is één van de twee priesteropleidingen van het Bisdom Roermond. Huize Blankenberg zal bewoond worden door minimaal vijftien priesterstudenten, de staf van het seminarie en een aantal vrijwillgers voor het huishoudelijk werk.
Geraadpleegde bronnen:
De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst, De Provincie Limburg III, Zuid-Limburg ׀,’s-Gravenhage 1962.
Jos Habets, Schets van de voormalige Heerlijkheid Cadier en van het Kasteel Blankenberg, Roermond 1876.
Dr. J. Belonge: Enige bezitters van Groot-Blankenberg (uit: Huldeblijk. Bundel opstellen aangeboden aan de genealoog Jan J.M.H. Verzijl), Roermond 1967.
Publications XXII, 1885, De lenen van Valkenburg, pag. 273-276.
Van Kastelen Blankenberg tot Huize Blankenberg, verzameld en gebundeld door Zr. Adriana R.I.J. en Marlie Ramakers.
Rijksarchief Limburg: Archief schepenbank Cadier.
Opmerking: Een aantal bij dit artikel geplaatste foto’s zijn eigendom van de zusters van Blankenberg en met hun toestemming overgenomen. Met dank aan zuster Adriana.