Leeme buj, erm luij

Het vakwerkhuis Limburgerstraat 165
door Wiel Becker

Voorgeschiedenis
De eerste bewoners in deze streek waren jagers en verzamelaars. Zij leefden van hetgeen de natuur hen bood. Als de natuurlijke voedselbronnen uitgeput raakten of bij wisseling van seizoenen trokken zij verder. Hun onderkomens waren daarom eenvoudige hutten.
Omstreeks 4000 voor Christus vestigde zich in het Maasdal een volk dat gewassen verbouwde en vee hield. Bossen werden gerooid en beplant. Was het akkerland door tekort aan meststoffen uitgemergeld, dan werd een nieuw gedeelte bos gerooid. In de volgende eeuwen kwamen er betere werktuigen (ijzer) en de timmerkunst werd verder ontwikkeld. Door een groter voedselaanbod nam de bevolking toe en men bleef langer op dezelfde plek wonen. Zo ontstonden nederzettingen. Men bouwde woningen die langer meegingen met materialen die in de streek voorhanden waren. Men ging over op geraamtebouw, waarbij balken, stijlen en regels met houten pennen werden verbonden. Omdat men vlug leerde dat in de grond geslagen palen gingen rotten, werd het geraamte op een fundering van veldkeien of vuursteen geplaatst. Bij de geraamtebouw werden de vakken tussen de balken dichtgemaakt met vlechtwerk en leem. Op het geraamte kwamen dakspanten, kepers, daklatten en het dekmateriaal. Tussen de stijlen kwamen deuren en ramen. Het vakwerkhuis was ‘geboren’. Deze vakwerkbouw werd door de Romeinse geschiedschrijvers die in deze streek verbleven, al beschreven.

 

Cadier en Keer
Uit gesprekken met oudere inwoners en aan de hand van oude foto’s kunnen wij opmaken dat in de jaren dertig nog zeker één op de drie woningen in Cadier en Keer een vakwerkhuis was. Het waren meestal, de boerderijen buiten beschouwing gelaten, kleinere woningen met dakpannen. De oude foto’s zijn idyllische plaatjes, zeker in het voorjaar nadat de vakken witgekalkt waren, het onderste gedeelte van de gevels zwart geteerd was en de boom voor het huis in bloei stond.
In ons dorp zijn vanaf 1850 geen nieuwe vakwerkhuizen meer gebouwd. Het ambacht van vakwerkbouwer (raammaker) behoorde tot het verleden. Alleen herstel en restauratiewerkzaamheden vonden nog plaats. Hoewel tegenwoordig de vakwerkhuizen zeer in trek zijn en met zorg gerestaureerd worden, hadden ze vroeger hun beperkingen. De huizen vergden veel onderhoud, waren meestal klein, ongerieflijk en tochtgevoelig. De bewoners schaamden zich vaak in zo’n huis te wonen. Men kende het volksgezegde: ‘Leeme buj, erm luij’ (lemen huizen, arme mensen).
In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw verving men van sommige vakwerkhuizen de lemen vakken door bakstenen of trok men muren van baksteen langs het vakwerk op. In ons dorp werden echter de meeste vakwerkhuizen afgebroken.

Drie vakwerkwoningen

jrg3blz168 

Limburgerstraat 101

Wanneer men door ons dorp wandelt en de ogen goed de kost geeft, dan zijn nog diverse woningen te ontdekken waarvan de gevels uit vakwerk bestaan. Drie woningen springen eruit.
1. De woning Limburgerstraat 101 is een gerestaureerde en verplaatste schuur, die behoorde  tot de woning Limburgerstraat 99. deze laatste woning werd in 1870 door pastoor Christiaan Strea als pastorie gebouwd.

jrg3blz169 

Dorpsstraat 45

2. Het huis Dorpsstraat 45 uit de zeventiende eeuw was eigendom van pastoor Winand Kikken. Pastoor Kikken werd in Keer geboren en was zo’n vijftig jaar pastoor in Cadier. Hij overleed op 3 juni 1735. Het mooie pand is door de familie Vermeulen-Goessens ingericht als restaurant met de toepasselijke naam ‘De Pastory’. Het is één van de oudste huizen in Cadier en Keer. De Pastoor Kikkenweg is ook naar Winand Kikken genoemd.

N.B. Deze twee huizen zijn summier beschreven. In een ander artikel wordt hierop teruggekomen.

3. Het derde huis dat uitvoeriger beschreven wordt, staat in de Kerkstraat 165. Volgens het oudste bevolkingsregister van Cadier en Keer, opgemaakt in 1850, woonden er Johannes Adolphus Essers en zijn echtgenote Margaretha Lemmens. In 1832 was zijn vader Adam Essers overleden. In de toen opgemaakte Memorie van Successie (een schriftelijke vastlegging van de nalatenschap) liet Adam onder andere een huis met stalling en moestuin van 12 roeden en 33 ellen na. De ligging wordt omschreven als ‘palende oost Willem Geelen, zuid de Dorpsstraat (nu Kerkstraat), west Jan en Arnold Heusschen en noord de Oude Akerstraat (nu Limburgerstraat).

jrg3blz170
Kerkstraat 165

De opname uit de jaren vijftig laat zien dat de vakwerkgevel aan de straatzijde reeds vervangen is door een gevel van bakstenen. De vakwerkbalken in de overige muren zijn op de foto niet of nauwelijks zichtbaar, omdat deze gewit zijn.

Met behulp van kadasterkaarten – de kadastrale opmeting van Keer is omstreeks 1827 gestart – blijkt het om dezelfde woning te gaan waarin zijn zoon in 1850 woonde. Het is nog niet gelukt het bouwjaar en de bouwer te achterhalen, maar waarschijnlijk was dit timmerman Adam zelf.
De bewoners van het huis:
1. Adam Essers (ca. 1771-1832), schrijnwerker en afkomstig uit de omgeving van Düren, huwde in 1795 te Heer met Maria Ida Schreurs. Hij is de stamvader van de huidige nog in onze plaats wonende naamdragers.
2. Zoon Johannes Adolphus Essers (1798-1886), herder en schrijnwerker, trouwde in 1826 te Heer met Margaretha Lemmens (1798-1853).
      Hij woonde in het huis tot 1867.
3. Mathijs Heusschen (1837-1916), fabrieksarbeider, weduwnaar van Anna Maria Hensen, hertrouwde in 1865 hier met Petronella van der Linden (1841-1917).

 jrg3blz171

Kerkstraat 165
Op deze opname uit de jaren tachtig zijn de balken zwart geteerd, waardoor het vakwerkhuis meer ‘uitstraling’ kreeg.

4. Arnold Geelen (1844-1916) en echtgenote Anna Gangné (1841-1910), beiden geboortig van Gronsveld. Arnold was klompenmaker en landbouwer. Hij woonde met zijn vrouw slechts kort in Cadier en Keer. In 1876 keerden zij terug naar hun geboorteplaats.
5. Nicolaas Essers (1839-1923), timmerman, huwde hier in 1879 met Maria Josepha Magermans (1845-1925) Nicolaas was een zoon van Johannes Adolphus Essers. Hij en zijn gezin bewoonden het huis tot 1888.
6. Joannes Bernardus Schoenmakers (1861-1930) uit Berg en Terblijt, dagloner en landbouwer, trouwde in 1883 in Cadier en Keer met Maria Ida Essers (1861-1946). Maria Ida Essers was een kleinkind van de eerder genoemde Johannes Adolphus Essers en oom-zegster van Nicolaas Essers.
7. Landbouwer Adam Johannes Goessens (1904-1981), geboren in Gronsveld, huwde hier in 1930 met Maria Hubertina Schoenmakers (1905-1998), dochter van Joannes Bernardus Schoenmakers en Maria Ida Essers.
8. Tegenwoordig wordt het huis bewoond door de familie Slangen-Goessens. Mevrouw Goessens is een dochter van Adam.

In Cadier en Keer staan niet meer veel vakwerkgebouwen, maar in de nabije omgeving zijn nog vele ‘schatten’te ontdekken. Een prachtig voorbeeld is de gerestaureerde boerderij Huijnen te Honthem nummer 8. Een wandeling door de dorpen Mheer, Banholt, Noorbeek, Mechelen en de buurtschappen Terziet en Diependal in Epen loont zeker de moeite.

Bronnen:
Gemeentearchief Margraten: Archief gemeente Cadier en Keer, inv.nrs. 634-639 (bevolkingsregister).
Gemeentearchief Margraten: Archief gemeente Cadier en Keer, inv.nrs. 1654, 1662-1668 (kadaster).
Rijksarchief Limburg: Memorie van Successie van Adam Essers.

Met dank aan Lei Haesen en Jo Purnot.

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME