Dieren op de boerderij

Dieren op de boerderij door Maria Geelen-Janssen
Vroeger hield bijna iedereen wel een aantal dieren. Ook mensen zonder boerderij hadden kleinvee.
In de Tweede Wereldoorlog mocht ieder gezin tien kippen (hoonder) houden. Zoals vaker het geval is, was ook deze regeling niet geheel rechtvaardig. Een echtpaar zonder kinderen bijvoorbeeld waar een vader of moeder bij inwoonde, in totaal dus drie personen, werd beschouwd als twee gezinnen. Zij konden twintig kippen houden, terwijl een gezin met tien kinderen slechts tien hoonder mocht hebben.
Het afgebroken boerderijtje van de familie Schreurs-Schreurs tegenover de huidige boerderij Kessels. Links het kippen laddertje. Het reikte niet tot op de grond, zodat het voor 'rovers' moeilijk was het kippenhok binnen te komen. Op de foto moeder Fien Schreurs met 'Matteke'
In het voorjaar werden de kuikens gekocht of men zorgde voor eigen broedsel. De gekochte kuikens zonder kloek werden warm gehouden
117
in een kuikenkooi, een houten kooi, overdekt met gaas en voorzien van elektrische lampen. Zo een kukekouw voldeed niet altijd aan de veiligheidseisen. Er is in ons dorp wel eens een ongeluk gebeurd waardoor kinderen geëlektrocuteerd werden.
Kippenvoer kocht men bij de familie Daemen, bij Pierre va Pietsje in de Väörsjtraot (Kerkstraat), later bij de depothouder van de boerenbond Haij Kleinen en natuurlijk bij molenaar (mulder) Ackermans in de Echtersjtraot (Limburgerstraat). Werd een kip geslacht, dan werd steevast heunderkessop gemaakt. Over 't hinnes of hoonderste, zoals de kippenstal hier genoemd werd, waakte altijd één trotse haan.
Katten maakten eveneens deel uit van de woonomgeving. Een kat mocht niet te veel gevoerd worden, alleen 's ochtends en 's avonds een schoteltje verse melk van de koe. Want een volgevreten kat ging niet meer op muizenjacht. Muizen hoorden bij de boerderij als kaf bij het koren.
Als men bang was de kat kwijt te raken, hadden ze daar in Honthem een remedie voor: men wreef met 'ne sjoeëtelsplak (vaatdoek) onder de poten van de kat. De kans dat de kat dan een ander onderkomen ging zoeken was gering.
Verschillende vogelsoorten nestelden rond de boerderij, zoals zwaluwen. De diertjes bouwden hun nest tegen een balk in een schuur, stal en zelfs in huis want zjwêlberkes bringe geluk Een raam of deur diende altijd voor ze open te staan. Alleen in de gooj-kamer waren ze niet gewenst, omdat bij een eventueel overlijden het stoffelijk overschot in de kamer werd opgebaard. En het ging toch wat ver dat de zwaluwen dan de overledene zouden bevuilen.
Ook een konijnenhok was bij de meeste gezinnen te vinden. De konijnen werden door de kleine kinderen hanse genoemd. Als op hoogtijdagen konijn op het menu stond, werden de eigen konijnen geslacht. Niemand van de kinderen stoorde zich daar aan. Het allervervelendste karwei voor de kinderen was wel konijnenvoer zoeken. Gewapend met een zak en een bot schilmesje werd je er op uitgestuurd. Bij terugkomst kreeg je steevast te horen: "Is dat alles?
Daar zullen ze ook niet vet van worden". Neen, dan nog liever in de herfst op de Rijksweg eikels rapen voor de varkens.
118
Varkens werden gehouden voor de slacht. Een slachtrijp varken woog 90 tot 100 kilo. Om te voorkomen dat de beesten te veel vet krijgen, mogen zij tegenwoordig niet meer wegen dan rond 70 kilo. Als een zeug gebagkeld had en het was koud in de stal, dan werd de kist of korf met biggen in de keuken naast de kachel gezet, toen de gewoonste zaak van de wereld. Het kleinste biggetje van een toom werd door de andere biggen opzij geduwd en kreeg daardoor te weinig voedsel binnen. Een dier dat achter bleef, noemde men 'ne kruppel.
Mia Brouwers (dochter van Brouwers-Lemmens) met hond begin jaren vijftig.
Een hond was onmisbaar op een boerderij. Doorgaans zag je in het dorp een drietal rassen. Allereerst de witte keeshondjes. Deze verbleven meestal in huis bij 'burgermensen '. Vervolgens de fukskes, in het
119
algemeen lieve hondjes, middelgroot en wit-zwart van kleur. Zij zaten naast de baas op de kar als die het veld inging. 's Avonds mochten ze in de woonkeuken en verder liepen zij vrij rond op de boerderij of op straat. Een hond aan een lijn zag je maar zelden. De dieren kregen 's morgens wat oud brood met spekvet en korstjes, geweekt in water of melk, en verder vrat hij met de pot mee: overblijfsels van de warme maaltijd. De meeste honden zijn daar redelijk oud mee geworden. Ten slotte waren er de herdershonden. Zij verbleven in de hondshuut en dienden om huis en hof te bewaken. Agressieve exemplaren werden voor de veiligheid van de bezoekers aan de lijn gelegd.
In de Eerste Wereldoorlog werden de herdershonden gevorderd. Zij verbleven in de kazerne te Maastricht en werden gebruikt om karren met munitie en ander spul te trekken. Ook de hond van Jozef Janssen uit de Väörsjtraot werd na een grondige keuring gevorderd. Jozef ging iedere morgen zijn hond in Maastricht opzoeken. Verder dan de omheining kwam hij nooit. Het meegebrachte lekkers kreeg Pluto, zo heette de hond, door de draad aangereikt. Toen een bewaker dat in de gaten kreeg, werd de hond overgeplaatst. Jozef heeft zijn trouwe metgezel nooit meer teruggezien. Het dier was als een kind voor hem, vooral omdat zijn huwelijk met Nèske Jacobs kinderloos was gebleven.
De Duitse bezetters gingen niet altijd 'christelijk' met de honden om, want in 1944 schoten de inmiddels terugtrekkende bezetters in de Väörsjtraot een hele tamme herdershond dood, alleen maar omdat het dier hen voor de voeten liep.
Een leuk voorval deed zich eens voor op het Gasthuis. Een van onze toenmalige politiemensen toog op zijn fiets met de hond aan de lijn naar café Custers, tegenwoordig 't Plateau geheten, om met de eigenaar een kwestie te bespreken. Daar aangekomen zette hij de fiets tegen de muur, bond de hond aan de fiets vast, en stevende recht op de keuken af met de woorden: "Pas maar op, die hond is voor niemand bang". Eén van de stamgasten wilde dat wel eens uitproberen, stak zijn hoofd om de deur en riep: "Boe". De hond schrok en ging er met de fiets achter zich aan vandoor. Op het tumult kwam de agent naar buiten. Op de vraag waar zijn hond was, reageerde een van de omstanders: "Hij is fietsen". Dezelfde agent heeft ook eens berekend,
120
dat hij meer verdiende aan een nest jonge honden dan zijn buurman aan een toom biggen.
Koeien en kalveren, moetsjkes genaamd werden gehouden voor de melk (mèllekvie) of voor het vlees (vètvie). Maar er waren ook boxkalveren. De huiden van deze dieren leverden fijn leer op, het zogenaamde boxkalfsleer, waar handschoenen van gemaakt werden.
Op grote hoeven had men zelfs 'ne zjweitser in dienst. Deze knecht had als belangrijkste taak de verzorging van de koeien.
Van een boer die zich kon permitteren te gaan rentenieren en alleen maar vètvie had, zei men: "Dae laef op z'n reender", in plaats van op zijn rente. Het voordeel van vetvee was dat het niet gemolken hoefde te worden. Het melken van koeien vonden sommige boeren minderwaardig. Zij lieten het daarom aan de vrouwen over. Als een koe ziek was, vlocht men een lint van kroedwösj (op 15 augustus gezegende kruiden) om de buik van de koe en bad het Sint Jansevangelie (In den beginne was het woord, en het woord was God...).
Ten slotte het edelste dier op aarde: het paard. Hij was de kostwinner van het hele stel, want paarden moesten hard werken. Op grote hofsteden waren meerdere paarden. Op de Meusenhof naast de kerk had in het begin van de vorige eeuw pachter Lankohr veertien volwassen paarden. Menige grote boer had daarom één en soms nog meer paardenknechten. Sommigen verdienden als tipgever bij de verkoop van paarden er iets bij (piersmakke(jonge).
De paardenknecht sliep bij de paarden in of boven de stal. De paarden moesten 's morgens voor dag en dauw verzorgd en gevoerd worden, zodat de boer bij dageraad meteen naar zijn akker kon. Soms fungeerde ook wel eens een zoon als paardenknecht en bij gemis aan zoons zelfs een dochter.
Men ging goed met de edele viervoeters om. Een boer die terugkeerde uit het veld, verzorgde eerst zijn paard, alvorens hij zelf naar binnen ging om te eten.
Om te zorgen dat de dieren niet ziek werden hing men in de stal op Palmzondag e paamtekske (buxustakje).
121
Paarden als 'kostwinners' Op de foto: Sjef Vaessen met een dubbespan aan het ploegen in de jaren veertig.
Dat Keer bovenop een berg lag, had voor sommige paardenbezitters ook zijn voordeel. Want handelaren uit Gulpen en zelfs Vaals en omgeving, die naar Maastricht waren gegaan om hun waar in te slaan, moesten terug de berg op. Maar hun paard kon op de terugweg de zwaar beladen kar niet alléén de Keerderberg op trekken. Bij een café aan de voet van de berg verhuurden Keerdenaren hun paard als extra trekkracht. Als ze dan weer boven aan de berg waren bij café Souren (tegenwoordig café Circus), werd het ingehuurde paard weer uitgespannen en ging dat weer terug naar beneden om te wachten op de volgende klant.
Een enkeling ging zelfs te paard op vrijersvoeten, maar dan moest hij er wel voor zorgen dat het paardentuig er prima uitzag. Daarvoor had men een goed huismiddeltje: men verbrandde wat haver en stro, dat werd vermengd met olie. Zo kreeg men een uitstekend middel om 't getuug zwart te poetsen.
122

door Maria Geelen-Janssen

Vroeger hield bijna iedereen wel een aantal dieren. Ook mensen zonder boerderij hadden kleinvee. In de Tweede Wereldoorlog mocht ieder gezin tien kippen (hoonder) houden. Zoals vaker het geval is, was ook deze regeling niet geheel rechtvaardig. Een echtpaar zonder kinderen bijvoorbeeld waar een vader of moeder bij inwoonde, in totaal dus drie personen, werd beschouwd als twee gezinnen. Zij konden twintig kippen houden, terwijl een gezin met tien kinderen slechts tien hoonder mocht hebben.

jrg6blz117

Het afgebroken boerderijtje van de familie Schreurs-Schreurs tegenover de huidige boerderij Kessels. Links het kippen laddertje. Het reikte niet tot op de grond, zodat het voor 'rovers' moeilijk was het kippenhok binnen te komen. Op de foto moeder Fien Schreurs met 'Matteke'


In het voorjaar werden de kuikens gekocht of men zorgde voor eigen broedsel. De gekochte kuikens zonder kloek werden warm gehouden in een kuikenkooi, een houten kooi, overdekt met gaas en voorzien van elektrische lampen. Zo een kukekouw voldeed niet altijd aan de veiligheidseisen. Er is in ons dorp wel eens een ongeluk gebeurd waardoor kinderen geëlektrocuteerd werden. Kippenvoer kocht men bij de familie Daemen, bij Pierre va Pietsje in de Väörsjtraot (Kerkstraat), later bij de depothouder van de boerenbond Haij Kleinen en natuurlijk bij molenaar (mulder) Ackermans in de Echtersjtraot (Limburgerstraat). Werd een kip geslacht, dan werd steevast heunderkessop gemaakt. Over 't hinnes of hoonderste, zoals de kippenstal hier genoemd werd, waakte altijd één trotse haan.

Katten maakten eveneens deel uit van de woonomgeving. Een kat mocht niet te veel gevoerd worden, alleen 's ochtends en 's avonds een schoteltje verse melk van de koe. Want een volgevreten kat ging niet meer op muizenjacht. Muizen hoorden bij de boerderij als kaf bij het koren. Als men bang was de kat kwijt te raken, hadden ze daar in Honthem een remedie voor: men wreef met 'ne sjoeëtelsplak (vaatdoek) onder de poten van de kat. De kans dat de kat dan een ander onderkomen ging zoeken was gering.

Verschillende vogelsoorten nestelden rond de boerderij, zoals zwaluwen. De diertjes bouwden hun nest tegen een balk in een schuur, stal en zelfs in huis want zjwêlberkes bringe gelùk. Een raam of deur diende altijd voor ze open te staan. Alleen in de gooj-kamer waren ze niet gewenst, omdat bij een eventueel overlijden het stoffelijk overschot in de kamer werd opgebaard. En het ging toch wat ver dat de zwaluwen dan de overledene zouden bevuilen.

Ook een konijnenhok was bij de meeste gezinnen te vinden. De konijnen werden door de kleine kinderen hanse genoemd. Als op hoogtijdagen konijn op het menu stond, werden de eigen konijnen geslacht. Niemand van de kinderen stoorde zich daar aan. Het allervervelendste karwei voor de kinderen was wel konijnenvoer zoeken. Gewapend met een zak en een bot schilmesje werd je er op uitgestuurd. Bij terugkomst kreeg je steevast te horen: "Is dat alles? Daar zullen ze ook niet vet van worden". Neen, dan nog liever in de herfst op de Rijksweg eikels rapen voor de varkens.

Varkens werden gehouden voor de slacht. Een slachtrijp varken woog 90 tot 100 kilo. Om te voorkomen dat de beesten te veel vet krijgen, mogen zij tegenwoordig niet meer wegen dan rond 70 kilo. Als een zeug gebagkeld had en het was koud in de stal, dan werd de kist of korf met biggen in de keuken naast de kachel gezet, toen de gewoonste zaak van de wereld. Het kleinste biggetje van een toom werd door de andere biggen opzij geduwd en kreeg daardoor te weinig voedsel binnen. Een dier dat achter bleef, noemde men 'ne kruppel.

jrg6blz119

Mia Brouwers (dochter van Brouwers-Lemmens) met hond begin jaren vijftig.

Een hond was onmisbaar op een boerderij. Doorgaans zag je in het dorp een drietal rassen. Allereerst de witte keeshondjes. Deze verbleven meestal in huis bij 'burgermensen'. Vervolgens de fukskes, in het algemeen lieve hondjes, middelgroot en wit-zwart van kleur. Zij zaten naast de baas op de kar als die het veld inging. 's Avonds mochten ze in de woonkeuken en verder liepen zij vrij rond op de boerderij of op straat. Een hond aan een lijn zag je maar zelden. De dieren kregen 's morgens wat oud brood met spekvet en korstjes, geweekt in water of melk, en verder vrat hij met de pot mee: overblijfsels van de warme maaltijd. De meeste honden zijn daar redelijk oud mee geworden. Ten slotte waren er de herdershonden. Zij verbleven in de hondshuut en dienden om huis en hof te bewaken. Agressieve exemplaren werden voor de veiligheid van de bezoekers aan de lijn gelegd.

In de Eerste Wereldoorlog werden de herdershonden gevorderd. Zij verbleven in de kazerne te Maastricht en werden gebruikt om karren met munitie en ander spul te trekken. Ook de hond van Jozef Janssen uit de Väörsjtraot werd na een grondige keuring gevorderd. Jozef ging iedere morgen zijn hond in Maastricht opzoeken. Verder dan de omheining kwam hij nooit. Het meegebrachte lekkers kreeg Pluto, zo heette de hond, door de draad aangereikt. Toen een bewaker dat in de gaten kreeg, werd de hond overgeplaatst. Jozef heeft zijn trouwe metgezel nooit meer teruggezien. Het dier was als een kind voor hem, vooral omdat zijn huwelijk met Nèske Jacobs kinderloos was gebleven. De Duitse bezetters gingen niet altijd 'christelijk' met de honden om, want in 1944 schoten de inmiddels terugtrekkende bezetters in de Väörsjtraot een hele tamme herdershond dood, alleen maar omdat het dier hen voor de voeten liep.

Een leuk voorval deed zich eens voor op het Gasthuis. Een van onze toenmalige politiemensen toog op zijn fiets met de hond aan de lijn naar café Custers, tegenwoordig 't Plateau geheten, om met de eigenaar een kwestie te bespreken. Daar aangekomen zette hij de fiets tegen de muur, bond de hond aan de fiets vast, en stevende recht op de keuken af met de woorden: "Pas maar op, die hond is voor niemand bang". Eén van de stamgasten wilde dat wel eens uitproberen, stak zijn hoofd om de deur en riep: "Boe". De hond schrok en ging er met de fiets achter zich aan vandoor. Op het tumult kwam de agent naar buiten. Op de vraag waar zijn hond was, reageerde een van de omstanders: "Hij is fietsen". Dezelfde agent heeft ook eens berekend, dat hij meer verdiende aan een nest jonge honden dan zijn buurman aan een toom biggen.

Koeien en kalveren, moetsjkes genaamd werden gehouden voor de melk (mèllekvie) of voor het vlees (vètvie). Maar er waren ook boxkalveren. De huiden van deze dieren leverden fijn leer op, het zogenaamde boxkalfsleer, waar handschoenen van gemaakt werden.Op grote hoeven had men zelfs 'ne zjweitser in dienst. Deze knecht had als belangrijkste taak de verzorging van de koeien.

Van een boer die zich kon permitteren te gaan rentenieren en alleen maar vètvie had, zei men: "Dae laef op z'n reender", in plaats van op zijn rente. Het voordeel van vetvee was dat het niet gemolken hoefde te worden. Het melken van koeien vonden sommige boeren minderwaardig. Zij lieten het daarom aan de vrouwen over. Als een koe ziek was, vlocht men een lint van kroedwösj (op 15 augustus gezegende kruiden) om de buik van de koe en bad het Sint Jansevangelie (In den beginne was het woord, en het woord was God...).

Ten slotte het edelste dier op aarde: het paard. Hij was de kostwinner van het hele stel, want paarden moesten hard werken. Op grote hofsteden waren meerdere paarden. Op de Meusenhof naast de kerk had in het begin van de vorige eeuw pachter Lankohr veertien volwassen paarden. Menige grote boer had daarom één en soms nog meer paardenknechten. Sommigen verdienden als tipgever bij de verkoop van paarden er iets bij (piersmakkeljonge).De paardenknecht sliep bij de paarden in of boven de stal. De paarden moesten 's morgens voor dag en dauw verzorgd en gevoerd worden, zodat de boer bij dageraad meteen naar zijn akker kon. Soms fungeerde ook wel eens een zoon als paardenknecht en bij gemis aan zoons zelfs een dochter.

Men ging goed met de edele viervoeters om. Een boer die terugkeerde uit het veld, verzorgde eerst zijn paard, alvorens hij zelf naar binnen ging om te eten.Om te zorgen dat de dieren niet ziek werden hing men in de stal op Palmzondag e paamtekske (buxustakje).
jrg6blz122
Paarden als 'kostwinners'
Op de foto: Sjef Vaessen met een dubbespan aan het ploegen in de jaren veertig.

Dat Keer bovenop een berg lag, had voor sommige paardenbezitters ook zijn voordeel. Want handelaren uit Gulpen en zelfs Vaals en omgeving, die naar Maastricht waren gegaan om hun waar in te slaan, moesten terug de berg op. Maar hun paard kon op de terugweg de zwaar beladen kar niet alléén de Keerderberg op trekken. Bij een café aan de voet van de berg verhuurden Keerdenaren hun paard als extra trekkracht. Als ze dan weer boven aan de berg waren bij café Souren (voormalige Auberge), werd het ingehuurde paard weer uitgespannen en ging dat weer terug naar beneden om te wachten op de volgende klant.

Een enkeling ging zelfs te paard op vrijersvoeten, maar dan moest hij er wel voor zorgen dat het paardentuig er prima uitzag. Daarvoor had men een goed huismiddeltje: men verbrandde wat haver en stro, dat werd vermengd met olie. Zo kreeg men een uitstekend middel om 't getuug zwart te poetsen.

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME