Keer en Honthem vóór 1828

Keer vóór 1828 Keer vormde met Heer vóór 1794 (komst van de Fransen) één van de elf banken van het St. Servaaskapittel en daarna tot 1828 de gemeente Heer en Keer. Ook kerkelijk behoorde de kern tot 1805 bij de parochie Heer, in welk jaar Keer bij de parochie van de H. Kruisverheffing (Cadier) werd gevoegd.
Keer is in de elfde en/of twaalfde eeuw vanuit Heer ontgonnen. Men zou verwachten dat om die reden de eerste woningen aan de Limburgerstraat gebouwd werden en niet aan de Dorpsstraat/Kerkstraat (de verbindingsweg tussen Cadier en Heugem). De Limburgerstraat maakte immers deel uit van de grote verbindingsweg tussen Maastricht (Scharn-Heer) en Limbourg aan de rivier de Vesdre.
Tevens was er ter hoogte van Blankenberg nog een splitsing, waar men via de Sangerij naar Margraten, Gulpen en Aken kon reizen.
Toch is dit zeer waarschijnlijk niet het geval geweest. Op de oudste kadasterkaarten en uit notariële en andere akten uit de zeventiende en achttiende eeuw blijken de meeste woningen in Keer aan de noordzijde van de Dorpsstraat/Kerkstraat te grenzen en de bij deze percelen behorende huisweiden en tuinen aan de Limburgerstraat. Van bebouwing aan de zuidzijde van de Limburgerstraat is in die tijd nog nauwelijks sprake. Ook aan de noordzijde van deze straat stonden weinig huizen. Slechts tussen de huidige Beatrixstraat en Keunestraat was een aantal woningen gebouwd. De bekendste hoeve was hier eeuwenlang De Keun (aan de Keunestraat, grenzend aan de Limburgerstraat), tevens een herberg en een pleisterplaats voor reizigers.
 
Een schets van de bevolkingsontwikkeling (2) Keer en Bonthem vóór 1828 door Lei Haesen
 
In de eerste aflevering is een algemeen beeld geschetst van de situatie in Cadier, Keer en Honthem vóór 1828 en de bevolkingsontwikkeling in de kern Cadier tot genoemd jaar beschreven. In deze bijdrage komt Keer vóór 1828 aan bod en wordt kort aandacht besteed aan Honthem. In de derde en laatste aflevering zal de bevolkingsontwikkeling van de gemeente Cadier en Keer vanaf 1828 besproken worden.
Tevens wordt dan even stil gestaan bij Honthem en 't Rooth.
 
Een gedeelte van de bebouwing aan de noordzijde van de Limburgerstraat in 1957.
De eerste woning is van Jup Bisscheroux, daarnaast de oude boerderij van Sjang Bessems en vervolgens de huizen van Brennenraeds en Pirnay en tenslotte de woning van Lei Haesen (nu familie Geelen).
 
Er is nog een argument. Keer had welgeteld één waterput en deze stond in de Dorpsstraat (Oondersjtraot). Zij het met enig voorbehoud, mogen wij ervan uitgaan dat de eerste woningen in de kern Keer ook aan de Dorpsstraat/Kerkstraat gestaan hebben. En dat kan weer betekenen dat de eerste pioniers via de Heerder Lijkweg (aan de Pastoor Kikkenweg) hier gekomen zijn. Deze veldweg was tevens de kortste verbinding om in Heer te komen. Het was ook deze weg, vandaar de naamgeving, die de Keerdenaren gebruikten om de uitvaartdiensten in Heer bij te wonen. Zie onderstaande situatietekening uit 1863, behorend bij een ontwerp van de Provinciale Inspecteur der Buurtwegen.
 
32
 
33
 
 
 
ontbreken van bronnen en zonder archeologisch onderzoek waarschijnlijk nooit gevonden worden.
 
In tegenstelling tot Cadier zijn van Heer en Keer geen leggers aanwezig uit de zeventiende en achttiende eeuw. In deze leggers zijn, zoals reeds eerder gezegd, alle huis- en grondeigenaars vermeld.
Hierdoor is het aantal woningen in Keer in die eeuwen niet precies vast te stellen. Uit andere beschikbare gegevens (onder meer geboorteaantallen) blijkt dat Keer wat het aantal inwoners betreft 1'/2 tot bijna 2x zo groot was als Cadier. Het aantal huizen bedroeg in die periode ongeveer veertig.
Wij maken voor een betere beeldvorming een vergelijking met een tegenwoordige situatie. Het aantal woningen in de Dorpsstraat (Oondersjtraot) is momenteel (beduidend) méér dan het aantal huizen in geheel Cadier in de achttiende eeuwen slechts weinig minder dan het totale woningbestand in Keer in genoemde eeuw. Maar hoe klein de beide buurtschappen ook waren, de bewoners schreven hun geschiedenis en daar maken wij nu dankbaar gebruik van.
 
Met een grondoppervlakte van ruim 460 hectare was Keer ook bijna twee keer zo groot als Cadier (262 hectare). Een belangrijk percentage van het grondgebied was in de achttiende eeuw reeds in cultuur gebracht. Zo bestond Cadier in de eerste helft van genoemde eeuw nog slechts uit ruim 30% bos en 'woeste' grond, In Keer was dit percentage iets hoger.
 
Cadier ouder dan Keer?
Uit bovenstaande kan dit reeds verondersteld worden. Er is nog een goed argument daarvoor. In 1738 protesteerden de Heer van Cadier en de schepenbank tegen de rijproost en schepenen van Heer wegens een door de laatsten gehouden visitatie (inspectie) van de Dorpsstraat. Zij stelden dat "...de groote Dorpstraat tot Cadier privativelijck ende geheel ressorteerende onder den jurisdictie van deese Banck Cadier als sijnde Dalhemse grond....". De Dorpsstraat/Kerkstraat lag blijkbaar geheel op het grondgebied van Cadier en de bank Heer had hier niets te visiteren. Dit staaft het vermoeden dat de weg is aangelegd door de ontginners van Cadier. Hebben de pioniers uit Heer bij de ontginning van Keer dankbaar gebruik gemaakt van de reeds bestaande faciliteiten in Cadier (weg, waterput, e.d.) of waren de ontginningsomstandigheden (ontbossing, vruchtbaarheid van de grond, e.d.) aan de noordzijde van de Dorpsstraat/Kerkstraat gunstiger dan bij de Umburgerstraat? Een antwoord hierop zal door het
 
Qua bevolkingsontwikkeling is er vóór de Franse Tijd nauwelijks of geen verschil met Cadier. De oorzaken van de trage groei, genoemd in.
de eerste aflevering (met name oorlogen en epidemieën), troffen ook 'buurman' Keer.
Uit de registers van de parochie Cadier blijkt dat tussen 1680 en 1734, een periode van 55 jaar, 303 kinderen uit Keer werden gedoopt en overleden in deze kern 255 inwoners (in Cadier resp.197 en 126).
Echter, de nieuwe wereldburgers uit Keer dienden in de kerk van Heer gedoopt te worden. In de vorige bijdrage hebben wij gezien, dat de verschillende pastoors van Heer, via het kapittel van St. Servaas, de inwoners van Keer bij herhaling op straffe van een geldboete vermaanden hun kinderen in Heer te laten dopen. Verschillende
 
34
 
35
 
 
 
Keerdenaren, waarschijnlijk bevreesd voor een mogelijke uitvoering van deze sanctie, gaven hieraan gehoor. In de registers van Heer vonden wij in genoemde periode tientallen doopinschrijvingen van Keerdenaren die niet geregistreerd zijn in Cadier en dus daadwerkelijk in de kerk van Heer gedoopt zijn.
Naleving van deze verplichting verwaterde blijkbaar al gauw. Zelfs uit één gezin werd de ene keer een kind in Cadier en een andere keer weer in Heer gedoopt.
 
Uit het doopregister van Heer (1690):
 
Uit het doopregister van Cadier (1692):
 
Ida, dochtertje van landbouwer en schepen Lambertus Thijssen en zijn tweede echtgenote PetronelIa Mertens uit Keer, werd in 1690 in Heer gedoopt; haar broertje Thomas ontving in 1692 het doopsel iTi de kerk van Cadier.
 
36
 
Wanneer een dopeling in zowel Heer als Cadier ingeschreven is (zie voorbeeld in de vorige aflevering), kunnen wij er vrijwel zeker van zijn dat het kind in Cadier gedoopt is.
Dit laatste gold nog meer voor de overleden Keerdenaren. Op enkele uitzonderingen na werden de meesten in Cad ier begraven. Wel dienden de begrafenisrechten aan de pastoor van Heer betaald te worden. Deze hield daarvoor een dienst in de kerk van Heer alsof er ook begraven werd. Veel overlijdens zijn om die reden zowel door de pastoors van Heer en Keer als van Cadier in hun registers ingeschreven.
Bij het genoemde aantal van 303 doopsels van Keerdenaren in Cadier dienen de in Heer gedoopte kinderen uit Keer nog opgeteld te worden.
In veel mindere mate geldt dit, zoals gezegd, voor de overlijdens.
Ondanks deze enigszins ingewikkelde situatie kunnen wij stellen, dat in Keer tussen 1680 en 1735 sprake is van een gemiddelde jaarlijkse toename van één tot bijna twee inwoners.
 
In de periode 1775-1794 werden 127 Keerdenaren gedoopt en overleden 104 inwoners (in Cadier resp. 91 en 72). Rekening houdend met bovenstaande leidt dit voor die periode tot dezelfde conclusie.
 
Volgens de Franse 'volkstelling' stonden er in 1796 in Keer 49 huizen (twee onbewoond) en verbleven er 220 personen, waaronder 71 kinderen van 12 jaar en jonger. De ambtenaar die de registratie verrichtte, blijkt hier plichtsgetrouwer zijn opdracht te hebben uitgevoerd dan burgemeester Willem Geelen van Cad ier.
De lijst geeft tevens een beeld van de beroepen (soms de staat) van de gezinshoofden (inclusief inwonende zelfstandigen):
1 pastoor 11 dagloners 1 schoenmaker 2 eigenaars 1 'eigen-arbeider' 3 kleermakers 1 pachter 5 timmerlieden 1 huisman (lam) 8 landbouwers 1 zadelmaker 1 'oncompabel' 10 boerenarbeiders 2 kuipers 3 armen 1 gepensioneerde militair
 
Het waren ook de Fransen die in Keer de huisnummering invoerden (in Cadier zal het vermoedelijk niet anders geweest zijn). De woningen van Keer werden doorlopend genummerd van 1 tot en met 49 en 'geschilderd' op een rood-wit-blauwe ondergrond (Franse driekleur!).
 
37
 
 
 
Volgens een statistiek uit 1820, die op voorschrift van de Commissaris van de Koning werd vervaardigd, woonden in Keer in 48 huizen 66 weerbare mannen, 84 vrouwen en 81 kinderen, 1 timmerman, 1 kleermaker en 2 schoenmakers. Drie jaar later waren er 239 inwoners.
Dat ook geschreven bronnen elkaar tegenspreken, blijkt opnieuw uit het volgende: In 1805 kwam Keer bij de parochie Cadier. Het aantal parochianen uit Keer zou in dat jaar 289 zijn geweest, ruim 50 meer dan bovengenoemde aantallen.
 
Wie kent hen?
 
Het nog steeds in omvang toenemend fotoarchief van de Historische Kring bevat - hoe kan het ook anders - foto's van personen, van wie de namen niet bekend zijn. Een enkele keer zijn de gegevens in de veelheid van aantekeningen verloren gegaan, maar meestal kenden de schenkers van de foto's zelf de afgebeelden niet (meer).
De medewerkers van de Werkgroep Foto's doen er alles aan de ontbrekende gegevens zo veel mogelijk aan te vullen. Ditmaal roepen zij de hulp in van de abonnees van ons blad. Hun vraag: "Wie herkent de hieronder afgebeelde personen?".
Voor eventuele reacties kunt u terecht bij Wiel Becker (tel. 4072017), Jo Scheerder (tel. 4073153) of via een e-mail naar het secretariaat Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.) Overigens, de Kring is nog steeds op zoek naar foto's van oudKeerdenaren en andere afbeeldingen (gebouwen, e.d.). Wie wil en kan zijn verzameling een dag missen, zodat wij deze kunnen scannen?
 
Honthem voor 1828 Honthem behoorde tot de Vrije Rijksheerlijkheid Gronsveld (Graafschap Gronsveld), later gemeente Gronsveld. Om die reden kan verondersteld worden dat de eerste pioniers uit Gronsveld afkomstig waren. Zekerheid hierover is er niet. Kerkelijk immers was deze kern vanouds her bij Cadier ingedeeld en Cadier hoorde vóór 1266 tot de parochie Heugem. Maar... Heugem behoorde bij het Graafschap Gronsveld.
Honthem was vóór 1828 qua aantal inwoners niet veel kleiner dan Cadier. Dat blijkt ook uit het aantal geboortes (doopsels). Tussen 1680 en 1734 tellen wij 150 dopelingen en overleden 125 inwoners (Cadier: 197 en 126). In de periode 1775-1794 waren dat er resp. 66 en 54 (Cadier: 92 en 71). In beide gevallen was er sprake van een jaarlijkse groei van ruim één inwoner. Nogmaals wijzen wij erop, dat er geen cijfers beschikbaar zijn van zich hier gevestigde of vertrokken personen. Er zijn echter geen aanwijzingen dat een mogelijk vertrekof vestigingsoverschot een beduidende invloed heeft gehad op het aantal inwoners.
Volgens de eerste volkstelling (1796) zouden in Honthem 13 woningen gestaan hebben en bestond de bevolking uit 48 inwoners (waaronder 16 kinderen jonger dan 12 jaar). Deze gegevens zijn weinig betrouwbaar. Dat blijkt niet alleen uit een eigen onderzoekje naar het werkelijk aantal inwoners in genoemd jaar, maar ook uit een meer betrouwbaar cijfer een aantal jaren later. In 1805 telde Honthem 131 inwoners, een aantal dat meer in overeenstemming is met de werkelijkheid en met onze gegevens van vóór 1796. Volgens een notitie in het parochiearchief woonden in Honthem dat jaar zelfs 146 personen.
 
(wordt vervolgd)
 
38
 
39
 
 


Een schets van de bevolkingsontwikkeling (2) 
door Lei Haesen

In de eerste aflevering is een algemeen beeld geschetst van de situatie in Cadier, Keer en Honthem vóór 1828 en de bevolkingsontwikkeling in de kern Cadier tot genoemd jaar beschreven. In deze bijdrage komt Keer vóór 1828 aan bod en wordt kort aandacht besteed aan Honthem. In de derde en laatste aflevering zal de bevolkingsontwikkeling van de gemeente Cadier en Keer vanaf 1828 besproken worden.Tevens wordt dan even stil gestaan bij Honthem en 't Rooth.

Keer vóór 1828
Keer vormde met Heer vóór 1794 (komst van de Fransen) één van de elf banken van het St. Servaaskapittel en daarna tot 1828 de gemeente Heer en Keer. Ook kerkelijk behoorde de kern tot 1805 bij de parochie Heer, in welk jaar Keer bij de parochie van de H. Kruisverheffing (Cadier) werd gevoegd.
Keer is in de elfde en/of twaalfde eeuw vanuit Heer ontgonnen. Men zou verwachten dat om die reden de eerste woningen aan de Limburgerstraat gebouwd werden en niet aan de Dorpsstraat/Kerkstraat (de verbindingsweg tussen Cadier en Heugem). De Limburgerstraat maakte immers deel uit van de grote verbindingsweg tussen Maastricht (Scharn-Heer) en Limbourg aan de rivier de Vesdre.Tevens was er ter hoogte van Blankenberg nog een splitsing, waar men via de Sangerij naar Margraten, Gulpen en Aken kon reizen.Toch is dit zeer waarschijnlijk niet het geval geweest. Op de oudste kadasterkaarten en uit notariële en andere akten uit de zeventiende en achttiende eeuw blijken de meeste woningen in Keer aan de noordzijde van de Dorpsstraat/Kerkstraat te grenzen en de bij deze percelen behorende huisweiden en tuinen aan de Limburgerstraat. Van bebouwing aan de zuidzijde van de Limburgerstraat is in die tijd nog nauwelijks sprake. Ook aan de noordzijde van deze straat stonden weinig huizen. Slechts tussen de huidige Beatrixstraat en Keunestraat was een aantal woningen gebouwd. De bekendste hoeve was hier eeuwenlang De Keun (aan de Keunestraat, grenzend aan de Limburgerstraat), tevens een herberg en een pleisterplaats voor reizigers.

jrg7blz33

Een gedeelte van de bebouwing aan de noordzijde van de Limburgerstraat in 1957.
De eerste woning is van Jup Bisscheroux, daarnaast de oude boerderij van Sjang Bessems en vervolgens de huizen van Brennenraeds en Pirnay en tenslotte de woning van Lei Haesen (nu familie Geelen).

 Er is nog een argument. Keer had welgeteld één waterput en deze stond in de Dorpsstraat (Oondersjtraot). Zij het met enig voorbehoud, mogen wij ervan uitgaan dat de eerste woningen in de kern Keer ook aan de Dorpsstraat/Kerkstraat gestaan hebben. En dat kan weer betekenen dat de eerste pioniers via de Heerder Lijkweg (aan de Pastoor Kikkenweg) hier gekomen zijn. Deze veldweg was tevens de kortste verbinding om in Heer te komen. Het was ook deze weg, vandaar de naamgeving, die de Keerdenaren gebruikten om de uitvaartdiensten in Heer bij te wonen. Zie onderstaande situatietekening uit 1863, behorend bij een ontwerp van de Provinciale Inspecteur der Buurtweg

jrg7blz34.


Cadier ouder dan Keer?
Uit bovenstaande kan dit reeds verondersteld worden. Er is nog een goed argument daarvoor. In 1738 protesteerden de Heer van Cadier en de schepenbank tegen de rijproost en schepenen van Heer wegens een door de laatsten gehouden visitatie (inspectie) van de Dorpsstraat. Zij stelden dat "...de groote Dorpstraat tot Cadier privativelijck ende geheel ressorteerende onder den jurisdictie van deese Banck Cadier als sijnde Dalhemse grond....". De Dorpsstraat/Kerkstraat lag blijkbaar geheel op het grondgebied van Cadier en de bank Heer had hier niets te visiteren. Dit staaft het vermoeden dat de weg is aangelegd door de ontginners van Cadier. Hebben de pioniers uit Heer bij de ontginning van Keer dankbaar gebruik gemaakt van de reeds bestaande faciliteiten in Cadier (weg, waterput, e.d.) of waren de ontginningsomstandigheden (ontbossing, vruchtbaarheid van de grond, e.d.) aan de noordzijde van de Dorpsstraat/Kerkstraat gunstiger dan bij de Limburgerstraat? Een antwoord hierop zal door het ontbreken van bronnen en zonder archeologisch onderzoek waarschijnlijk nooit gevonden worden.

In tegenstelling tot Cadier zijn van Heer en Keer geen leggers aanwezig uit de zeventiende en achttiende eeuw. In deze leggers zijn, zoals reeds eerder gezegd, alle huis- en grondeigenaars vermeld.
Hierdoor is het aantal woningen in Keer in die eeuwen niet precies vast te stellen. Uit andere beschikbare gegevens (onder meer geboorteaantallen) blijkt dat Keer wat het aantal inwoners betreft 1½ tot bijna 2x zo groot was als Cadier. Het aantal huizen bedroeg in die periode ongeveer veertig.Wij maken voor een betere beeldvorming een vergelijking met een tegenwoordige situatie. Het aantal woningen in de Dorpsstraat (Oondersjtraot) is momenteel (beduidend) méér dan het aantal huizen in geheel Cadier in de achttiende eeuw en slechts weinig minder dan het totale woningbestand in Keer in genoemde eeuw. Maar hoe klein de beide buurtschappen ook waren, de bewoners schreven hun geschiedenis en daar maken wij nu dankbaar gebruik van.

Met een grondoppervlakte van ruim 460 hectare was Keer ook bijna twee keer zo groot als Cadier (262 hectare). Een belangrijk percentage van het grondgebied was in de achttiende eeuw reeds in cultuur gebracht. Zo bestond Cadier in de eerste helft van genoemde eeuw nog slechts uit ruim 30% bos en 'woeste' grond, In Keer was dit percentage iets hoger.

Qua bevolkingsontwikkeling is er vóór de Franse Tijd nauwelijks of geen verschil met Cadier. De oorzaken van de trage groei, genoemd in.de eerste aflevering (met name oorlogen en epidemieën), troffen ook 'buurman' Keer.
Uit de registers van de parochie Cadier blijkt dat tussen 1680 en 1734, een periode van 55 jaar, 303 kinderen uit Keer werden gedoopt en overleden in deze kern 255 inwoners (in Cadier resp.197 en 126).
Echter, de nieuwe wereldburgers uit Keer dienden in de kerk van Heer gedoopt te worden. In de vorige bijdrage hebben wij gezien, dat de verschillende pastoors van Heer, via het kapittel van St. Servaas, de inwoners van Keer bij herhaling op straffe van een geldboete vermaanden hun kinderen in Heer te laten dopen. Verschillende Keerdenaren, waarschijnlijk bevreesd voor een mogelijke uitvoering van deze sanctie, gaven hieraan gehoor. In de registers van Heer vonden wij in genoemde periode tientallen doopinschrijvingen van Keerdenaren die niet geregistreerd zijn in Cadier en dus daadwerkelijk in de kerk van Heer gedoopt zijn.
Naleving van deze verplichting verwaterde blijkbaar al gauw. Zelfs uit één gezin werd de ene keer een kind in Cadier en een andere keer weer in Heer gedoopt.

Uit het doopregister van Heer (1690):
jrg7blz36a


Uit het doopregister van Cadier (1692):
jrg7blz36b

Ida, dochtertje van landbouwer en schepen Lambertus Thijssen en zijn tweede echtgenote PetronelIa Mertens uit Keer,
werd in 1690 in Heer gedoopt; haar broertje Thomas ontving in 1692 het doopsel in de kerk van Cadier.


Wanneer een dopeling in zowel Heer als Cadier ingeschreven is (zie voorbeeld in de vorige aflevering), kunnen wij er vrijwel zeker van zijn dat het kind in Cadier gedoopt is.
Dit laatste gold nog meer voor de overleden Keerdenaren. Op enkele uitzonderingen na werden de meesten in Cadier begraven. Wel dienden de begrafenisrechten aan de pastoor van Heer betaald te worden. Deze hield daarvoor een dienst in de kerk van Heer alsof er ook begraven werd. Veel overlijdens zijn om die reden zowel door de pastoors van Heer en Keer als van Cadier in hun registers ingeschreven.
Bij het genoemde aantal van 303 doopsels van Keerdenaren in Cadier dienen de in Heer gedoopte kinderen uit Keer nog opgeteld te worden.
In veel mindere mate geldt dit, zoals gezegd, voor de overlijdens.
Ondanks deze enigszins ingewikkelde situatie kunnen wij stellen, dat in Keer tussen 1680 en 1735 sprake is van een gemiddelde jaarlijkse toename van één tot bijna twee inwoners.

In de periode 1775-1794 werden 127 Keerdenaren gedoopt en overleden 104 inwoners (in Cadier resp. 91 en 72). Rekening houdend met bovenstaande leidt dit voor die periode tot dezelfde conclusie.

Volgens de Franse 'volkstelling' stonden er in 1796 in Keer 49 huizen (twee onbewoond) en verbleven er 220 personen, waaronder 71 kinderen van 12 jaar en jonger. De ambtenaar die de registratie verrichtte, blijkt hier plichtsgetrouwer zijn opdracht te hebben uitgevoerd dan burgemeester Willem Geelen van Cadier.
De lijst geeft tevens een beeld van de beroepen (soms de staat) van de gezinshoofden (inclusief inwonende zelfstandigen):

1 pastoor
2 eigenaars 
 1 pachter 
8 landbouwers  
10 boerenarbeiders 
 1 gepensioneerde militair 
11 dagloners
1 'eigen-arbeider' 
5 timmerlieden 
1 zadelmaker  
2 kuipers 
1 schoenmaker
3 kleermakers 
1 huisman (lam) 
1 'oncompabel' 
3

Het waren ook de Fransen die in Keer de huisnummering invoerden (in Cadier zal het vermoedelijk niet anders geweest zijn). De woningen van Keer werden doorlopend genummerd van 1 tot en met 49 en 'geschilderd' op een rood-wit-blauwe ondergrond (Franse driekleur!).

Volgens een statistiek uit 1820, die op voorschrift van de Commissaris van de Koning werd vervaardigd, woonden in Keer in 48 huizen 66 weerbare mannen, 84 vrouwen en 81 kinderen, 1 timmerman, 1 kleermaker en 2 schoenmakers. Drie jaar later waren er 239 inwoners.
Dat ook geschreven bronnen elkaar tegenspreken, blijkt opnieuw uit het volgende: In 1805 kwam Keer bij de parochie Cadier. Het aantal parochianen uit Keer zou in dat jaar 289 zijn geweest, ruim 50 meer dan bovengenoemde aantallen.

Honthem voor 1828
Honthem behoorde tot de Vrije Rijksheerlijkheid Gronsveld (Graafschap Gronsveld), later gemeente Gronsveld. Om die reden kan verondersteld worden dat de eerste pioniers uit Gronsveld afkomstig waren. Zekerheid hierover is er niet. Kerkelijk immers was deze kern vanouds her bij Cadier ingedeeld en Cadier hoorde vóór 1266 tot de parochie Heugem. Maar... Heugem behoorde bij het Graafschap Gronsveld.
Honthem was vóór 1828 qua aantal inwoners niet veel kleiner dan Cadier. Dat blijkt ook uit het aantal geboortes (doopsels). Tussen 1680 en 1734 tellen wij 150 dopelingen en overleden 125 inwoners (Cadier: 197 en 126). In de periode 1775-1794 waren dat er resp. 66 en 54 (Cadier: 92 en 71). In beide gevallen was er sprake van een jaarlijkse groei van ruim één inwoner. Nogmaals wijzen wij erop, dat er geen cijfers beschikbaar zijn van zich hier gevestigde of vertrokken personen. Er zijn echter geen aanwijzingen dat een mogelijk vertrek of vestigingsoverschot een beduidende invloed heeft gehad op het aantal inwoners.Volgens de eerste volkstelling (1796) zouden in Honthem 13 woningen gestaan hebben en bestond de bevolking uit 48 inwoners (waaronder 16 kinderen jonger dan 12 jaar). Deze gegevens zijn weinig betrouwbaar. Dat blijkt niet alleen uit een eigen onderzoekje naar het werkelijk aantal inwoners in genoemd jaar, maar ook uit een meer betrouwbaar cijfer een aantal jaren later. In 1805 telde Honthem 131 inwoners, een aantal dat meer in overeenstemming is met de werkelijkheid en met onze gegevens van vóór 1796. Volgens een notitie in het parochiearchief woonden in Honthem dat jaar zelfs 146 personen.
(wordt vervolgd)

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME