De weg van Maastricht naar Aken door Jo Purnot
plateaubossen nodig was voor de huizenbouw. Archeologisch onderzoek zal meer duidelijkheid moeten geven over de bewoningsgeschiedenis op het plateau. Aanwijzingen die wij nu hebben zijn de Romeinse villa Bakkerbösj en gevonden Romeinse brandgraven bij Blankenberg. Ook bij Honthem zijn, volgens krantenberichten in de negentiende eeuw, nogal wat Romeinse spullen gevonden, die wijzen op bewoning direct na het begin van onze jaartelling. En, waar mensen wonen, zijn ook wegen, hoe primitief die in de beginperiode wellicht geweest zijn.
Kijkend naar het Middeleeuws wegennet in en rond ons dorp kunnen wij constateren, dat veel wegen en paden van toen er nu nog steeds zijn. Wel is door de ruilverkaveling enkele jaren geleden een aantal voetpaden verdwenen en heeft een bouwexplosie in Keer in de jaren zestig ervoor gezorgd dat het aantal straten binnen het dorp fors is uitgebreid.
De huidige Rijksweg (tegenwoordig een provinciale weg) die ons dorp in twee delen scheidt, krijgt een flinke opknapbeurt. Als wij terugkijken in de historie dan zien wij dat bij Koninklijk Besluit van 3 augustus 1823 goedkeuring werd gegeven voor het aanleggen van die weg, toen een nieuwe weg van Maastricht naar Aken. Een jaar ofvier later kwam de weg gereed.
In een tweetal artikelen geven wij aandacht aan de wegensituatie van vóór de negentiende eeuwen de aanleg van de Rijksweg, ofwel de Sjtieè'wieë'g (steenweg) zoals de weg in de volksmond genoemd werd.
Elk soort weg zijn eigen afmeting De belangrijkste wegen vroeger waren de verbindingswegen met de omliggende dorpen en gehuchten: Bemelen, 't Rooth, Margraten, Honthem, Eckelrade, Gronsveld, Heugem en Heer. Daarnaast waren er wegen en paden die zorgden dat weilanden en akkers bereikbaar waren. Tot in de negentiende eeuw moesten deze in de Landen van Overmaas, waar Cadier toebehoorde, een voorgeschreven breedte hebben.
Zo moest een gewoon voetpad, waarvan er nogal wat waren in ons dorp, vier voet breed zijn (één voet was in Cadier 29 cm), dus 116 cm.
De weg die leidde naar de molen van Blankenberg (op Muèlebösjke) diende minstens vijf voet te zijn. De Heerderlijkweg (veldweg van halverwege Pastoor Kikkenweg-Hiereberg) moest een voorgeschreven breedte hebben van zes voet, omdat over deze weg de begrafenisstoet trok als Keerdenaren in Heer begraven werden. Het dorpje Keer vormde immers (tot 1805) samen met Heer en Scharn één parochie. Ook de weg van Honthem naar Cadier moet die afmeting gehad hebben, want de Honthemenaren kerkten in Cadier en werden hier ook begraven.
Een straat die van het ene dorp naar het andere leidde moest zestien voet breed zijn, van stad naar stad 24 en van land naar land 32 voet.
Vroegere wegenplan In het algemeen gaat men er vanuit dat de dorpen Keer, Cadier, maar ook Honthem en 't Rooth, bij de ontginning van het plateau, zo rond de elfde en twaalfde eeuw, tot ontwikkeling zijn gekomen. Er zijn echter aanwijzingen dat ook in de Romeinse tijd (50 v. Chr.-350 n.
Chr.), hier van (enige) bewoning sprake is geweest. Bekend is dat in die tijd de bevolking in het Maasdal flink toenam en veel hout van de
40
41
Oude handelswegen Rond Keer bevond zich een drietal handelswegen:
1. De weg Valkenburg-Dahlem Deze weg verbond het oude stadje Dahlem (bij Visé) met Valkenburg.
Komende van Herkenrade, liep (en loopt nu nog) deze veldweg voorbij Kraojebösjke en ten oosten van Blankenberg, langs de Sangerije via de Mösjepöt (Klein Wels den) richting Valkenburg, waar de weg tegenwoordig nog Dahlemerweg heet. De weg wordt op een kaart uit de achttiende eeuw als Judenweg aangeduid, wat een indicatie kan zijn dat het hier om een handelsweg ging. Joden mochten vroeger, vóór 1800, in veel plaatsen geen grond of huizen bezitten. Zij waren daardoor gedwongen met handel hun kost te verdienen.
2. De weg van de Franse kust naar Trier Een oude Middeleeuwse weg - door sommigen als een Romeinse weg aangeduid - leidde van de Franse zeehaven Boulogne naar de Duitse stad Trier. Deze weg liep door ons dorp: de Limburgerstraat.
Bij de Duitsepoort verliet de weg de vestingstad Maastricht richting Scharn. Vandaar is de weg nu nog te volgen; hij loopt door het Pannestuk, en steekt onder de Keerderberg de huidige Rijksweg over om vervolgens achter hotel de Hoof om, links het huidige Huize St. Joseph te passeren en het tracé van de Trichterweg (in de volksmond de Gouden TiendsjeswiÛg genoemd) tot in Keer te volgen. Omdat de Rijksweg er nog niet was, liep de Trichterweg door tot in de Limburgerstraat (Op de bijgaande foto van de Trachotkaart uit 1806 is dit duidelijk te zien). De Limburgerstraat ging verder via Honthem, Terlinden, de Planck en Aubel richting Ardennen en dan helemaal naar Tri er. Een aftakking van die weg leidde naar Limbourg sur Vesdre. Aan die plaats heeft de Limburgerstraat nu nog zijn naam te danken. In de Middeleeuwen werd de Limburgerstraat ook Oeslingerstraat genoemd omdat een deel van de Ardennen toen Oesling genoemd werd. Voorbij Keer tussen Blankenberg en de Sangerije liep een aftakking via Margraten (Trichterweg- Hoenderstraat) naar Aken.
Uit het gemeentearchief van de voormalige gemeente Heer en Keer weten wij dat begin negentiende eeuw op dat punt een wegwijzer stond, een wijspaal wordt hij in de documenten genoemd.
42
43
Er zijn (nog) geen harde bewijzen om de Limburgerstraat als Romeins te bestempelen, hiervoor is nog te weinig onderzoek gedaan. Wel liggen er Romeinse relicten langs deze weg: in Scharn tot ver in de negentiende eeuw een grote Romeinse grafheuvel (ten zuiden van bandenspecialist Kicken), het Pannesjtök onder Heer en de nabij gelegen Romeinse villa Bakkerbösj. Maar ook bij Blankenberg en in Honthem zijn Romeinse vondsten gedaan. Er zijn historici die hierin een aanwijzing menen te zien dat de Limburgerstraat een Romeinse oorsprong heeft.
Voor de volledigheid Er was nog een derde verbinding tussen Maastricht en Aken, via Berg, Valkenburg en Heerlen. Deze weg was niet zo populair vanwege het kronkelige tracé en gebrekkige constructie.
Hij had geen fundering waardoor het grind dat men op het wegdek aanbracht bij een vochtige bodem wegzakte. In de winter of bij aanhoudende regen was deze weg onbruikbaar voor zware voertuigen.
Een andere waarschijnlijk oudere en belangrijkere weg naar Aken leidde via Bemelen, Gasthuis, Scheulder, Gulpen, Vijlen, Lemiers en daar dan de grens over naar Aken. In Bemelen wordt de weg nog de Oude Akerstraat genoemd. Het was niet alleen een handelsweg, maar vanaf de tiende eeuw ook een bedevaartsroute naar het graf van St.
Servatius. Komend vanuit Aken passeerden de pelgrims drie gasthuizen, in Gulpen, in Scheulder en op 't Gasthuis. Pelgrims konden daar overnachten. De benaming 't Gasthuis is hieruit te verklaren. De bekende pastoor-archivaris J.Habets vermeldde in 1864: "Ouderen vertellen dat de boer die bij 't Gasthuis woonde, de verplichting had arme vreemdelingen eten te geven. Ook moest hij zorgen dat steeds een kruik vers water bij de pomp stond ten behoeve van de voorbijgangers". De boerderij waarop dit verhaal betrekking heeft, stond in het weiland achter de huidige waterput (tegenover Gasthuis nr. 55) en brandde op 15 augustus 1825 af. De afgebrande Gasthuishoeve is daarna niet meer opgebouwd.
3. De oude weg van Maastricht naar Aken Eind achttiende eeuw wordt in Keer de Limburgerstraat ook als oude Akerbaan aangeduid. De route liep zoals hiervoor beschreven en dan vanaf de Sangerije, Margraten, Gulpen en Vaals.
Kruising Rijksweg- LimburgerstraatjH eerderweg
Overigens weten wij dat in 1401 in Bemelen al tol werd geheven. De tolopbrengst was niet alleen bestemd voor het onderhoud van de weg, maar hiermee werd ook de veiligheid gefinancierd, want moord en plundering door struikrovers was toen aan de orde van de dag.
De Dorpsstraat als ontginningsweg De Dorpsstraat was geen handelsroute maar een ontginningsweg.
Waarschijnlijk hebben de eerste bewoners van Cadier die, zoals wij aannemen, Heugemenaren waren, zich langs deze route een weg naar het plateau gebaand. De weg kwam van Heugem en heet onder d'n Daal, Bronckweg en op het plateau Heugemerweg, om dan over te gaan in de huidige Dorpsstraat. Voordat de Rijksweg aangelegd werd, sloot de lange Dorpsstraat ter hoogte van Blankenberg aan op de belangrijkere Limburgerstraat. Bij de aanleg van de Rijksweg, begin negentiende eeuw, werd de Dorpsstraat dus twee keer door de· Rijksweg doorsneden: bij de huidige Dorpsstraat en op 't Eijndsje.
44
45
Aanleg van de Rijksweg De eerste plannen voor een nieuwe weg tussen Maastricht naar Aken werden al door Napoleon in gang gezet, in de tijd dat deze streek bij Frankrijk was ingelijfd (1794-1814). Echter door allerlei omstandigheden was het er niet van gekomen. De Fransen gaven een hogere prioriteit aan de aanleg van een weg in Noord-Limburg (de huidige Napoleonsbaan). Ruim tien jaar nadat de Fransen hier verdreven waren, werd toch uitvoering aan de eerdere plannen gegeven. In die tijd hoorde ons dorp bij het Koninkrijk der Nederlanden, dat toen nog bestond uit het huidige Nederland én België. Provinciaal waren wij ingedeeld bij de grote provincie Limburg, waartoe ook de huidige Belgische provincie Limburg hoorde. Gemeentelijk waren zowel Keer als Cadier nog twee aparte gemeenten. Cadier was zelfstandig, Keer vormde samen met Heer één gemeente. Honthem hoorde bij de gemeente Gronsveld en 't Rooth bij de gemeente Margraten. Pas enkele jaren na de aanleg van de weg werden Keer en Cadier tot één gemeente gesmeed (1828).
voordeel was dat een weg met keistenen minder zou uitspoelen, niet onbelangrijk omdat de 25.700 meter lange weg door bergachtig terrein liep.
...alleen in het midden van de weg lagen stenen...
Aanbesteding en bestek De openbare aanbesteding van de steenweg vond plaats op 10 augustus 1824. De aannemer was J.J. Chapel die in Mons (Henegouwen) woonde. Het aannemingsbedrag was 486.000 gulden.
Tussen de buitenkanten was de weg 13 el (één el was 69 cm), dus bijna negen meter breed, waarvan in het midden vijf ellen bestraat waren met keien. Dus alleen in het midden van de weg lagen stenen. Men schatte ruim vier miljoen keien nodig te hebben. Zij kwamen uit de groeven bij Luik, Moresnet en Gemmenich. Het kostte de aannemer heel wat hoofdbrekers om op tijd genoeg keien te hebben. Hij beschikte over te weinig geld om voldoende arbeiders in de groeven aan te trekken. Ook moesten aan weerskanten van de weg sloten worden gegraven. Bomen werden geplant aan iedere kant van de weg op zes ellen uit het midden.
Oorspronkelijk was een kiezelweg gepland, maar tijdens een bezoek van de Koning aan Maastricht bepleitten de Maastrichtenaren een steenweg aan te leggen. Daardoor ontstond één geheel met de steenweg Venlo-Maastricht, dat betekende dat in Maastricht geen lading hoefde te worden overgeladen. De Koning ging akkoord met de steenweg, mits Maastricht hiervoor in de buidel zou tasten. Een ander
In het Wyckerveld (ter hoogte van het huidige Europaplein) werd over twee landhoofden op een eiken onderstel, waarover planken en zink getimmerd werden, een stenen bestrating gebouwd. In 1851 wordt die weer afgebroken en een nieuwe aangelegd. De ouderen onder ons zullen zich die brug nog kunnen herinneren.
De nieuwe weg liep de helling van de Keerderberg op in een rechte lijn door een kleine vallei in het spoor van een 'holle opgang', zoals de ingenieurs dat noemden. Tegenwoordig is dit ter hoogte van de wijn-kelder Caves Cadier nog goed te zien.
Bij de kruising van de Dorpsstraat (Oondersjtraot) met de nieuwe steenweg was de weg twee ellen opgehoogd, waardoor daar veel wateroverlast ontstond, zeker voor de mensen die er in de buurt woonden. Daarom kwam al direct een verzoek om een duiker onder de weg aan te leggen.
Of iedereen blij was met de aanleg van de weg valt nog te betwijfelen, want de burgemeesters van de gemeenten waar de weg doorheen liep, moesten ervoor zorgen dat hun burgers het voorbereidend werk aan de nieuwe weg niet zouden bemoeilijken door bakens en piketpalen uit de grond te trekken.
46
47
Onteigeningen Voordat men kon beginnen met de aanleg moesten eerst de gronden onteigend worden. Dat gebeurde zonder veel inspraak. Wel mochten de eigenaren van onteigende grond van elke dorp meepraten over de benoeming van taxateurs. Zo werd de Keerdenaar Wilhelmus Geelen. wethouder in Heer en Keer, als taxateur gekozen in Margraten. Als wij de uitgebreide onteigeningslijst bekijken dan moesten in ons dorp, buiten de vele boomgaarden en tuinen, ook enkele huizen en gebouwen gesloopt worden. De weg liep weliswaar niet door de dorpskom, maar doorsneed, buiten de Trichterweg en de Heerderweg waar geen huizen lagen, twee maal de lange Dorpsstraat zowel aan de westkant (het onderste gedeelte) als aan de oostkant (het bovenste gedeelte), de naam Kerkstraat werd toen nog niet gebruikt. Aan beide zijden lagen enkele huizen en gebouwen.
huis en erf kwijt. Haar man, met wie zij elf kinderen had, was in 1811 overleden. Haar schoonzoon Joannes Heusschen bouwde direct in 1825 evenwijdig aan de weg een nieuw huis.
Waarschijnlijk is Helena daar korte tijd later (1828) op 85-jarige leeftijd overleden.
_ Ook Hubert Beckers moest een gebouwen zijn erf afgeven. Of dat gebouw zijn huis betrof en hij er een nieuwe woning bouwde,. ~s nog niet bekend. Hij woonde er in ieder geval nog, samen met zlJn vrouw Maria Meeuwen, bij de aanleg van het kadaster rond 1840.
Onder in Keer (de huidige kruising Dorpsstraat-Kerkstraat) werden onteigend:
- Het huis en erf van Helena Wijzen. Zij was ongehuwd en bouwde na aanleg van de Rijksweg evenwijdig aan deze weg, aan de Dorpsstraatkant, een nieuwe boerderij. Het vakwerkhuis staat er nog, Rijksweg 46. (Zie Keerder Kroniek, jrg, 4, pag. 42) Het huis van de weduwe van Mathijs (Johannes) Wijzen.
Waarschijnlijk werd in de plaats hiervan door Pieter Dupuits en zijn vrouw Maria Anna Wijsen aan de Kerkstraatkant een huis gebouwd. Dit huis is in de jaren zestig afgebroken (toen BrouwersSchreurs). Wat rest is nu een grasveldje voor het huidige pand Kerkstraat 2. (Zie Keerder kroniekjrg 4, pag. 42- 44) De bakoven en een gedeelte van het huis en schuur van de weduwe van Willem Theunissen. Ook voor dit huis werd door de wed.
Theunissen-Spronck een nieuw huis gebouwd (nu bekend als Roebroekshuis, Kerkstraat 2). Zie Keerder Kroniekjrg. 4, pag. 44-45.
Aan de Sangerije:
_ Renier Frijns moest zijn huis en bakhuis afstaan. Hij was gehuwd met Maria Dupont die al in 1814 vrij jong overleden was. Wellicht is Renier na de onteigening zijn heil ergens anders gaan zoeken, want een nieuw huis werd niet opgebouwd en Renier komt later in de overlijdensregisters van Cadier en Keer niet voor.
Over de bebouwing in de eerste jaren na de aanleg van de Rijksweg komen wij in een volgend artikel terug
(wordt vervolgd)
Boven in Keer ('t Eindsje):
- De weduwe van Thomas Daemen moest een stuk erf afgeven. Zij, Johanna Haekens was ten tijde van de onteigening al dertig jaar weduwe van Thomas met wie zij dertien kinderen kreeg. Zelf zou zij in 1832 op tachtigjarige leeftijd overlijden.
- Helena van Laer, weduwe van Amold Brouwers, was zelfs haar
48
49
door Jo Purnot
De huidige Rijksweg (tegenwoordig een provinciale weg) die ons dorp in twee delen scheidt, krijgt een flinke opknapbeurt. Als wij terugkijken in de historie dan zien wij dat bij Koninklijk Besluit van 3 augustus 1823 goedkeuring werd gegeven voor het aanleggen van die weg, toen een nieuwe weg van Maastricht naar Aken. Een jaar of vier later kwam de weg gereed.
In een tweetal artikelen geven wij aandacht aan de wegensituatie van vóór de negentiende eeuwen de aanleg van de Rijksweg, ofwel de Sjtieëwieëg (steenweg) zoals de weg in de volksmond genoemd werd.
Vroegere wegenplan
In het algemeen gaat men er vanuit dat de dorpen Keer, Cadier, maar ook Honthem en 't Rooth, bij de ontginning van het plateau, zo rond de elfde en twaalfde eeuw, tot ontwikkeling zijn gekomen. Er zijn echter aanwijzingen dat ook in de Romeinse tijd (50 v. Chr.-350 n.Chr.), hier van (enige) bewoning sprake is geweest. Bekend is dat in die tijd de bevolking in het Maasdal flink toenam en veel hout van de plateaubossen nodig was voor de huizenbouw. Archeologisch onderzoek zal meer duidelijkheid moeten geven over de bewoningsgeschiedenis op het plateau. Aanwijzingen die wij nu hebben zijn de Romeinse villa Bakkerbösj en gevonden Romeinse brandgraven bij Blankenberg. Ook bij Honthem zijn, volgens krantenberichten in de negentiende eeuw, nogal wat Romeinse spullen gevonden, die wijzen op bewoning direct na het begin van onze jaartelling. En, waar mensen wonen, zijn ook wegen, hoe primitief die in de beginperiode wellicht geweest zijn.
Kijkend naar het Middeleeuws wegennet in en rond ons dorp kunnen wij constateren, dat veel wegen en paden van toen er nu nog steeds zijn. Wel is door de ruilverkaveling enkele jaren geleden een aantal voetpaden verdwenen en heeft een bouwexplosie in Keer in de jaren zestig ervoor gezorgd dat het aantal straten binnen het dorp fors is uitgebreid.
Elk soort weg zijn eigen afmeting
De belangrijkste wegen vroeger waren de verbindingswegen met de omliggende dorpen en gehuchten: Bemelen, 't Rooth, Margraten, Honthem, Eckelrade, Gronsveld, Heugem en Heer. Daarnaast waren er wegen en paden die zorgden dat weilanden en akkers bereikbaar waren. Tot in de negentiende eeuw moesten deze in de Landen van Overmaas, waar Cadier toebehoorde, een voorgeschreven breedte hebben.Zo moest een gewoon voetpad, waarvan er nogal wat waren in ons dorp, vier voet breed zijn (één voet was in Cadier 29 cm), dus 116 cm.
De weg die leidde naar de molen van Blankenberg (op Muèlebösjke) diende minstens vijf voet te zijn. De Heerderlijkweg (veldweg van halverwege Pastoor Kikkenweg-Hiereberg) moest een voorgeschreven breedte hebben van zes voet, omdat over deze weg de begrafenisstoet trok als Keerdenaren in Heer begraven werden. Het dorpje Keer vormde immers (tot 1805) samen met Heer en Scharn één parochie. Ook de weg van Honthem naar Cadier moet die afmeting gehad hebben, want de Honthemenaren kerkten in Cadier en werden hier ook begraven.Een straat die van het ene dorp naar het andere leidde moest zestien voet breed zijn, van stad naar stad 24 en van land naar land 32 voet.
Oude handelswegen
Rond Keer bevond zich een drietal handelswegen:
1. De weg Valkenburg-Dahlem
Deze weg verbond het oude stadje Dahlem (bij Visé) met Valkenburg. Komende van Herkenrade, liep (en loopt nu nog) deze veldweg voorbij Kraojebösjke en ten oosten van Blankenberg, langs de Sangerije via de Mösjepöt (Klein Welsden) richting Valkenburg, waar de weg tegenwoordig nog Dahlemerweg heet. De weg wordt op een kaart uit de achttiende eeuw als Judenweg aangeduid, wat een indicatie kan zijn dat het hier om een handelsweg ging. Joden mochten vroeger, vóór 1800, in veel plaatsen geen grond of huizen bezitten. Zij waren daardoor gedwongen met handel hun kost te verdienen.
2. De weg van de Franse kust naar Trier
Een oude Middeleeuwse weg - door sommigen als een Romeinse weg aangeduid - leidde van de Franse zeehaven Boulogne naar de Duitse stad Trier. Deze weg liep door ons dorp: de Limburgerstraat.
Bij de Duitsepoort verliet de weg de vestingstad Maastricht richting Scharn. Vandaar is de weg nu nog te volgen; hij loopt door het Pannestuk, en steekt onder de Keerderberg de huidige Rijksweg over om vervolgens achter hotel de Hoof om, links het huidige Huize St. Joseph te passeren en het tracé van de Trichterweg (in de volksmond de Gouden Tiendsjeswieëg genoemd) tot in Keer te volgen. Omdat de Rijksweg er nog niet was, liep de Trichterweg door tot in de Limburgerstraat (Op de onderstaande foto van de Trachotkaart uit 1806 is dit duidelijk te zien). De Limburgerstraat ging verder via Honthem, Terlinden, de Planck en Aubel richting Ardennen en dan helemaal naar Trier. Een aftakking van die weg leidde naar Limbourg sur Vesdre. Aan die plaats heeft de Limburgerstraat nu nog zijn naam te danken. In de Middeleeuwen werd de Limburgerstraat ook Oeslingerstraat genoemd omdat een deel van de Ardennen toen Oesling genoemd werd. Voorbij Keer tussen Blankenberg en de Sangerije liep een aftakking via Margraten (Trichterweg- Hoenderstraat) naar Aken.
Uit het gemeentearchief van de voormalige gemeente Heer en Keer weten wij dat begin negentiende eeuw op dat punt een wegwijzer stond, een wijspaal wordt hij in de documenten genoemd.
Er zijn (nog) geen harde bewijzen om de Limburgerstraat als Romeins te bestempelen, hiervoor is nog te weinig onderzoek gedaan. Wel liggen er Romeinse relicten langs deze weg: in Scharn tot ver in de negentiende eeuw een grote Romeinse grafheuvel (ten zuiden van bandenspecialist Kicken), het Pannesjtök onder Heer en de nabij gelegen Romeinse villa Bakkerbösj. Maar ook bij Blankenberg en in Honthem zijn Romeinse vondsten gedaan. Er zijn historici die hierin een aanwijzing menen te zien dat de Limburgerstraat een Romeinse oorsprong heeft.
3. De oude weg van Maastricht naar Aken
Eind achttiende eeuw wordt in Keer de Limburgerstraat ook als oude Akerbaan aangeduid. De route liep zoals hiervoor beschreven en dan vanaf de Sangerije, Margraten, Gulpen en Vaals.
Een andere waarschijnlijk oudere en belangrijkere weg naar Aken leidde via Bemelen, Gasthuis, Scheulder, Gulpen, Vijlen, Lemiers en daar dan de grens over naar Aken. In Bemelen wordt de weg nog de Oude Akerstraat genoemd. Het was niet alleen een handelsweg, maar vanaf de tiende eeuw ook een bedevaartsroute naar het graf van St.Servatius. Komend vanuit Aken passeerden de pelgrims drie gasthuizen, in Gulpen, in Scheulder en op 't Gasthuis. Pelgrims konden daar overnachten. De benaming 't Gasthuis is hieruit te verklaren. De bekende pastoor-archivaris J.Habets vermeldde in 1864: "Ouderen vertellen dat de boer die bij 't Gasthuis woonde, de verplichting had arme vreemdelingen eten te geven. Ook moest hij zorgen dat steeds een kruik vers water bij de pomp stond ten behoeve van de voorbijgangers". De boerderij waarop dit verhaal betrekking heeft, stond in het weiland achter de huidige waterput (tegenover Gasthuis nr. 55) en brandde op 15 augustus 1825 af. De afgebrande Gasthuishoeve is daarna niet meer opgebouwd.
Overigens weten wij dat in 1401 in Bemelen al tol werd geheven. De tolopbrengst was niet alleen bestemd voor het onderhoud van de weg, maar hiermee werd ook de veiligheid gefinancierd, want moord en plundering door struikrovers was toen aan de orde van de dag.
Voor de volledigheid Er was nog een derde verbinding tussen Maastricht en Aken, via Berg, Valkenburg en Heerlen. Deze weg was niet zo populair vanwege het kronkelige tracé en gebrekkige constructie.Hij had geen fundering waardoor het grind dat men op het wegdek aanbracht bij een vochtige bodem wegzakte. In de winter of bij aanhoudende regen was deze weg onbruikbaar voor zware voertuigen.
Kruising Rijksweg- Limburgerstraat/Heerderweg
De Dorpsstraat als ontginningsweg
De Dorpsstraat was geen handelsroute maar een ontginningsweg. Waarschijnlijk hebben de eerste bewoners van Cadier die, zoals wij aannemen, Heugemenaren waren, zich langs deze route een weg naar het plateau gebaand. De weg kwam van Heugem en heet onder d'n Daal, Bronckweg en op het plateau Heugemerweg, om dan over te gaan in de huidige Dorpsstraat. Voordat de Rijksweg aangelegd werd, sloot de lange Dorpsstraat ter hoogte van Blankenberg aan op de belangrijkere Limburgerstraat. Bij de aanleg van de Rijksweg, begin negentiende eeuw, werd de Dorpsstraat dus twee keer door de·Rijksweg doorsneden: bij de huidige Dorpsstraat en op 't Eijndsje.
Aanleg van de Rijksweg
De eerste plannen voor een nieuwe weg tussen Maastricht naar Aken werden al door Napoleon in gang gezet, in de tijd dat deze streek bij Frankrijk was ingelijfd (1794-1814). Echter door allerlei omstandigheden was het er niet van gekomen. De Fransen gaven een hogere prioriteit aan de aanleg van een weg in Noord-Limburg (de huidige Napoleonsbaan). Ruim tien jaar nadat de Fransen hier verdreven waren, werd toch uitvoering aan de eerdere plannen gegeven. In die tijd hoorde ons dorp bij het Koninkrijk der Nederlanden, dat toen nog bestond uit het huidige Nederland én België. Provinciaal waren wij ingedeeld bij de grote provincie Limburg, waartoe ook de huidige Belgische provincie Limburg hoorde. Gemeentelijk waren zowel Keer als Cadier nog twee aparte gemeenten. Cadier was zelfstandig, Keer vormde samen met Heer één gemeente. Honthem hoorde bij de gemeente Gronsveld en 't Rooth bij de gemeente Margraten. Pas enkele jaren na de aanleg van de weg werden Keer en Cadier tot één gemeente gesmeed (1828).
Aanbesteding en bestek
De openbare aanbesteding van de steenweg vond plaats op 10 augustus 1824. De aannemer was J.J. Chapel die in Mons (Henegouwen) woonde. Het aannemingsbedrag was 486.000 gulden.Tussen de buitenkanten was de weg 13 el (één el was 69 cm), dus bijna negen meter breed, waarvan in het midden vijf ellen bestraat waren met keien. Dus alleen in het midden van de weg lagen stenen. Men schatte ruim vier miljoen keien nodig te hebben. Zij kwamen uit de groeven bij Luik, Moresnet en Gemmenich. Het kostte de aannemer heel wat hoofdbrekers om op tijd genoeg keien te hebben. Hij beschikte over te weinig geld om voldoende arbeiders in de groeven aan te trekken. Ook moesten aan weerskanten van de weg sloten worden gegraven. Bomen werden geplant aan iedere kant van de weg op zes ellen uit het midden.
Oorspronkelijk was een kiezelweg gepland, maar tijdens een bezoek van de Koning aan Maastricht bepleitten de Maastrichtenaren een steenweg aan te leggen. Daardoor ontstond één geheel met de steenweg Venlo-Maastricht, dat betekende dat in Maastricht geen lading hoefde te worden overgeladen. De Koning ging akkoord met de steenweg, mits Maastricht hiervoor in de buidel zou tasten. Een ander voordeel was dat een weg met keistenen minder zou uitspoelen, niet onbelangrijk omdat de 25.700 meter lange weg door bergachtig terrein liep.
...alleen in het midden van de weg lagen stenen...
In het Wyckerveld (ter hoogte van het huidige Europaplein) werd over twee landhoofden op een eiken onderstel, waarover planken en zink getimmerd werden, een stenen bestrating gebouwd. In 1851 wordt die weer afgebroken en een nieuwe aangelegd. De ouderen onder ons zullen zich die brug nog kunnen herinneren.
De nieuwe weg liep de helling van de Keerderberg op in een rechte lijn door een kleine vallei in het spoor van een 'holle opgang', zoals de ingenieurs dat noemden. Tegenwoordig is dit ter hoogte van de wijn-kelder Caves Cadier nog goed te zien.Bij de kruising van de Dorpsstraat (Oondersjtraot) met de nieuwe steenweg was de weg twee ellen opgehoogd, waardoor daar veel wateroverlast ontstond, zeker voor de mensen die er in de buurt woonden. Daarom kwam al direct een verzoek om een duiker onder de weg aan te leggen.Of iedereen blij was met de aanleg van de weg valt nog te betwijfelen, want de burgemeesters van de gemeenten waar de weg doorheen liep, moesten ervoor zorgen dat hun burgers het voorbereidend werk aan de nieuwe weg niet zouden bemoeilijken door bakens en piketpalen uit de grond te trekken.
Onteigeningen
Voordat men kon beginnen met de aanleg moesten eerst de gronden onteigend worden. Dat gebeurde zonder veel inspraak. Wel mochten de eigenaren van onteigende grond van elke dorp meepraten over de benoeming van taxateurs. Zo werd de Keerdenaar Wilhelmus Geelen, wethouder in Heer en Keer, als taxateur gekozen in Margraten. Als wij de uitgebreide onteigeningslijst bekijken dan moesten in ons dorp, buiten de vele boomgaarden en tuinen, ook enkele huizen en gebouwen gesloopt worden. De weg liep weliswaar niet door de dorpskom, maar doorsneed, buiten de Trichterweg en de Heerderweg waar geen huizen lagen, twee maal de lange Dorpsstraat zowel aan de westkant (het onderste gedeelte) als aan de oostkant (het bovenste gedeelte), de naam Kerkstraat werd toen nog niet gebruikt. Aan beide zijden lagen enkele huizen en gebouwen.
Onder in Keer (de huidige kruising Dorpsstraat-Kerkstraat) werden onteigend:
- Het huis en erf van Helena Wijzen. Zij was ongehuwd en bouwde na aanleg van de Rijksweg evenwijdig aan deze weg, aan de Dorpsstraatkant, een nieuwe boerderij. Het vakwerkhuis staat er nog, Rijksweg 46. (Zie Keerder Kroniek, jrg, 4, pag. 42)
- Het huis van de weduwe van Mathijs (Johannes) Wijzen. Waarschijnlijk werd in de plaats hiervan door Pieter Dupuits en zijn vrouw Maria Anna Wijsen aan de Kerkstraatkant een huis gebouwd. Dit huis is in de jaren zestig afgebroken (toen Brouwers-Schreurs). Wat rest is nu een grasveldje voor het huidige pand Kerkstraat 2. (Zie Keerder kroniek jrg 4, pag. 42- 44)
- De bakoven en een gedeelte van het huis en schuur van de weduwe van Willem Theunissen. Ook voor dit huis werd door de wed.Theunissen-Spronck een nieuw huis gebouwd (nu bekend als Roebroekshuis, Kerkstraat 2). Zie Keerder Kroniekjrg. 4, pag. 44-45.
Boven in Keer ('t Eindsje):
- De weduwe van Thomas Daemen moest een stuk erf afgeven. Zij, Johanna Haekens was ten tijde van de onteigening al dertig jaar weduwe van Thomas met wie zij dertien kinderen kreeg. Zelf zou zij in 1832 op tachtigjarige leeftijd overlijden.
- Helena van Laer, weduwe van Amold Brouwers, was zelfs haarhuis en erf kwijt. Haar man, met wie zij elf kinderen had, was in 1811 overleden. Haar schoonzoon Joannes Heusschen bouwde direct in 1825 evenwijdig aan de weg een nieuw huis.Waarschijnlijk is Helena daar korte tijd later (1828) op 85-jarige leeftijd overleden.
-Ook Hubert Beckers moest een gebouwen zijn erf afgeven. Of dat gebouw zijn huis betrof en hij er een nieuwe woning bouwde, is nog niet bekend. Hij woonde er in ieder geval nog, samen met zijn vrouw Maria Meeuwen, bij de aanleg van het kadaster rond 1840.
Aan de Sangerije:
- Renier Frijns moest zijn huis en bakhuis afstaan. Hij was gehuwd met Maria Dupont die al in 1814 vrij jong overleden was. Wellicht is Renier na de onteigening zijn heil ergens anders gaan zoeken, want een nieuw huis werd niet opgebouwd en Renier komt later in de overlijdensregisters van Cadier en Keer niet voor.
Over de bebouwing in de eerste jaren na de aanleg van de Rijksweg komen wij in een volgend artikel terug
(wordt vervolgd)