Gemeenteambtenaar op de fiets achter het leger aan
door Jo Purnot
De Duitse bezetting, ruim zestig jaar geleden, had natuurlijk consequenties voor het gemeentelijk bestuur. In gesprekken met dorpsgenoten over die situatie toen blijkt steeds weer opnieuw dat feiten en personen door elkaar worden gehaald. Geen wonder, het is immers alweer een hele tijd geleden. Daarom geven wij in dit artikel een terugblik gebaseerd op documenten die zich in het gemeentearchief bevinden. Duidelijkheidshalve dient daarbij te worden opgemerkt dat het artikel geen volledig beeld geeft, maar als fragmentarisch gezien moet worden, ook al omdat het archief waarschijnlijk hier en daar is 'opgeschoond'.
De gemeenteraad
Als wij de raadsverslagen van na de inval van de Duitsers nalezen, dan wordt met géén woord gerept over de bezetting van ons land. Uit de overlevering is bekend dat de raadsleden verschillend over deze situatie dachten. Toch valt uit de verslagen - op één opmerking van raadslid Jeu Paulussen na - niet op te maken wat de raadsleden van de bezetting van ons land vonden.
Nadat per 1 september 1941 Rijkscommissaris Seys-Inquart de Gemeenteraden op non-actief stelde, was het gedaan met de invloed van de raad. De taken van de gemeenteraad en van B& W werden door de burgemeester waargenomen. De burgemeester moest op zijn beurt weer verantwoording afleggen aan de Commissaris van de Provincie Limburg. Volgens de raadsverslagen werd de laatste raadsvergadering tijdens de oorlogsperiode hier gehouden op 4 juli 1941.
De ambtenarij
Eerst iets over het ambtenarenkorps dat in mei 1940 de secretarie, toentertijd gevestigd in 't Keerhoes, bevolkte
De gemeentesecretaris Alfred Ernon, geboren 1888 te Cadier en Keer, werd in 1923 tot secretaris benoemd. Van hem werd verwacht dat hij twintig uur per week in het gemeentehuis was. Verder was hij ook nog ambtenaar van de burgerlijke stand. Hij was getrouwd met Mechtilde Muijters. In 1921 of 1923 bouwde het echtpaar aan de Zangerij een huis annex boerderijtje. Zij kregen vier kinderen. Alfred was doordat hij moeilijk liep enigermate gehandicapt. De afstand tussen de Zangerij en het gemeentehuis legde hij af in een tonoke, een door een paardje getrokken wagentje voor vervoer van enkele personen. Op 4 oktober 1941 overleed hij plotseling. Zijn weduwe kwam een week voor de bevrijding om het leven door beschietingen vanuit een geallieerd vliegtuig.
Gemeentesecretaris Alfred Ernon met (wandel)stok
De gemeenteontvanger A.H.F (Tonie) van de Ven werd geboren in 1891 te Cadier en Keer en overleed aldaar in 1955. Hij werd evenals de secretaris in 1923 benoemd. Ook de functie van gemeenteontvanger was geen volledige dagtaak, want hij was tevens directeur van het hulppostkantoor in ons dorp. Tonie trouwde in 1930 met Alina Geertruida Hubertina Leijsen. Zij kregen drie kinderen en woonden met hun gezin aan de Rijksweg (nu nr. 38).
Tonie van de Ven | Rie van de Ven |
De secretarieambtenaar H.F.S. (Rie) van de Ven, geboren in 1898 te Cadier en Keer en overleden in 1962, was agent van de arbeidsbemiddeling eind jaren dertig. Toen J. Schoenmakers bedankte als hoofd van de luchtbescherming, volgde hij hem op. Ook was hij tijdens de oorlogsjaren ambtenaar persoonsbewijzen. Rie was vrijgezel en een broer van de gemeente-ontvanger.
De secretarieambtenaar F.M.H. Brouwers, geboren in 1919 te Heer, kwam in mei 1940 in het gemeentehuis werken. Hij bleef hier tot augustus 1942 en ging toen in Maastricht op de afdeling bevolking aan de slag. Later werd hij secretaris van de welstandscommissie.
Op de bres voor het vaderland
Toen de Duitsers ons land binnenvielen vond vrijgezel Rie van de Ven dat hij een daad moest stellen. De inval had hem zo aangegrepen, dat hij, nota bene op zijn 42ste verjaardag, het plan opvatte om zich, samen met een dorpsgenoot, bij het Nederlandse leger aan te sluiten.
Zijn werk op het gemeentehuis liet hij voor wat het was. De beide Keerdenaren vermoedden niet dat ons land binnen drie dagen onder de voet zou worden gelopen, anders waren zij waarschijnlijk niet aan hun waagstuk begonnen. Toen zij zich wilden melden, hadden de Nederlandse manschappen zich al zo snel teruggetrokken, dat Rie en zijn kompaan, er via België op hun fietsen achteraan moesten. Gemakkelijk was dat niet, de Nederlandse consul die in Luik huisde, adviseerde hen naar Zeeland te gaan. Op hun route dwars door België, kwamen zij in het bombardement van Leuven terecht, waar zij een aantal hachelijke uren doormaakten. Weer op Nederlands grondgebied aangekomen werd hun de weg versperd door de Schelde. Zodoende liepen zij in het plaatsje Hulst in Zeeuws-Vlaanderen vast. Inmiddels was de capitulatie al getekend.
Onverrichterzake keerden beiden via Aerschot en Turnhout terug. Bij thuiskomst, na dertien dagen, werden de 'vechtersbazen' door hun familieleden, die zich ernstige zorgen over hen hadden gemaakt, hartelijk ontvangen. Zo een ontvangst viel Rie niet ten deel, toen hij zijn plek in het gemeentehuis weer wilde innemen. Zijn vaderlandsliefde werd door een gedeelte van B&W niet op prijs gesteld. Zij waren van mening dat hij zijn veilige plek in het gemeentehuis niet had mogen verlaten en wilden hem niet meer terug. Gelukkig voor Rie ging, in het begin van de oorlogsperiode, de gemeenteraad nog over de aanstelling van de ambtenaren. De meerderheid van de Raad kon de actie van Rie wel waarderen en spoedig kon hij weer aan de slag. Wel moest hij dertien dagen salaris inleveren. Zijn poging om het land te verdedigen werd nog wel getolereerd, maar niet op kosten van de Keerder gemeenschap..... .
NSB-burgemeesters
Het was de Duitse bezetter er veel aan gelegen om op bestuurlijke functies mensen te hebben die ze konden vertrouwen. Daarom werd in veel plaatsen de zittende burgemeester gaandeweg vervangen door een NSB-burgemeester. De NSB-organisatie had hiervoor een apart netwerk opgestart. De partij organiseerde zelfs spoedcursussen, zodat een 'kweekvijver' van partijleden ontstond, die de taak van de nie-tloyale magistraten kon overnemen. In onze gemeente was die vervanging niet nodig, want hier resideerde 'burgervader' Mr. Andrien Thomassen. Hij sympathiseerde vanaf den beginne al met de bezetter.
Thomassen (geen familie van zijn voorganger en naamgenoot) was in 1887 in een Utrechts hoogleraarsgezin geboren. Zijn vader doceerde veeartsenijkunde aan de universiteit van Utrecht. Als voluntair kwam hij in het gemeentehuis van Heer terecht. Hier werd hij in 1917 tot burgemeester benoemd. Thomassen had blijkbaar niet alleen belangstelling voor ambtelijke stukken, want in september 1919 huwde hij met Anna Maria Josephina Rademakers. Zij was 18 jaar jonger en woonde in de villa, annex boerderij Berg en Dal, halverwege de Keerderberg (het gebouw dat medio 2004 aan een fikse restauratie toe is).
In zijn trouwjaar werd hij ook tot burgemeester van Cadier en Keer benoemd. Hij leidde vanaf toen dus twee gemeentes. Het gezin Thomassen ging eveneens in de Keerderberg wonen, aan de andere zijde van de Rijksweg, ten westen van de Pater Kustersweg. Ouderen herinneren zich nog dat hij, begeleid door de baoj (gemeentelijke veldwachter) die zijn tas moest dragen, een paar keer per week te voet de Keerderberg opkwam om in het gemeentehuis (nu: Keerhoes) zitting te houden. Dat Thomassen NSB-er was, is af te leiden uit het feit dat hij brieven ondertekende met de Nationaal-Socialistische groet 'Hou Zee'. Ook gebruikte hij in zijn correspondentie met collega parijgenoten de aanspreektitel 'Kameraad'. Thomassen stond bekend als een autoritair persoon, maar welke gezagsdrager was dat in die tijd niet.
Hij werd per 1 oktober 1941 bevorderd tot burgemeester van Kerkrade. Lang bleef hij daar niet want de bezetters hadden hem in 's Hertogenbosch nodig, omdat de zittende NSB-burgemeester niet 'krachtdadig' genoeg optrad. In 1943 werd hij daar benoemd.
Hoe is het hem verder vergaan? Na de oorlog is hij veroordeeld door het Bijzonder Gerechtshof. In 1969 is hij overleden.
Andrien Thomassen
De race om een gemeentesecretaris
Toen burgemeester Thomassen naar Kerkrade was vertrokken, werd hij zowel in Heer als in Cadier en Keer opgevolgd door de eveneens met de bezetter heulende J. Rösener Manz. Deze werd gelijk geconfronteerd met het overlijden van zijn secretaris, Alfred Ernon. De voorkeur van de nieuwe 'burgervader' ging uit naar een NSB-er voor het secretarisambt. De gemeenteraad stond inmiddels buitenspel en Rösener Manz kon zijn eigen plan trekken. Hij liet al op 11 november 1941 een advertentie in de, met de Duitsers sympathiserende, Limburger Koerier plaatsen. Maar hiervoor werd hij door Binnenlandse Zaken op zijn vingers getikt. Zij vonden die stap te voorbarig en gaven hem de opdracht eerst te bekijken of de mogelijkheid bestond de functie van gemeentesecretaris en gemeente-ontvanger bij één persoon onder te brengen. Maar de burgemeester verzette zich daar tegen. Hij hanteerde als argument dat de gemeente-ontvanger, Tonie van de Ven ook directeur was van het postkantoor en deze wilde die functie niet opgeven. Maar waarschijnlijk had Rösener Manz toen al zijn oog laten vallen op de NSB-er P.P. Hensels (geboren 1910, Borgharen). Deze Hensels woonde sinds kort in Keer. De districtsleider van de NSB had al eens eerder bij burgemeester Thomassen erop aangedrongen Hensels in het gemeentehuis aan een baantje te helpen. Thomassen antwoordde: "...dat momenteel noch in de gemeente Heer noch in de gemeente Cadier en Keer een vacature is, waar kameraad PHensels geplaatst zou kunnen worden. Om hem ter wille te zijn, heb ik hem bij den luchtwachtdienst te Cadier en Keer geplaatst, waar hij f 16 per week verdient. " Toen enkele maanden later Rie van de Ven (eervol) ontslagen werd als Hoofd van de Luchtbescherming, kreeg Hensels deze functie door Thomassen toegespeeld.
Hensels vond in Rösener Manz een goede beschermheer. Deze stuurde begin december een brief naar de Commissaris van de Provincie Limburg waarin hij voorstelde Hensels te benoemen. Hij vermeldde dat deze lid was van de NSB sinds 20 juni 1940 en de functie van Vendeladministrateur bij de WA (Weerbaarheidsafdeling van de NSB) vervulde. Hij vervolgde zijn aanprijzing, dat "Hensels in de gemeente Cadier en Keer, waar de anti-nationaalsocialistische geest hoogtij viert, veel goed zou kunnen doen. " Naderhand bleek dat er naar aanleiding van de eerder genoemde advertentie elf sollicitanten waren, die stuk voor stuk door de Burgemeester werden afgewezen. Weer pleitte hij om Hensels te benoemen. Ook dit ging Binnenlandse Zaken weer te vlug, het ministerie stuurde een lijst met zes kandidaten. Maar Rösener Manz was een eigenzinnige man en liet zich niet van zijn stuk brengen. Hij stelde o.a. dat Hensels inwoner was van Cadier en Keer, het dorp daarom goed kende en dus geheel op de hoogte was van de mentaliteit en de gebruiken van de dorpelingen. Dit in tegenstelling tot de meeste personen op de Haagse lijst "die Hollanders zijn, zij zouden zich moeten aanpassen aan de Limburgsche mentaliteit." Dan duikt plotseling het probleem op dat Hensels niet, zoals is voorgeschreven, reeds vóór het uitbreken van de oorlog (10 mei 1940) lid was van de NSB, maar dat de inschrijving dateerde van ruim een maand later. De burgemeester pareerde dit door te stellen dat de kandidaat-secretaris destijds in Lanaken woonde en zich vóór de inval op 10 mei meermalen als NSB-er had gemeld. Door de moeilijke verbindingen met België was dat niet gelukt. Het volharden had succes; maart 1942 liet Binnenlandse Zaken weten geen bezwaar te hebben tegen de benoeming van Hensels. Hij had toen al een aantal maanden als waarnemend secretaris gefunctioneerd.
Het gemeentehuis annex openbare lagere school (nu Keerhoes)
Om het beeld rond de persoon van Henselke, zoals hij in Keer werd genoemd, iets completer te maken, de volgende aanvulling. De echtgenote van Hensels was een geboren Duitse (Duisburg). Hun huwelijk was kinderloos en daarom adopteerden zij op 25 december 1939 een meisje dat luisterde naar de voornamen Rosa Maria. Het kind was door haar ongehuwde moeder afgestaan aan het kindertehuis in de Capucijnenstraat te Maastricht.
Hoe het Hensels verder is vergaan, weten wij niet precies. Waarschijnlijk is hij bevorderd tot burgemeester in een kleine gemeente.
Ongetwijfeld zal hij na de bevrijding door het Bijzonder Gerechtshof veroordeeld zijn voor zijn houding tijdens de bezettingsjaren.
Weer een nieuwe burgemeester: Jaak Lardinois
Ook burgemeester Rösener Manz doet het in de ogen van de bezetters goed. Dat mogen wij tenminste afleiden uit zijn bevordering medio 1942 tot burgemeester van Weert. Wethouder P.H. (Pie) Spronck werd in Keer als waarnemer aangesteld, maar dat was maar voor even.
Dan, september 1942 werd J.H.C. (Jaak) Lardinois tot burgemeester van Cadier en Keer benoemd. Hij was geboren in oktober 1899 in Eckelrade en woonde ten tijde van zijn benoeming in Margraten. Jaak wilde daar graag blijven wonen, maar dat was tegen de regels.
Hij vroeg dispensatie en kreeg die ook, de afstand was immers maar vier kilometer. Tevens had hij thuis een telefoonverbinding met de lokale politie en het gemeentehuis. Voor zijn gemeentenaren was hij twee ochtenden per week (maandag en zaterdag) in het gemeentehuis aanwezig. Waarschijnlijk was Lardinois ook een van de NSB-ers die de spoedcursus voor burgemeester gevolgd had. Dat hij vanaf het begin Duitsgezind was, moge blijken uit zijn uitlatingen bij de inval, toen hij verkondigde dat hij op deze dag lang gewacht had.
Zonder afbreuk te doen aan het feit dat hij een foute burgemeester was, doen over hem ook verhalen de ronde dat hij mensen weleens geholpen heeft. Zo zou hij een boer op het Gasthuis gebeld hebben om hem te waarschuwen dat de Duitsers onderweg waren om hem op te pakken. Ook wist hij de Duitsers op andere gedachten te brengen, toen die dreigden de vrouw van Jan Opreij in Margraten dood te schieten, omdat zij de schuilplaats van haar man niet wilde verraden.
Felicitatiebrief van het hoofdkwartier van de NSB aan Jaak Lardinois met zijn benoeming tot burgemeester van Cadier en Keer.
De eerlijkheid gebiedt om te zeggen dat deze voorvallen in tijd gezien kort tegen de bevrijding aanliggen en het zwaard van Damocles al in zicht begon te komen. Enkele dagen voor de bevrijding is een aantal burgemeesters op een vooraf afgesproken plaats samen gekomen en vervolgens naar Duitsland gevlucht. Wellicht in de hoop dat het tij zou keren, want HitIer had immers nog een nieuw wapen op stapel staan. Volgens onze zegsman zou Lardinois daar niet bij zijn geweest, maar zou hij naar België zijn gevlucht.
Hoe het ook zij, het mocht voor hen niet baten. Na enige tijd zijn de meesten weer naar huis teruggekeerd, waar zij met 'open armen' werden ontvangen om direct te worden ingesloten. Ook Lardinois heeft rekenschap moeten afleggen voor zijn gedrag en heeft een aantal jaren moeten boeten.
Ten slotte
Direct na de Bevrijding werd in het gemeentehuis schoon schip gemaakt. Burgemeester Ronckers van Margraten werd als waarnemer benoemd. Hij was daar de hele oorlogsperiode op zijn post gebleven.
Alleen de laatste maanden werd het hem te heet onder de voeten en zat hij ondergedoken. De via een aparte procedure gekozen tijdelijke gemeenteraad, bestaande uit de leden Paulussen, Boumans, Mourmans, Daemen, Claassens, Vliegen en Lemmerling, kwam op 19 juli 1945 voor het eerst bijeen. De eerste twee werden tot wethouder benoemd.
Om aan de oorlogse periode een definitief einde te maken werd in de gemeenteraadsvergadering van 21 december 1945 bij de ingekomen stukken voor kennisgeving aangenomen dat "J. C. H. Lardinois en J.N.H Vliegen (de opvolger van Hensels), voorheen respectievelijk burgemeester en secretaris dezer gemeenten door de Minister van Binnenlandse Zaken zijn ontslagen. "
Literatuur:
Jos Custers e.a., Sint Geertruid 1939-1945.
Onuitgegeven familiekroniek van Joh. van de Ven.
Bronnen: Gemeente-archief Cadier en Keer, inv.ms. 450, 453, 459, 467, 482, 484-485.