60 jaar bevrijd

't Zien gein Ruusje, 't zien Canadeze
(het zijn geen Russen, 't zijn Canadezen)

door Jo Purnot

Nadat op 6 juni 1944 de Geallieerden op de stranden van Normandië waren geland, zou het nog ruim drie maanden duren voordat wij met onze bevrijders kennis konden maken.
In dit artikel proberen wij verslag te doen van situaties die aan de bevrijding vooraf gingen, de bevrijdingsdag zelf en de dagen erna.
Een aantal van de gegevens is ontleend aan gesprekken met mensen die die tijd bewust hebben meegemaakt, verder heeft pastoor Durlinger (1942-1950) ons aantekeningen over deze periode nagelaten en hebben wij Amerikaanse oorlogsdocumenten kunnen inzien.

Duitsers op de vlucht
Een maand of twee na D-Day werd het steeds drukker op de weg van Maastricht naar Aken. Vooral veel luxe-auto's met achterop grote hutkoffers. Zij kwamen uit België en gingen richting Heimat, meestal burgers, niet alleen mannen, maar ook vrouwen, die halsoverkop België verlieten. Blijkbaar werd het hen daar te heet onder de voeten.
Eind augustus begon ook het militair verkeer op gang te komen. Eerst veel (vracht)auto's, later waren dat geconfisqueerde paarden en karren, hooiwagens en bakkerskarren of zelfs soldaten per fiets en te voet. Onder de gedesillusioneerde Übermenschen heerste een flinke wanorde. Van enige discipline was geen sprake. De paarden die hun zware last de Keerderberg op moesten trekken, waren vaak doodop. Het kwam geregeld voor dat zo een beest bovenaan de berg gewoon in elkaar zakte. Als dank kreeg het dan een kogel door zijn hoofd. De Duitsers moesten verder en haalden, of het de normaalste zaak van de wereld was, bij de dorpelingen de paarden uit de stallen. Sommige boeren probeerden hun beesten in het veld te verstoppen, soms met succes. Alles wat op wielen voortbewoog, konden de Duitsers gebruiken. Vaak kwamen zij de mèstem (mesthoop) op en eisten voedsel en een slaapplaats. Voor de hongerige, teleurgestelde, en daardoor sacherijnige soldaten was het uitkijken. Men wist dat enkele dagen eerder in Noorbeek een Belg was doodgeschoten omdat hij "Vive la Belgique" had geroepen.

Kort voor de bevrijding begonnen de troepenbewegingen iets gedisciplineerder te verlopen, doch de geallieerde vliegtuigen probeerden regelmatig chaos te scheppen. Zij namen de colonnes op de Rijksweg vanuit de lucht onder vuur. De bomen langs de weg zorgden dat de Duitsers enige beschutting hadden. Tijdens zo een beschieting op 6 september 1944 kwam Mechtilde Hornesch-Muijters, eerder weduwe van Alfred Emon, die aan de Zangerij woonde, om het leven.

Voor de mannelijke dorpelingen had de terugtrekking een vervelende keerzijde, zij werden gedwongen schuilputten in de wegkant te graven. Degene die daar geen zin in had, restte maar één remedie: verstoppen. Verschillende mannelijke Keerdenaren brachten die laatste weken van de oorlog de nachten in hooimijten en mergelgroeven door. Bang dat zij waren van het bed gelicht te worden.

De bevrijding
Drie dagen voor de bevrijding, zondag 10 september, was in ons dorp de spanning voelbaar. Keerdenaren die ergens een radio verstopt hadden, wisten te melden dat de Amerikaanse troepen aan de Nederlandse grens stonden. De dorpelingen vroegen zich af wat hun te wachten stond. Zou er veel worden geschoten? Hoe zwaar zouden de bombardementen zijn? Of, zouden de bezetters zich zonder slag of stoot overgeven? Dat laatste bleek al snel niet het geval, want de dag erna, op maandag, stelden de Duitsers geschut op bovenaan de Duustersjtaeg (Groenstraat-Rijksweg). De mensen bleven zoveel mogelijk in huis. Alleen degenen die per se naar buiten moesten, waagden zich op straat. Een groot aantal Keerder gezinnen was de mergelgroeven ingetrokken, zoals hun voorvaders eeuwen geleden ook deden in tijd van oorlog.

Maar dan, op woensdagmorgen de 13e september, gaat als een lopend vuurtje het bericht door het dorp: "Noorbeek is bevrijd". Tot 11.00 uur blijft het rustig, maar dan barst het artillerievuur van de Amerikanen gericht op het Duitse geschut, dat aan de Rijksweg staat, los. In een mum van tijd is het uitgeschakeld. Een Amerikaans verkenningsvliegtuigje, d'n dreuvige genoemd, cirkelt boven het front en geeft de Duitse stellingen door. Het gieren van kogels en granaten blijft aanhouden tot rond 14.00 uur, dan wordt het plotseling stil.
Kort daarna is het duidelijk dat de bevrijders in Keer zijn. Twee officieren klimmen in de kerktoren om van daaruit de omgeving te bekijken; veel uitzicht biedt dat niet. Wel wordt er een grote antenne geplaatst. Volgens pastoor Durlinger wordt er daarna nog drie dagen lang, vanuit het Eckelraderveld over Keer heen, richting Valkenburg geschoten. Tegen zondagmiddag houdt het schieten op, Valkenburg is dan ook bevrijd.

jrg8blz5

De bevrijding in kaart gebracht
(tekening Gerrit van Megen, Gronsveld)

Old Hickory, onze bevrijders
Onze bevrijders hoorden bij de 30e infanterie Divisie, bijgenaamd the old Hickory. Zij waren ruim een week na D-Day, in de nacht van 13 op 14 juni vanuit Zuid-Engeland overgebracht naar het strand van Omaha-Beach bij Vierville sur Mer. De 30e infanterie divisie bestond uit drie infanterie regimenten, waarvan er twéé op het grondgebied van de huidige gemeente Margraten actief waren: het 117e infanterie regiment en het 119e infanterie regiment.

Voordat de bevrijders in onze streek kwamen hadden zij in Noord Frankrijk al een flinke strijd achter de rug. Zo waren de mannen van het 117e regiment bij de zware gevechten rond het Franse plaatsje Mortain (12 augustus) betrokken. Doch de opmars door België ging zo snel dat er spoedig problemen ontstonden met de aanvoer van de noodzakelijke brandstof. Maar desondanks bleven de Amerikanen de terugtrekkende Duitsers op hun hielen zitten.

In de avond van de 11e september en de ochtend van de 12e september staken eerst het 119e en daarna het 117e regiment de Maas over bij Argenteau en bevrijdden Visé. Het 120e bleef aan de overkant van de Maas om vanuit Belgische kant mee te helpen Maastricht te bevrijden.

Het 117e regiment hield zich het dichtst bij de Maas, aan de westkant (Moelingen) en het 119e regiment trok iets meer noordelijker (Warsage).

Dinsdag, 12 september
Het 117 de infanterie regiment
Het geluk zat de mannen van het 117e mee: ze ondervonden nauwelijks tegenstand en kregen onverwacht belangrijke gegevens in handen over de Duitse verdedigingsstrategie. De Duitse luitenant-generaal Hans Schmidt, commandant van de 275e Duitse divisie, had een paar dagen eerder nog zijn commandopost verplaatst van Bemelen naar Banholt, in een kamer boven de pastorie. Van daaruit ging hij zijn fronttroepen langs om hen op het hart te drukken, zich in geen geval over te geven, omdat het belangrijk was zoveel mogelijk tijd te winnen, want "der Führer" had nog een nieuw wapen in petto. Op de weg tussen Moelingen en Voeren, werd zijn auto door de Amerikanen beschoten. Zijn chauffeur werd gedood, een adjudant zwaar gewond en zelf wist hij, ondanks een schotwond in zijn been, te ontkomen richting Mesch. Bij die schietpartij kregen de Amerikanen zijn tas in handen met voor de Amerikanen uitermate belangrijke informatie. Schmidt zelf wist opnieuw Sint Antoniusbank te bereiken en werd daar op de boerderij van de familie Frijns, die door de Duitsers was bezet, verder verzorgd.
Later die dag werd om 14.30 uur, als eerste Nederlandse kerkdorp, Mesch bevrijd. Drie uur later was Moerslag aan de beurt. Daar brachten de mannen van het 117e de nacht door.

jrg8blz7

Amerikaanse militairen tijdens de eerste dag van de bevrijding zn Cadier en Keer

Het 119e infanterie regiment
Het 119e trok oostelijker op en na in Voeren nog flink gevochten te hebben, werd rond 17.00 uur het dorp Noorbeek door het 3e bataljon, gesteund door onderdelen van het 125e tanksquadron, bevrijd. Hiervoor moest in de kom van het dorp enige Duitse weerstand gebroken worden. Het bataljon trok daarna door naar Terlinden om daar de Provinciale weg te bereiken. Het 1e bataljon ging richting Mheer dat ook nog diezelfde dag werd bevrijd. In Banholt werd door de Amerikanen die avond nog gevochten, waarbij een boerderij aan de Mheerderweg afbrandde, waar zich Duitsers in verschanst hadden. Na dat vuurgevecht betrokken de mannen van het 1e bataljon hun foxholes (nachtverblijven). Wel werden nog wat verkenningstochten uitgevoerd.

Woensdag 13 september
117e infanterie regiment
Na in Moerslag de nacht te hebben doorgebracht, trokken de mannen van de drie bataljons van het 117e regiment naar Sint Geertruid en Eckelrade met als doel de Rijksweg Maastricht - Aken bij Cadier en Keer. De mannen van de C-compagnie onder leiding van Luitenant Clarence Johnson gingen voorop. Er was nauwelijks sprake van tegenstand, wel werden enkele krijgsgevangenen gemaakt. In Eckelrade kreeg het 2e bataljon opdracht van de route af te wijken en richting Gronsveld en Heer te trekken. Het 1e en 3e bataljon trokken verder richting Cadier en Keer. Zij werden ondersteund door het 1e peloton van het 743e Tankbataljon.

Tussen Eckelrade en Cadier en Keer werd de strijd iets grimmiger.
Toen de voorste mannen ten Noorden van Eckelrade kwamen, zagen zij een hoge helling met aan de rechter flank een dal met een groot stuk dicht bos. Zij (de mannen de C-compagnie) zagen daar een aantal Duitsers langs de rand van het bos rennen. Ook kregen zij volgens het after action report van het ondersteunende tankbataljon last van artillerievuur. Waarschijnlijk van het geschut dat opgesteld stond aan de Rijksweg nabij de Duustersjtaeg. De Amerikanen vuurden terug met 105-mm kanonnen. Van verhalen van Keerdenaren weten wij dat toen minstens twee Duitsers werden gedood, de anderen werden krijgsgevangen gemaakt. Om 14.30 uur verschenen de eerste Amerikanen boven aan de Duustersjtaeg.

De bevrijders werden door de Keerdenaren goed ontvangen. In hun verslag staat zelfs vermeld dat zij getrakteerd werden door een vlot geklede vrouw die hun limonade en andere verfrissingen aanbood. Tot hun verbazing werd zij de dag erna opgehaald omdat zij tijdens de bezetting te amicaal met Duitsers was omgegaan.

Keer was voor een aantal bevrijders niet het eindpunt van die dag. Het 1e bataljon trok verder tot boven Schiepersberg. Het 3e bataljon ging door naar Berg en Terblijt. Wel werd in Keer een commandopost gevestigd.

Het 119e regiment
Op 13 september ging het 1e bataljon zonder noemenswaardige tegenstand te ondervinden door Banholt, om vandaar uit naar Termaar te trekken. Bij Termaar en Broenshem (tussen Margraten en Honthem) ondervonden de manschappen hevig verzet van de Duitsers, waardoor de infanteristen steun van de artillerie en tanks nodig hadden. Bij dit vuurgevecht sneuvelden ettelijke Duitsers. Het duurde tot het middaguur voordat Termaar bevrijd was, terwijl de eerste Amerikanen al rond 11.30 uur in Margraten rondliepen. Ondertussen hadden rond elf uur de mannen van de G-compagnie van het 2e bataljon Bruisterbosch bereikt en namen en passant Honthem in hun bevrijdingstocht mee.

jrg8blz9

Bevrijders van het 1e bataljon van het 117e regiment old Hickory dat
enkele dagen als divisie-reserve in Cadier en Keer bleef

Terug naar Cadier en Keer
Hoe slecht sommige Keerdenaren op de hoogte waren van de politieke en militaire situatie moge blijken uit het onderstaande relaas. 
"De Ruusje zien dao"
(relaas van Maria Geelen-Janssen).
In de Kerkstraat tegenover de huidige Aldi had een aantal buurtbewoners onder leiding van Victor Janssen een schuilkelder gebouwd. Zo gauw als er gevaar dreigde, ging iedereen de kelder in. Ook toen de bevrijding aanstaande was, hadden de gezinnen van Victor Janssen, Pie Spronck, de Lange Bessems, Volders en de gezusters Schevers zich er genesteld. Zelfs het wiegje met Mayke Volders werd meegesjouwd. Nadat het oorlogslawaai minder werd, ging een van de mannen boven poolshoogte nemen en bij terugkomst vertelde hij, dat hij soldaten in bruine kleren had zien rondlopen. De conclusie was al snel: "De Ruusje zien dao, vier zien verloere". Niet lang daarna stond plotseling een gewapende soldaat in een vreemd uniform voor de opening van de schuilkelder. Dat vreemd uniform en de taal die niemand verstond, maakten dat de stemming nog bedrukter werd in de schuilkelder. Totdat Loúwie van de Lange (Bessems) alle moed bijeenraapte en zei: "Iech laat toch niemes achter, laat miech mer 'ns mèt dae maan sjprieëke". Tegen alle raadgevingen in ging hij naar boven. Kort daarna kwam hij terug met het verlossende bericht:
Gelökkig, 't zien gein Ruusje, 't zien Canadeze".

"Dat zien de Amerikane"
(relaas van Frans Mingels va Pierre)
.
Ons gezin woonde in een boerderij aan de Rijksweg, naast de huidige bloemisterij Widdershoven. Er was op de dag voor de bevrijding nauwelijks verkeer over de Rijksweg, alleen nog enkele terugtrekkende soldaten. Tegenover 't Waegske aan de Raamp, nu Vendelstraat, stond een Duits kanon opgesteld. Het gerucht ging dat de Amerikanen onderweg waren, daarom vond mijn vader het in ons huis, zo dicht bij dat schiettuig, te gevaarlijk. Besloten werd naar familie in de Limburgerstraat te gaan, die had een grote stevige kelder. De grote dekenkist werd volgepropt met kleren en etenswaar en op een platte kruiwagen gezet. Wij wisten immers niet hoelang wij weg moesten blijven. Terwijl mijn medegezinsleden door 't Waegske gingen, moest ik met mijn brede volgeladen kruiwagen omlopen via de verderop gelegen Hazesjtaeg (nu Groenstraat/ Groenpad).
Die nacht sliepen wij met meerdere families in de kelder. Deze zat helemaal vol. De mannen liepen zo nu en dan onrustig naar boven om poolshoogte te nemen en zaken te bespreken die niet voor kinderoren bestemd waren.

jrg8blz11

Van links naar rechts: Maria Lemmens-Brouwers, Sjeuf Lemmens en kind Jeannet,
Leonie Brouwers en Edward Howards, een Amerikaanse militair uit Pennsylvania.

Het was al een eind in de ochtend, toen plotseling het geweld begon.
De schotenwisselingen bleven vrij lang aanhouden, naar later bleek met het doel het Duitse kanon aan de Rijksweg uit te schakelen.
Plotseling werd het stil. Toen na een tijdje Nol Eijssen naar buiten ging om de situatie in ogenschouw te nemen, kwam hij al snel terug om te vertellen dat er veel soldaten in bruine pakken rondliepen. De volwassen mannen gingen voorzichtig kijken en één van hen riep:
"dat zunt de Amerikane". En inderdaad, daar kwamen ze aangelopen aan elke kant van de straat een rij. De voorop-loper (red. the pointman) liep met een ernstig gezicht, iets voorover gebogen met het wapen in de aanslag. De anderen daarachter lachten en schudden de handen van de blije Keerdenaren. In de Kerkstraat reden toen al flink wat jeeps rond. Verder op mijn ontdekkingstocht zag ik dat uit de galmgaten van de kerktoren lange sprieten staken. Ook vloog een klein vliegtuig in bogen om de toren heen.
Na een tijdje vond mijn vader dat het tijd werd, alles weer op de kruiwagen te laden en terug naar huis te gaan. Onderweg zagen wij overal in de weilanden tussen de Kerkstraat en de Rijksweg Amerikanen en constateerden dat de afrasteringen kapot gereden waren.
Halverwege 't Waegske werd het plotseling weer even spannend, toen wij niet veraf granaatinslagen hoorden. De Amerikanen zwaaiden dat wij onder hun voertuigen moesten gaan liggen. Naar later bleek waren de granaten in een weiland van de familie Dubois, (Buke) boven aan de Keerderberg terechtgekomen.

Donderdag 14 september
Een dag van tweeslachtigheid. Voor een groot deel van de dorpelingen een blije dag, de eerste dag dat wij vrij waren. Voor anderen, een weliswaar klein deel, de NSB-ers, brak een vervelende periode aan. Evenals overal elders hadden ook Keerdenaren hun sympathie voor de Duitsers laten blijken. Een aantal uit overtuiging, anderen omdat zij dachten daardoor gemakkelijker brood op de plank te krijgen.
Degenen die zich vóór de oorlog bij de NSB hadden aangesloten, konden daar tijdens de oorlog niet vanaf, zonder een hoop problemen over zich af te roepen. Hoe het ook zij, een groep mannen werd door de OD (orde dienst), die bestond uit veelal zeer jongemannen, opgepakt en vastgezet. Ook een aantal vrouwen werd opgehaald, op een wagen door het dorp gereden en voor het Keerhoes kaal geschoren.
Een daad die bij verschillende mensen, niet alléén bij de slachtoffers, nog tot op de dag van vandaag, na zestig jaar, diepe wonden heeft geslagen. Pastoor Durlinger noteerde: "Deze dag (red. 14 september), het titelfeest der parochiekerk van de H. Kruisverheffing, is helaas een dag van teleurstelling geweest. Men heeft toen, onder de vespers, drie vrouwen het hoofd kaal geknipt. Zij waren niet vrij van Duitse sympathie, zacht uitgedrukt, maar het wraak nemen op deze lafhartige wijze, is in strijd met de christelijke beginselen. Op zondag 17 sept. heb ik in alle H.R. Missen officieel daartegen geprotesteerd". Verder noteerde hij: "In de dagen na de bevrijding werden twaalf N.S.B.-ers gevangen genomen krachtens een bevel van het Militaire Gezag. Zij werden ondergebracht in een kamp in de Looiersstraat te Maastricht. De vrouwen van deze gevangenen, zij waren allen gehuwd, kwamen op de pastorie om bemiddeling. Aanvankelijk was bij de instanties te Maastricht niets te bereiken. Na enkele maanden kwam verandering in de zogenaamde rechtspraak, die los stond van de gewone rechtbank en het kantongerecht. De heer mr. Charles Paulussen bemoeide zich met de politieke delinquenten van Cadier en Keer en verzocht mij een rapport over hen uit te brengen. De N.S.B.-ers van Cadier en Keer waren allen zogenaamde brood-N.S.B.-ers. Vóór de oorlog waren zij of werkeloos of min of meer arme landbouwers. Door de N.S.B.beweging hadden zij een goed baantje gekregen. Van enig zwaar misdrijf was geen sprake. Na indiening van de rapporten werden allen binnen 14 dagen op vrije voeten gesteld". Aldus de parochieherder.

 

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME