Verzetsheld Mathieu Speetjens

In concentratiekamp Mauthausen omgekomen
door Jo Purnot

In het kader van zestig jaar bevrijding wijden wij een artikel aan Mathieu Speetjens, een boerenzoon, geboren en getogen op 't Rooth en lid van de verzetsbeweging afdeling Heer-Maastricht. Twee maanden voor de bevrijding werd hij gearresteerd. Hij overleefde de concentratiekampen niet. Hieronder het verhaal over het verraad van Mathieu en zijn verzetskameraden.

Mathieu Speetjens
Mathieu Speetjens werd geboren in 1919 in het gezin van Hub Speettjens en Christien Smeets. Het gezin telde twaalf kinderen, van wie er vier jong overleden. Vader Hub dreef een boerderij en beheerde een verzekeringsportefeuille.

jrg8blz51

De ouders van Mathieu: Hub Speetjens en Christien Smeets

Verzetsheld Mathieu volgde de landbouwschool in Meerssen en ging daarna, zoals gebruikelijk, bij zijn vader op de boerderij werken. Toen de oorlog uitbrak op 10 mei 1940 was Mathieu onder de wapenen, ingedeeld bij de Geneeskundige Troepen. Na de capitulatie van het Nederlandse leger bracht hij zes weken in krijgsgevangenschap door. Toen hij weer 'vrij man' was, ging hij aan de slag als boerenknecht, maar na enige tijd kreeg hij een baan als controleur bij het Landbouwbedrijfstoezicht. Mathieu had verkering met Anna Ackerrmans of, zoals ze in Keer genoemd werd, An van de Mulder. Door zijn werk ontmoette hij veel mensen en zo kwam hij ook in contact met de afdeling Heer-Maastricht van de Landelijke Verzetsgroep. Zijn taak was onderduikers naar schuiladressen te brengen en te zorgen voor voedselbonnen en valse persoonsbewijzen.

Het verzetsgezin Speetjens
De gezinsleden waren goed op de hoogte van aile oorlogshandelingen, want zij hadden in de koestal achter konijnenhokken een radio verstopt, waar geregeld stiekem naar geluisterd werd. Niet alleen Mathieu, maar ook zijn vader, zijn broer Constant en de jongere Arthur werden ingeschakeld om 'verzetsklussen' op te knappen. Zijn laatste waagstuk is Arthur tot op de dag van vandaag bijgebleven. In de zomer van 1944 werd hij gevraagd om in Heer Max Darley, die door de Duitsers op de hielen werd gezeten, op te halen. Met paard en een kar volgeladen met klie (klaver) ging hij op pad. Ergens in de Mockstraat, achter een poort, kroop Max onder de klaver en begonnen zij aan de terugweg naar 't Rooth. Halverwege tussen Scharn en Bemelen stonden Duitsers te controleren. Iedereen werd aangehouden, ook Arthur met 'zijn vracht'. Arthur dacht dat zijn laatste uur had geslagen. Maar zij bleken bijzondere engelbewaarders te hebben, want tot Arthurs opluchting prikten de Duitsers mis en mocht hij verder trekken.

Constant Speetjens (geboren in 1920) werkte in Lixhe (bij Visé) en was daar lid van de 'Witte Bende', de Belgische verzetsorganisatie. Toen het hem te heet onder de voeten werd, vatte hij het plan op om naar Engeland over te steken. Echter, op zee werden hij en zijn medevluchtelingen gearresteerd en naar Frankrijk overgebracht. Daar greep hij opnieuw zijn kans om te vluchten. Hoewel hij hierbij gewond werd, wist hij te ontkomen. Met een kogel in zijn been bereikte hij via de Pyreneeën Spanje. Daar wachtte Constant het einde van de oorlog af. Op zondagmorgen 26 mei 1946, 't Rooth was toen anderhalf jaar bevrijd, kreeg vader Speetjens bericht, dat Constant in Eijsden aan de grens stond. Met het kleine fordje van Max Darley werd hij toen direct door dolgelukkige gezinsleden opgehaald. Constant sprak nooit over zijn oorlogservaringen, maar zij zijn hem zijn hele verdere leven blijven achtervolgen.

Met Mathieu liep het verzetswerk nog ongelukkiger af. Hij werd op 7 juli 1944, kort voor de bevrijding dus, in het huis van een van zijn medeverzetsleden in Heer, door verraad gearresteerd.

jrg8blz53
Mathieu Speetjens als militair bij de Geneeskundige Troepen

Wie was zijn verrader?
Zoals uit het verdere verhaal zal blijken, werden Mathieu en zijn collega 's verraden door de hoofdwachtmeester van politie A.B.R., geboren in Limmel op 1 januari 1902. Ten tijde van het verraad in 1944 woonde A.B.R. in Maastricht.
A.B.R. trad in 1928 bij de Amsterdamse politie in dienst. In 1933 meldde hij zich aan bij de NSB. Twee jaren later werd het ambtenaren verboden NSB-er te zijn. Kort na de inval van de Duitsers werd dit Berufsverbot opgeheven. A.B.R.kreeg zijn eerdere stamboeknummer terug. Hij maakte vrij snel promotie binnen de NSB-organisatie. Hij werd groepsbeheerder en later zelfs blokhoofd en rapporteur. Ook was hij districtshoofd van de Nederlandse Volksdienst. Deze organisatie gaf rechtstreekse steun aan hulpbehoevenden die waardevol waren voor de Duitse oorlogsindustrie. In juni 1942 meldde hij zich aan bij de Germaanse SS. Volgens zijn eigen zeggen had hij het uniform nooit gedragen en weigerde hij ook de eed van trouw aan de Führer af te leggen. Wel nam hij aan een aantal SS-activiteiten deel. Voorwaar een behoorlijke staat van dienst bij Duits- vriendelijke organisaties.

In oktober 1943 werd A.B.R. overgeplaatst naar Maastricht als oppperwachtmeester van de Prijsbeheersing. Een jaar later werd hij hoofdwachtmeester. De NSB-burgemeester van Maastricht Peeters zag wel iets in hem, want hij droeg hem voor als Opperluitenant, maar dat is niet doorgegaan.

Het verraad
Op de ochtend van woensdag 5 juli 1944 waren A.B.R. en zijn colllega van Gameren in de Dorpsstraat in Heer het vervoer van groente en fruit aan het controleren. Tijdens die controle kwamen zij erachter dat een partij kersen te duur was ingekocht. A.B.R. wilde hierover met zijn baas van de Prijsbeheersing telefonisch overleggen. Hij zag in de buurt een vrouw in de deuropening staan en vroeg haar of zij telefoon had. Dat bleek het geval te zijn en A.B.R. ging naar binnen om te telefoneren. Naar later zou blijken woonde daar het gezin Duikers-Debeije. Toen hij in de kamer kwam waar de telefoon was, zag hij op de tafel Het Parool en Trouw liggen, bladen die door de Duitse bezetter verboden waren. Hij vroeg toen aan de huisvrouw (Anna Duikers-Debeije, 42 jaar oud) of zij hem niet een paar van die kranten wilde bezorgen, dan kon hij ze onder zijn collega's verdelen. Op de vraag van Anna of hij wel een goede Nederlander was, antwoordde A.B.R. dat hij al jarenlang in de illegale beweging actief was.

En dan lopen de lezingen van A.B.R. en Anna Duikers uit elkaar. Volgens A.B.R. vertelde zij dat in haar huis een jood was ondergedoken en vroeg zij of hij deze een paar dagen in zijn huis kon opneemen. Volgens A.B.R. hapte hij niet gelijk toe, maar beloofde 's midddags iets van zich te laten horen. Volgens Anna Duikers zou A.B.R., tijdens het gesprek over de illegale blaadjes, haar hebben toevertrouwd dat hij meerdere malen joden en onderduikers had geholpen en bood hij haar aan te helpen, wanneer dat ooit nodig mocht zijn. Hij had thuis plaats genoeg.

Hoe het ook zij, terug bij zijn collega, besprak A.B.R. de situatie met hem. Die adviseerde contact op te nemen met zijn commandant De Harder. Deze gaf A.B.R. opdracht dit bij de Sicherheidsdienst (SD) te melden. Hij kreeg daar contact met Conrad, een beruchte jager op joden en onderduikers. Afgesproken werd dat A.B.R. de jood (zijn schuilnaam was 'de Vries' zijn werkelijke naam H. Oppenheim) bij Duikers zou gaan halen en dat vervolgens Conrad beiden op de Heerderweg zou arresteren.

Twee dagen later, vrijdag 7 juli, rond 19.00 uur ging A.B.R., naar Duikers en vertelde daar dat hij 'de Vries' een paar dagen bij hem thuis kon onderbrengen. Omdat A.B.R. per fiets was gekomen, mocht de onderduiker een fiets van het echtpaar Duikers lenen. A.B.R. beloofde de fiets de volgende dag terug te brengen.

De lezing van mevrouw Duikers was iets anders. Volgens haar kwam A.B.R. die vrijdag bij haar langs om te informeren of zij al iemand had om te laten onderduiken. Zij zou toen gezegd hebben dat in een nabijgelegen schuurtje een jood zat die ergens onderdak moest krijjgen. A.B.R. beloofde die avond terug te komen om hem op te halen. Na het vertrek van A.B.R. haalde zij de onderduiker uit het schuurtje en toen A.B.R. 's avonds kwam, konden zij gelijk, met medeneming van haar fiets, vertrekken. Zij adviseerde A.B.R. nog om via binnnenwegen naar Maastricht te gaan en niet over de Heerderweg. Waarop A.B.R. zei dat zij zich geen zorgen hoefde te maken. Niemand zou het in zijn hoofd halen om hem als politieman aan te houden.

In ieder geval gingen A.B.R. en 'de Vries' op weg en op de Heerderweg stond op de afgesproken plaats de SD-er Conrad die naar hun persoonsbewijzen vroeg. Omdat 'de Vries' geen papieren bij zich had, werden beiden gearresteerd en naar het SD-gebouw in de Willhelminasingel overgebracht. A.B.R. werd natuurlijk gelijk weer in vrijheid gesteld en kreeg de opdracht uit te zoeken wie er bij Duikers over de vloer kwam.

Volgens A.B.R. ging hij de volgende dag (zaterdag) de fiets teruggbrengen en vertelde hij dat de joodse onderduiker veilig en wel bij hem thuis zat. Tijdens het gesprek wist hij Anna Duikers te ontfutselen wat haar rol was in de verzetsbeweging. Zij vertelde dat de Heerdenaren Van Heijst en Erkamp de illegale blaadjes rondbrachten. Tevens deelde zij hem mee dat komende vrijdagavond iemand van het verzet 'de Vries' zou komen ophalen om hem verder te leiden. Afgesproken werd dat A.B.R. die vrijdagavond zou terugkomen om te overleggen op welke manier hij de onderduiker aan de verzetsman zou overgeven. Na zijn bezoek aan Anna Duikers ging Reuten spoorslags naar de Wilhelminasingel om met Conrad te overleggen over de verder te nemen stappen. Afgesproken werd dat hij vrijdagavond inderdaad naar Duikers zou gaan en als dan iedereen aanwezig was, de SD een inval zou doen. Zo gezegd, zo gedaan.

Toen A.B.R. op vrijdagavond bij Duikers kwam, waren daar Anna Duikers-Debeije, haar echtgenoot G. Duikers en de man die 'de Vries' verder zou geleiden, Mathieu Speetjens. Zoals afgesproken deed de SD een inval en arresteerde aIle aanwezigen. Ook A.B.R. werd quasi als arrestant behandeld. Nadat iedereen ingesloten was, gingen Conrad en A.B.R. terug naar Heer om daar Van Heyst en Erkamp, die beiden ook in de Dorpsstraat woonden, op te pakken.

Dan terug naar het relaas van mevrouw Duikers. Zij verklaarde dat A.B.R. zoals afgesproken die vrijdagavond weer bij haar in huis kwam en daar kennis maakte met Mathieu Speetjens. Mathieu vroeg A.B.R. of hij een goede Nederlander was, waarop die twee vingers in de lucht stak en zei: "Zeker, je kunt op mij rekenen, ik ben trouw aan de Koningin". Beiden spraken toen af dat A.B.R. de volgende morgen om 5 uur met 'de Vries' op de Spoorweglaan zou zijn. Mathieu zou hem daar overnemen, waama zij beiden met de trein van zes uur zouden vertrekken. Het was Anna Duikers wel opgevallen dat A.B.R. zich enkele keren verwijderde om, zoals hij zei, te kijken of iemand 'zwart fruit' vervoerde. Volgens Anna gingen plotseling de voor- en achterdeur open en vielen SD-ers binnen. Iedereen werd gearresteerd en na huiszoeking, waarbij allerlei illegaal materiaal in beslag werd genomen, afgevoerd naar het gebouw van de SD in de Wilhelminasingel. Nadat zij daar een nacht in de cel gezeten hadden, werden het echtpaar Duikers en Mathieu Speetjens overgebracht naar de Duitse gevangenis aan de Patersbaan in Maastricht. Hier werden zij streng verhoord, zelfs mishandeld. A.B.R. was daarbij aanwezig en adviseerde hen te bekennen, omdat alles toch zou uitkomen.

jrg8blz57
Mathieu Speetjens

De verzetslieden Erkamp en van Heyst
Franciscus Antonius Erkamp was ten tijde van zijn arrestatie bijna 40 jaar en portier bij de papierfabriek. In de fabriek had hij een radio verstopt waar hij geregeld naar luisterde. Hij schreef dan de Engelse berichten op en bracht die naar Duikers, waar ze verder werden uitgetypt. Zodoende kwam hij bij hen aan huis. Toen hij op de avond van de arrestatie naar Duikers wilde gaan, zag hij daar een aantal Duitsers rondlopen. Omdat hij het niet vertrouwde ging hij snel verzetscolllega Van Heijst waarschuwen dat bij Duikers iets aan de hand was. Vervolgens begaf hij zich naar zijn schoonmoeder waar hij zich tot middemacht in het stro schuilhield. Toen hij dacht dat de kust veilig was, keerde hij terug naar huis. Daar zaten in de keuken A.B.R. en twee geuniformeerde Duitsers hem op te wachten. Hij werd direct gearresteerd en naar de gevangenis overgebracht. Bij zijn eerste verhoor werden hem vragen gesteld over gestencilde radioberichten en het rondbrengen van illegale blaadjes. Erkamp hield voet bij stuk en beweerde van niets te weten. Bij zijn tweede verhoor was A.B.R. aanwezig. Deze adviseerde hem maar alles te bekennen. Nadat hij verder nog veertien dagen vast had gezeten, werd hij vrij gelaten en heeft hij nooit meer iets van de zaak gehoord.

Jan Willem van Heijst was bijna 58 jaar, zonder beroep. Op de bewuste vrijdagavond, nadat Erkamp hem was komen vertellen dat hij het zaakje niet vertrouwde, nam Van Heijst het zekere voor het onzekere en verliet zijn huis. Na een aantal uren rondgelopen te hebben, dacht hij dat het gevaar wel geweken was en keerde hij terug. Toen hij bij zijn woning kwam, zag hij enkele personen staan, van wie een met een zaklantaam op hem scheen. Op de vraag wie hij was, maakte hij zich bekend. Hij werd toen gelijk een auto ingeduwd en naar het Huis van Bewaring gereden. In die auto zat ook A.B.R.. Tijdens zijn verhoren werd hem gevraagd hoe vaak hij Erkamp ten huize van Duikers had ontmoet. En wat hij wist van illegale blaadjes en Engelse radioberichten. Hij hield zich echter van de domme en beweerde van niets te weten. Na zes dagen werd hij vrijgelaten. Ook hij heeft daarna niets meer over de zaak vemomen.

Nog meer arrestanten
Het bleef niet bij de hierboven genoemde gearresteerden. De door A.B.R. verraden 'de Vries' kon blijkbaar de druk van de verhoortechnieken van de SD-ers niet aan en praatte zijn mond voorbij. Hij vertelde de Duitsers dat alvorens hij door Duikers in bescherming was genomen, hij enkele maanden in Gulpen had ondergedoken gezeten. Daar was hij vaker op bezoek geweest bij kapelaan Penders en de hoofdonderwijzer van Wahlwiller, Ortrnans. Na hun arrestatie werden Penders en Ortmans ook overgebracht naar de Patersbaan.

Op transport
Nadat de gearresteerden ruim twee weken in Maastricht verhoord waren, volgde op dinsdag 1 augustus de 'op transportstelling' naar Vught. In Vught was een van de vijf Nederlandse concentratiekammpen gevestigd. In de auto die hen wegbracht, zaten het echtpaar Duikers, Mathieu Speetjens, kapelaan Penders en Ortmans. Tijdens de rit zei Mathieu tegen Anna Duikers: "Mocht het zo zijn dat jij voor mij uit het kamp ontslagen wordt, dan moet je ervoor te zorgen dat A.B.R. niet kan ontsnappen. Ik heb met hem nog iets te verrekenen, omdat hij de SD geholpen heeft mij te mishandelen". Kapelaan Penders vertelde haar dat hij gearresteerd was omdat 'de Vries' hem tijdens een verhoor verraden had. Hetzelfde was met Ortmans gebeurd.

Hoe is het verder gegaan
Toen het A.B.R. hier kort voor de bevrijding te benauwd werd, vluchtte hij op 8 september 1944 naar Lunsburg (Duitsland). Van daaruit trok hij naar Hilversum waar hij eind oktober weer bij de politie kwam (alleen het Zuiden was toen pas voor een gedeelte bevrijd). Daar bleef hij tot de Duitse overgave. Op 15 juni 1945 keerde hij terug naar Maastricht waar hij zich bij de politie meldde. In 1951 werd A.B.R. tot 10 jaar gevangenisstraf met aftrek van voorrarrest veroordeeld.

Na een verblijf in Vught werden de verzetsmensen doorgevoerd naar concentratiekampen in Duitsland. Anna Duikers-Debeije overleefde de kampen en keerde na de oorlog terug naar huis. Daar wachtte zij tevergeefs op haar man, die zij voor het laatst in oktober 1944 in het kamp Oranienburg had gezien. Later zou zij vernemen, dat hij op 23 februari 1945 in Sachsenhausen om het leven was gekomen. Kapelaan Penders kwam om in Bergen-Belsen op 24 april 1945. Ortmans overleefde de ontberingen en keerde na de oorlog naar Wahlwiller terug.

Mathieu Speetjens
Zoals hierboven beschreven, werd Mathieu samen met zijn medearrestanten op 1 augustus 1944 van Maastricht overgebracht naar Vught. Zijn vader heeft in die tijd, via het verzet, alles in het werk gesteld om hem vrij te krijgen. Het mocht niet baten. Op 6 september, een week voor de bevrijding van 't Rooth, werd hij weggevoerd naar concentratiekamp Sachsenhausen. In februari 1945 volgde het transport naar Mauthausen (Oostenrijk) waar hij op de 16e aankwam.

jrg8blz60
De beruchte "dodentrap" in Mauthausen

De Duitsers hadden Mauthausen als plaats voor een concentratiekamp gekozen omdat daar graniet in de grond zat. Kampgevangenen werden te werkgesteld in de granietgroeven. De omstandigheden waren bijzonder slecht. Weinigen hebben Mauthausen overleefd. Het was een regelrecht vernietigingskamp. Gevangenen werden er doodgeslagen, opgehangen of doodgeschoten; zieke gevangenen liet men bevriezen, verhongeren of werden gedood met injecties of gifgas. En dan was er de beruchte 'dodentrap', 186 treden, waar gevangenen zware granietstenen naar boven moesten sjouwen. Wanneer dat door uitputting niet meer Iukte, werd de gevangene gewoon 'afgemaakt'. Drie weken na zijn aankomst, op 5 maart 1945, bezweek Mathieu, 25 jaar oud.

Het bericht van zijn overlijden kwam een jaar later. Het sprankeltje hoop dat zijn famiIie op 't Rooth en zijn verloofde nog hadden, werd hierbij te niet gedaan. Zijn broer Arthur weet nog dat op een carnavaIsdag in 1946 het bericht van het Rode Kruis kwam, dat Mathieu definitief niet meer zou terugkeren.

In 1947 werd op initiatief van een aantal inwoners van 't Rooth een gedenkplaat op de gevel van de woning van de familie Speetjens aangebracht. Toen de woning door de mergelwinning moest verdwijjnen, werd de plaat in de muur van de O.L.Vrouwekapel gemetseld. Zij houdt de herinnering levend aan een jongeman die zijn leven gaf voor onze vrijheid.

jrg8blz61

Onthulling van de gedenkplaat aan de woning van de jamilie Speetjens op 't Rooth in 1947.
Links broer Arthur en rechts moeder Speetjens
.

Bronnen:
RAL: Archief Camm. van Palitie, inv. ill. 314.
Gemeente-archief Margraten, inv. nr. 911.
Literatuur:
A.P.M. Cammaert: Het verborgen front.
Internet: websites over Mauthausen.
Met dank aan:
Arthur Speetjens (Geverik-Beek),
Frans Roebroeks (Sint Geertruid) en
Jean Janssen
.

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME