door Fons Meijers
Uit het eerste artikel over kindersterfie is gebleken, dat vooral de sterfie onder zuigelingen tussen 1833 en 1852 bijzonder groot was. Hieronder wordt op die zuigelingenstelfte nader ingegaan.
Een op de drie Tussen 1833 en 1852 stierven in Cadier en Keer per jaar gemiddeld zestien mensen. Hieronder waren vier zuigelingen van jonger dan een jaar. Dat betekent dat niet minder dan een kwart van aIle sterfgevaIlen in die tijd zuigeling was. Het waren dus vooral zuigelingen die bij bosjes stierven.
Hoe schrijnend de zuigelingensterfte was, dringt nog beter door, wanneer deze wordt vergeleken met het aantal kinderen dat werd geboren. In bovenstaande grafiek is deze vergelijking voor de jaren 1833 tot en met 1852 gemaakt.
Bij de cijfers over de sterfte is een onderscheid gemaakt tussen de kinderen die dood werden geboren (levenlozen) en de kinderen die als zuigeling de dood vonden. In deze grafiek springt de periode tussen 1841 en 1845 het meest in het oog. In deze periode zijn relatief veel kinderen geboren, maar vooral ook veel kindjes gestorven. De moeders van Cadier en Keer hebben in deze vijf jaar 114 kinderen gebaard. Maar hiervan zijn er acht dood geboren (levenlozen) en van de 106 levend geboren kindjes vonden er nog eens 34 de zuigelingendood; dat is bijna een op drie! De meest vruchtbare jaren, wat betreft de geboorten, waren tevens de zwartste jaren, wat betreft de zuigelingensterfte.
May Schillings, gehuwd met Jacques Beckers, en zoon Harry Beckers (foto uit 1943)
Het zwartste jaar uit de gehele periode was 1842, toen van de 23 kindjes die werden geboren er 13 binnen het jaar stierven. Van deze 13 kinderen werden er vier dood geboren, vijf werden slechts enkele weken oud en vier stierven toen ze tussen de drie en elf maanden oud waren. Na de 'zwarte jaren' 1841-1845, zijn in ons dorp in de periode 1846-1848 opvallend weinig kinderen geboren. De vraag is of dit toeval was. Of was men toch wat bevreesd geworden voor het krijgen van kinderen?
Over de hele periode 1833-1852 bezien, kwam in Cadier en Keer gemiddeld per jaar een kind dood ter wereld en van de zeventien kinderen die levend werden geboren, haalden er vier niet de leeftijd van één jaar.
Grote gezinnen kwamen tot in de eerste decennia van de vorige eeuw nag veelvuldig voor. Op de foto: Vader Sjeng Beijers (weduwnaar van Maria Anna Catharina Kevers) en zijn acht zonen. De twee dochters van Sjeng ontbreken op de foto (opname rand 1955).
Zuigelingensterfte niet veel lager dan in grote steden Ook vergeleken met de rest van het land was de zuigelingensterfte in Cadier en Keer tussen 1833 en 1852 opvallend groot. Terwijl in ons dorp een op de vier levend geboren kinderen binnen het jaar stierf, was dat landelijk niet meer dan een op de vijf. De zuigelingensterfte in Cadier en Keer kwam daarmee aardig in de buurt van de, om hun kindersterfte, beruchte, stedelijke gebieden in het westen van het land. Ook ten opzichte van het Limburgs gemiddelde scoorde Cadier en Keer hoog. Dat kwam vooral doordat in Noord-Limburg de kindersterfte erg laag was. Daar stierf niet meer dan een op de tien kinderen in het eerste levensjaar.
Zwaar getroffen gezinnen Niet aIle gezinnen in ons dorp werden even zwaar getroffen door sterfte van kinderen. Het waren vaak dezelfde gezinnen, die met sterfte van zuigelingen te maken hadden. Dat kan worden afgelezen uit onderstaande tabel, waarin de gezinnen zijn vermeld, die tussen 1833 en 1852 drie of meer kinderen verloren. Het blijkt dat in zes gezinnen in totaal twintig keer een zuigeling is gestorven. Dat betekent, dat slechts zes van de ongeveer honderd gezinnen van Cadier en Keer, verantwoordelijk waren voor een kwart van de totale zuigelingensterfte in die tijd.
Joannes Aerts (Iandbouwer) en Gertrudis Roosenhout:
Datum overlijden |
leeftijd |
|
augustus 1882 maart 1842 februari 1845 |
3 weken 5 maanden 10 dagen |
1e kind 3e kind 5e kind |
Louis van Promeren (Iandbouwer) en Anna Thijssens:
Datum overlijden |
leeftijd |
|
januari 1842 juli 1849 maart 1852 |
4 maanden 7 maanden 9 maanden |
1e kind 5e kind 7e kind |
Petrus Spronck (Iandbouwer) en Helena Willems:
Datum overlijden |
leeftijd |
|
maart 1844 mei 1845 december 1849 juni 1851 augustus 1855 |
13 dagen 2 maanden 1 maand 5 1/2 maand 12 maanden |
1e kind 2e kind 5e kind 6e kind 8e kind |
Egidius Lemmens (dagloner/timmerman) en Petronella van Promeren:
Datum overlijden |
leeftijd |
|
juli 1837 april 1841 maart 1842 |
6 weken levenloos levenloos
|
3e kind 5e kind 6e kind |
Joannes Wouters (procureur) en Ida Schijns:
Datum overlijden |
leeftijd |
|
augustus 1833 januari 1841 oktober 1842 |
6 weken 1 jaar 2 weken |
3e kind 8e kind 9e kind |
Egidius Lemmens (Iandbouwer) en Maria Dobbelsteijn:
Datum overlijden |
leeftijd |
|
november 1842 november 1850 november 1850 |
1 1/2 maand doodgeboren 5 dagen |
1e kind 3e kind 4e kind |
Riskante winters Tussen 1833 en 1852 is een aantal winters geweest, waarin bijzonder veel zuigelingen zijn gestorven. Meestal gingen deze kindjes binnen enkele dagen of binnen enkele weken dood. Zo zijn in 1834 van de negen in dat jaar gestorven zuigelingen er acht in de wintermaanden gestorven. Andere voorbeelden zijn 1842, toen zeven van de negen en 1844 toen zes van de zeven zuigelingen in de winter zijn doodgegaan.
Oudere moeders Het kwam in die tijd nogal vaak voor dat moeders tussen hun vijfendertigste en vijfenveertigste jaar en in enkele gevallen op nog hogere leeftijd, een kind kregen. Dat ging nogal eens fout; soms direct bij de geboorte en soms als de zuigelingen een aantal weken of enkele maanden oud waren. Zo zijn in de gezinnen met de meeste zuigelingensterfte veel zuigelingen gestorven van moeders, die al de nodige kinderen hadden gebaard en die intussen op een risicovolle leeftijd waren gekomen. Bijvoorbeeld Ida Wouters-Schijns was drieenveertig jaar toen zij haar achtste kind kreeg en vijfenveertig toen het negende kind werd geboren. Deze kinderen werden een jaar respectievelijk twee weken oud. Anna van Promeren-Thijssens kreeg haar zevende kind toen ze achtendertig en haar achtste kind toen ze eenenveertig jaar oud was. Ook deze beide kindjes zijn jong gestorven: het ene toen het negen maanden was en het andere toen het drie jaar was. Catharina Bessems-Spronck was tweeënveertig toen ze haar negende en zelfs al achtenveertig jaar toen ze haar elfde kind kreeg. Haar negende kind werd toch nog eenendertig maanden oud, maar haar elfde slechts twee maanden.
Lies Blom uit Honthem, echtgenote van Jan Brouwers, met op haar schoot dochter Fien Brouwers en zittend voor haar Mathieu Brouwers. Links Pierre Blom en rechts Pierre Brouwers (foto uit 1944).
Tweelingen Tweelingen kwamen in die tijd in Cadier en Keer heel weinig voor. Maar als er een tweeling kwam, was het risico dat een of beide kindjes stierven groot. Dat was zeker zo als de moeder een 'gevaarlijke leeftijd' had bereikt. Egidius Lemmens en Petronella van Promeren moesten in 1850 beide tweelingkindjes als levenloos bij de Burgerlijke Stand aangeven. De moeder was bij de geboorte 39 jaar. Barbara Pluijmakers-Geelen was 40 toen zij in 1834 een tweeling kreeg, waarvan er een dood is geboren. Ook Gertrudis Jeha-Wijsen heeft in 1839, toen zij 43 jaar was, een van haar tweelingmeisjes, al na een dag verloren. Bijna twee jaar later is Gertrudis zelf overleden. Zij had tussen haar 21e en 43e jaar twaalf kinderen ter wereld gebracht.
Drie tweelingen op peuterspeelzaal Pinokkio in 2004 Links Sander (beneden) en Jordy Purnot, in het midden Sophie en Julie Souren, en rechts Joey en Naomi Lemlijn.
Toch ging het niet altijd fout met tweelingen. Zo heeft Catharina Bessems-Spronck weliswaar drie kinderen verloren, maar in 1845 heeft zij op 38-jarige leeftijd, een gezonde tweeling ter wereld geebracht. Ook Maria Schreurs-Thomassen bewees in 1840, toen ze 34 was, dat het met een tweeling in die tijd ook wel eens goed kon aflopen, zeker als de moeder niet te oud was.
Moeders die in het kraambed stierven Bijzonder verdrietig was het, wanneer niet alleen het kind, maar ook de moeder in het kraambed stierf. Zo verloor Egidius Lemmens niet alleen drie kinderen, maar op 21 maart 1842 ook nog zijn vrouw Petronella van Promeren. Zij is op veertigjarige leeftijd in het kraambed gestorven. Egidius is later opnieuw getrouwd met Maria Agnes Pirnaij. Het noodlot bleef Egidius achtervolgen, want in 1849 werd ook uit dit huwelijk een kindje doodgeboren. Ook in 1842, maar ruim een maand na de dood van Petronella van Promeren, vond eveneens Anna van Laer, één dag na de geboorte van haar zoon, de dood in het kraambed. Zij was getrouwd met landbouwer Petrus Bessems. Anna overleed toen ze bijna vierenveertig jaar oud was. Het kindje overleed toen het 21 maanden oud was. Een paar jaar eerder, op 3 december 1840, stierf Maria Elisabeth Schreurs, echtgenote van dienstknecht Christiaan Ruijpers, in het kraambed; eveneens één dag na de geboorte van haar zoontje. Maria was pas vijfentwintig jaar oud.
Samenvatting Tussen 1833 en 1852 woonden in Cadier en Keer ongeveer honderd gezinnen. Er werden in die tijd in ons dorp per jaar minstens tien en in sommige jaren een dertigtal kinderen gebaard. Daarvan werd gemiddeld één kind dood geboren en van de levend geboren kinderen haalde één op de vier niet de leeftijd van één jaar. Tussen 1841 en 1845 stierf zelfs één op de drie kindjes binnen het jaar. Dat was veel meer dan b.v. in Noord-Limburg waar slechts één op de tien kindjes binnen een jaar de dood vond.
Het waren vaak dezelfde gezinnen waar zuigelingen stierven. Vaak ook ging het om moeders die al veel kinderen hadden gebaard en op een riskante leeftijd waren gekomen. De meeste kindjes stierven in de winter. Als er al een tweeling werd geboren, stierf die meestal snel. Bijzonder triest was het wanneer moeder en kind in het kraambed stierven. Ook dat gebeurde nogal eens. De opvallend hoge zuigelingensterfte in Cadier in Keer in die tijd roept vragen op naar de oorzaken. Op deze vragen zal ik in een volgend artikel antwoord proberen te geven.
|