Dinsdag de favoriete trouwdag
Gebruiken rond verkering en trouwen
Door Jo Purnot

Zou je nu nog aan een jong stel van rond de eeuwwisseling (20e eeuw) kunnen vragen hoe zij elkaar hebben leren kennen, dan luidde waarschijnlijk het antwoord: onze akkers liggen naast elkaar, of op 't konzaer (weidefeest), of we hebben op dezelfde plaats gedeend (gewerkt). De mogelijkheid om elkaar te treffen, was geringer dan tegenwoordig en het vrij-zijn beperkte zich tot de zondag(middag).

 

In het verleden was gemengde ontspanning een doorn in het oog van de Kerk. Volgens geschriften van een paar eeuwen geleden "waren de onbeschaemde samenkomsten van jongmans en dogters in de herberg een verfoeylijck misbruyck".  De "wortels van het quaedt" waren hardnekkig. Priesters kregen opdracht de absolutie en de sacramenten te weigeren aan herbergiers, die gemengde ontspanning organiseerden. Ook ouders die hun kinderen niet beletten daar heen te gaan, was hetzelfde lot beschoren. Vijftig jaar geleden was er nog niet zoveel veranderd, want op kermiszondag riep de pastoor vanaf de kansel het en verdoemenis af over de ouders, die 's avonds de kinderen naar het bal lieten gaan. Pastor Frissen (1950-1963) voegde daar nog aan toe, dat ze er op moetsen toezien dat hun dochters geen "slangenstront", zoals hij lippenstift noemde, op hun gezicht smeerden. Kort na de Tweede Wereldoorlog vroeg Jeu Kessels namens zijn zwager Pie Gilissen, plaatselijke zaalhouder, een dansvergunning aan voor de oktoberkermis. Enkele dagen later ontving hij een anonieme brief. In deze brief stelde de schrijver Jeu verantwoordelijk voor alle zonden, die zich op de dansvloer zouden voordoen. Hij schatte het aantal zonden voor elke danser op tien per avond. Overigens, het bal ging gewoon door.......

 Op zoek

valeriaanOm als meisje aan-de-man te komen, waren er verschillende mogelijkheden. Zo werden in bepaalde plaatsen voor de al wat oudere meisjes "vrijstermarkten"georganiseerd, plekken waar huwbare jongedames zich verzamelden in afwachting van een uitnodiging van de aldaar rondhangende jongemannen. Ook gingen in sommige dorpen de meisjes zondags na de hoogmis op de muur van het kerkhof zitten wachten totdat de jongens het in de herberg uitnodigden. Soms liepen meisjes met en zakje kruiden op het lichaam. Niet om lekker te ruiken, maar omdat ze dachten dat die kruiden speciale krachten bezaten. Vooral valeriaan scheen erg doeltreffend te zijn. Deze moest wel op de eerste vrijdag van mei vlak voor zonsopgang geplukt zijn. Jongens konden het beste de geschilde stengel van de grote klis met wat zout en peper eten. Ditzelfde middel werd ook aan het vee gevoerd in de hoop, dat het daarvan extra bronstig zou worden.
Oudere dorpsgenoten herinneren zich dat de jonge meisjes op zondag vaak langs de Rijksweg tot aan de Sjtêine Brök (boven Fommestraat) flaneerden, met de bedoeling de aandacht van het andere geslacht te trekken. Ook waren de weideconcerten in Honthem erg geliefd. Hier kwamen veel jonge mannen uit andere dorpen. Bleef succes uit, dan gingen de vrouwtjes op bedevaart naar Wittem, waar ze hoopten dat de heilige Gerardus "hier boven" een goed woordje voor hen zou doen.
Wanneer de jonge mannen al wat ouder waren en weinig geluk hadden op het liefdespad, schakelden ze vaak een compagnon in. Deze ging als een soort postillon d'amour op zoektocht. Slaagde hij, dan kon hij op een fikse premie rekenen.
Voor ouders was het een zorg hun dochters "geplaatst"te krijgen, getuige het spreekwoord: 'n hoês vol maedsjes is wie ‘ne kelder met zoeër beer (een huis vol meisjes is als een kelder met zuur bier) of e bak en e broêt motte flot 't hoês oêt (een big en een bruid moeten snel het huis uit). Een jongen kreeg het advies een meisje niet op de dansvloer, maar thuis te leren kennen: de bèste keu wuëre op sjtâl gegolle (de beste koeien worden op stal gekocht). Ook werd hem aangeraden bij een eerste kennismaking goed om zich heen te kijken want: oe e mager pieërd is en ‘ne vette hoond, dao is 't good vríj-je (waar een mager paard is en een vette hond is het goed verkering te hebben).

De verkering

Wanneer vóór de oorlog de jongen bij het meisje thuis mocht komen, was dat de start voor de verkering. In het begin bleven die bezoekjes beperkt tot de zondagavond. Na verloop van tijd werd dit vervroegd tot het tijdstip dat de ouders de nonrsjlaop (middagdutje) achter de rug hadden. Het meisje sprak dan trots van m'ne leefste. De middag en avond werden vaak binnenshuis met kaarten doorgebracht. De jongen bleef meestal tot een uur of half tien. Het hoofd des huizes stond erop, dat hij de rozenkrans bleef meebidden, eerder mocht hij niet weg. Werd het na verloop van tijd echt serieus, dan mocht de wek gedeeld worden. De jongen maakte dan ook op woensdag zijn opwachting. Het meisje kwam maar hoogst zelden bij de jongen thuis; dat hoorde niet. Vaak gebeurde dat pas enkele weken vóór haar trouwen. Bij hoge kerkelijke feestdagen, zoals Eerste Kerstdag, Paasdag, Pinksterdag en Allerheiligen, moest het meisje het zonder vrijer stellen. Dit gold ook voor de Advent en Vastentijd.

 huwelijkBisscheroux_Heijnen

Huwelijksfoto Pie Bisscheroux en Mai Heijnen (1 februari 1936). De foto is gemaakt voor het woonhuis Heijnen in de Kerkstraat (nu nummer 109).

Onderste rij (zittend) van links naar rechts: Nèt Bisscheroux-Brouwers met zoon Sjeng, echtgenoot Jup Bisscheroux, moeder Nes Bisscheroux-Halders met Franske Mingels, Louis Heijnen met Mia Mingels, Johanna Heijnen-Everaerts en Math Everaerts.
Middelste rij: Nèt Bisscheroux, Bèr Heijnen, Nèt Martin, Lies Mingels-Bisscheroux, bruidegom Pie Bisscheroux, bruid Mai Heijnen, Anna Bisscheroux, Hai Heijnen, Nèt Heijnen, Tinus Essers, Adam Goessens en Lies Heijnen.
Bovenste rij: Leike Schreurs, Fien Huls, Nico Spronck, Nèt Schijns, Harry Bisscheroux, Bep Heijnen, Lambert Tillie, Anna Heijnen, Bèr Bisscheroux en Sjiel Heijnen.

De meisjes uit Keer die met een jongen uit het eigen dorp verkering hadden, waren een beetje in het voordeel. Men sprak van te voren af welke missen men zou bijwonen. Als ze dan beiden in de kerk zaten, konden ze stiekem naar elkaar kijken. Behalve als de plaatsen, die elk gezin in de kerk had gehuurd, ongunstig ten opzichte van elkaar lagen. Na de heilige mis buiten met elkaar praten was er niet bij. De jongemannen met lef waagden het eens kwânsíjs langs het huis te fietsen, in de hoop toch een glimp van hun aanstaande op te vangen. Ook 't Sjtaegske (steegje) naast Lemmerling werd vaak als ontmoetingsplaats gebruikt (Waar nu bakkerij Steevens is, stond vroeger boerderij Claessens. Daarachter liep en steegje dat vanuit de Kerkstraat in de Limburgerstraat uitkwam).

 In de dorpen trouwde men veel "onder elkaar", ook in Keer. In de negentiende eeuw was hier bijna iedereen aan elkaar verwant. Dat was niet zo vreemd, want vóór het fietstijdperk speelden afstanden een grote rol. Verkering in een dorp vijf kilometer verderop, betekende tweemaal een uur lopen. Daar kwam nog bij dat de jongens zich niet gemakkelijk de meisjes van hun dorp lieten afnemen. Ons dorp was in het verleden hiervoor berucht. Menigeen werd het dorp uitgepest. Vijftig jaar geleden kwam het nog voor dat men een jongeman die een oogje had op een Keerder schone, de hele avond in een varkensstal bij de kreem (zeug) opsloot. Ook kwam in die tijd een groepje jongens uit Gronsveld geregeld naar Keer. De witte regenjassen die ze droegen, maakten flinke indruk op de Keerder meisjes. Toen de Keerder jongemannen dat in de gaten kregen, werden alle witte jassen met kar-olie ingesmeerd, zodat ze voorgoed onbruikbaar waren. Wie dus wilde komen vrijen, moest over durf en geduld beschikken. Of de jongedames het altijd eens waren met hun mannelijke dorpsgenoten valt sterk te betwijfelen.
Namen de huwelijksplannen vaste vorm aan dan ging het toekomstig paar nara de pastoor. Deze overtuigde zich eerst van de kennis van de kristeliêr (catechismus) voordat hij toestemming gaf om te trouwen. Midden jaren zestig van de vorige eeuw werden de trouwlustigen naar een verlovingscursus gestuurd. Tijdens zo'n cursus kwamen niet alleen geloofskwesties aan de orde, maar traden ook een kinderarts en een gynaecoloog op. Drie zondagen voorafgaande aan het huwelijk vonden tijdens de hoogmis de "roepen" plaats. Het had gen pas, dat de toekomstige bruid en bruidegom in de kerk waren als hun namen van de kansel werden afgeroepen. Had iemand bezwaren tegen het huwelijk of waren er huwelijksbeletsels, dan was men verplicht die direct aan de pastoor mee te delen. Deze moest dan eerst de bezwaren oplossen, alvorens hij het huwelijk mocht inzegenen. In sommige gevallen was het mogelijk dispensatie van de roepen te krijgen, bijvoorbeeld om roddel te voorkomen als het toekomstig bruidje hoogzwanger was of bij hertrouwen van een weduwe of weduwnaar.

 

Ketelmuziek
Het was traditie om bij hertrouwen van een weduwe of weduwnaar te hoùwe (ketelmuziek maken). Allerlei gereedschap werd gebruikt, zoals karrenwielen, ketels en pannen. Men rammelde met kettingen, sloeg o de deksels, kortom als het maar herrie maakte. In het verre verleden wilde men waarschijnlijk op deze manier de geest van de overledene verjagen, die uit nijd het geluk van het nieuwe bruidspaar zou kunnen verstoren. Het is bekend, dat in de negentiende eeuw in Limburg door de buren ook ketelmuziek werd gemakt als een soort straf (gericht) bij herhaaldelijk voorkomende echtelijke ruzies, weigering om een zwangere vrouw te huwen, buitenechtelijk samenwonen of bij dwaas geachte trouwplannen, bijvoorbeeld als er sprake was van een erg groot leeftijdsverschil. De sociale controle was groot. Men kon het niet hebben dat in een kleine gemeenschap, waar de mensen sterk op elkaar aangewezen waren, men zich aan die controle onttrok. Vanaf het eind van de negentiende eeuw kreeg het hoùwe een meer ludiek karakter en werd het gebruikt om degene die hertrouwde een ton bier af te zetten. Het slachtoffer liet de jongemannen enkele uurtjes herrie maken, waarna de onderhandelingen werden geopend. Werd genoeg bier geboden, dan werd de ketelmuziek gestaakt en dook men tevreden de herberg in. Een enkele keer was het hoùwe een zaak van lange adem. Dagen achter elkaar moest men doorgaan, alvorens het beoogde resultaat bereikt werd. Werd men het niet eens, dan begeleidde men het bruidspaar met ketelmuziek naar de kerk. Die schande zou het paar zijn verdere leven blijven achtervolgen Toen in de jaren vijftig van de twintigste eeuw de burgemeester, na het overlijden van zijn echtgenote, opnieuw ging trouwen, moest op last van de politie het hoùwe worden gestaakt. Een traditie, die bij de gewone man gold, paste blijkbaar niet bij de notabelen. Dit betekende echter nog niet het einde van dit oud gebruik, want in de jaren zestig werd in ons dorp nog gehoùwe . Daarna is het gebruik verloren gegaan.

 

De trouwdag
Aan het wettelijk huwelijk werd nauwelijks aandacht geschonken. Men ging naar het gemeentehuis omdat het moest. Het kwam voor dat men na de ceremonie weer gewoon aan het werk ging.
Het huwelijk was een band voor het leven. In de hele negentiende eeuw komen we in de gemeente Cadier en Keer geen enkele echtscheiding tegen. Wel vermeldde het bevolkingsregister op het eind van de negentiende eeuw twee gevallen, waarin mannen hun echtgenotes in de steek lieten. In het ene geval woonde en werkte de man in Maastricht en liet hij zich nog zelden in Keer zien. In het andere geval schreef de ambtenaar in april 1893 bij het overlijden van een vrouw, dat de verblijfplaats van haar man sedert vier maanden niet bekend was.

HuwelijkVroemen_Spronck 

Huwelijksfoto Sjo Vroemen en Lies Spronck (8 juli 1942) met, zoals toentertijd gebruikelijk, elke generatie op een "eigen rij".

Zittend van links naar rechts: Sjeng Pinckers, Lisa Pinckers-Vroemen, Maria Vroemen (Bemelen), Tinie Houben (meisje), Nico Houben (jongen), Fien Houben-Spronck, Jeu Houben en Maria Spronck.
Staand onderste rij: Nèt Spronck, echtpaar Spronck-Lemmens, Maria Catharina Ackermans-Wauthelé, Piet Vroemen (Bemelen), bruidspaar Sjo en Lies Vroemen-Spronck, Sjiel Spronck, Anna Ackermans en Pie Spronck.
Staand bovenste rij: Lies Ackermans, Nico Spronck, verloofde van Pierre Bessems, Pierre Bessems, Christien Bessems, Hai Kleijnen, Jo Spronck en Pierre Brouwers.

De Kerk bepaalde dat het huwelijk in de voormiddag openlijk in de kerk, tijdens de heilige mis, moest worden gesloten en dat niet getrouwd mocht worden voordat het paartje gebiecht had. Vóór de oorlog trouwde men in het algemeen om half tien. Voor de bieëter lùi-j (deftige mensen) gold tien uur. 's Morgens vroeg liet men meestal een mis lezen voor de overleden familieleden. Na de huwelijksmis legde de bruid, zoals nu ook nog de gewoonte is, bij het Maria-altaar bloemen. Als echter bekend was dat ze in verwachting was, liet de pastoor dat niet toe. In het verre verleden wees de parochieherder twee keer per jaar zijn parochianen erop dat het huwelijk alleen geldig kon zijn als het gesloten was in tegenwoordigheid van de eigen pastoor en van tenminste twee getuigen. Verder moest de pastoor ervoor zorgen, dat de aanstaanden niet hetzelfde huis bewoonden: "zulk samenwonen was ergerlijk misbruik, dat met alle kracht moest worden tegengegaan", schreef de bisschop. Tegelijkertijd schreef hij voor, dat buren die het bruidspaar naar de kerk begeleidden niet gewapend mochten zijn en dat schieten in de kerk uit den boze was...... Het bruidspaar moest onderwezen zijn in de grondbeginselen van het geloof: het maken van een kruisteken, het Onze Vader, de twaalf artikelen van het geloof, de tien geboden van God, de vijf geboden van de Kerk en de zeven heilige sacramenten. Trouwen met een niet-katholiek was niet gewenst, "want bij twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen!"

De dag van de week waarop men trouwde werd door velerlei omstandigheden en opvattingen bepaald. Maandag was uitgesloten, omdat dan niet voldoende tijd was om vlaaien en mikken te bakken; vrijdag om dat Onze Lieve Heer op vrijdag gekruisigd was. Ook mocht men de gasten op vrijdag niet op vlees trakteren. Tegen de zaterdag had de pastoor bezwaar, want hij wist dat zijn schaapjes tot in de vroege uren feest zouden vieren, waardoor de zondagsplicht wel eens in het gedrang kon komen. Mestal werd daarom op maandag voor de wet gertrouwd en op dinsdag voor de Kerk.
Bij het gewone volk droeg de bruid een zwarte of blauwe jurk, die tot de schoenen reikte. Menig huisvader zal gezegd hebben wanneer zijn dochter met het verzoek kwam om in het wit te trouwen: Witste waal va waeste bes (weet je wel van wie je bent). Al vroor het dat het kraakte, ze mocht geen mantel dragen. Na de bruiloft werd de japon korter gemaakt en werd deze opgedragen. De witte bruidsjapon werd pas na de oorlog algemeen. Vaak werd met de tule de wieg van de eerste baby bekleed.
De ouders van de bruid betaalden de bruiloft. In haar ouderlijk huis vierde men ook het feest. In de zomer werd een stal ontruimd, de vloer geveegd, de muren gewit en op de balken vers stro gelegd. Als het even kon, slachtte men een varken, een schaap of soms zelfs een kalf om de gasten goed vlees voor te kunnen zetten. Het diner was rond één uur, een echt culinair feest, al was het alleen al omdat het uit drie gangen bestond en men voor elke gang een apart bord kreeg.

HuwelijkSmeets_Dubois 

Laurentius Smeets en Anna Dubois (4 mei 1943)

Werd het diner door een vreemde klaargemaakt (de koeëk), dan ging een van de disgangers met de pet rond, waarbij hij goed in de gaten hield welke fooi men gaf. Na het eten trok een groot gedeelte van de genodigden de straat op. Wandelen!

Soms probeerde de jeugd van Keer ook een graantje van de bruiloft mee te pikken. In het algemeen stonden de vlaaien en koude schotels in de kelder. Het was dan niet zo moeilijk om met een lange stok waarop een spijker was geslagen, via het keldergat, dat om praktische redenen meestal aan de straatkant lag, een stuk vlaai of vlees naar buiten te trekken. Tijdens een bruiloft in een boerderij langs de Rijksweg gaf dat een keer problemen. Wellicht door ervaring wijs geworden was de vlaai wat verder weggezet. Geen nood, de kleinste belhamel liet zich door het keldergat naar beneden zakken. Echter, hij trapte per ongeluk op de waterleidingbuis die onder het keldergat doorliep. Die dunne buis was niet tegen het gewicht van de jongen bestand en brak. Het vervolg laat zich raden: het water spoot de kelder in, waar tot overmaat van ramp ook de sjlaâm (steenkolenslik) lag opgeslagen. Een gedeelte van de vlaai, taarten en koude schotel zat onder de zwarte smurrie en de jongeman zat als en rat in de val.
Op de huwelijksdag speelden bijgeloof en tradities een rol. Zo was het belangrijk, dat het op de trouwdag goed weer was en dat men de kat goed voerde. Ook moest volgens een oud gezegde de bruid in een droevige stemming verkeren, want "weent de bruid op de trouwdag niet, dan vloeien de tranen in het huwelijk". Wilde de bruid verder nog het geluk afdwingen, dan moest zij get aws, get blaws, get geliêns en get nùits (iets ouds, iets blauws, iets geleends en iets nieuws) op haar huwelijksdag dragen. Dit laatste gebruik werd enkele jaren geleden in ons dorp nog regelmatig toegepast.
Het geven van een ring was in de Romeinse tijd al gewoonte bij het afsluiten van een contract. Men beweert weleens dat in onze streek de trouwring in de plaats is gekomen van het huwelijks- of handgeld. De ring hoort aan de ringvinger thuis, omdat volgens een oud volksgeloof van daaruit een zenuw naar het hart loopt.

 Dit artikel kwam tot stand met medewerking van Margriet Beetstra Tillie, Christien Beijers-Broers, Jean Beijers, Anneke Fraats-Janssen, Maria Geelen-Janssen, Jean Janssen, Anneke Schiepers-Brouwers, Annie Purnot-Roebroeks, Hanneke Butink-Tillie en Lei Haesen.

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME