Historie
Kerkelijk met Cadier (en Keer) verbonden
Het verleden van Honthem (deel 2)
door Fons Meijers
In dit vervolg op het artikel over het verleden van Honthem dat in het Jaarboek 2010 is gepubliceerd, worden de gevolgen voor Honthem geschetst van de kerkelijke relatie met Cadier (en Keer). Verder wordt een beeld gegeven van het boerenbestaan van de inwoners van Honthem in het verleden.
1. Sinds mensenheugenis één parochie
Besluit bisdom Luik
Volgens historicus Jenniskens zijn er sterke aanwijzingen dat het aaneengesloten gebied van Heugem, Cadier en Honthem oorspronkelijk één parochie heeft gevormd. Heugem fungeerde als moederkerk, Cadier als hulpkerk en Honthem als hulpkapel. Deze parochie viel onder het kapittel van Onze Lieve Vrouw te Maastricht en het bisdom Luik.
Omdat Honthem was gesticht vanuit Gronsveld en tot de heerlijkheid Gronsveld behoorde, zou je verwachten dat Honthem ook bij de parochie Gronsveld zou komen. Dat zou ook zijn gebeurd als de rechters van het bisdom Luik daar geen stokje voor hadden gestoken. Deze wilden niet dat Honthem aan de parochie Gronsveld werd toegevoegd omdat de kerk van Gronsveld door de Heer van Gronsveld was gebouwd (zogenaamde eigenkerk). Dat had onder meer tot gevolg dat de Heer van Gronsveld een duidelijke invloed had op de kerkelijke gang van zaken en een dikke vinger in de pap bij de benoeming van een pastoor via het zogenaamde patronaatsrecht (het recht om een voorstel te doen voor de benoeming van een pastoor).
Om de invloed van de Heer van Gronsveld niet verder te laten uitdijen, besloten de rechters van het bisdom Luik om Honthem bij de parochie Heugem te voegen. Door dit besluit kwam het patronaatsrecht bij het Onze Lieve Vrouwekapittel van Maastricht te liggen.
Heugem te ver
Omdat voor de inwoners van Cadier de afstand naar de parochiekerk van Heugem te groot was, werd op 1 juli 1266 Cadier een zelfstandige parochie. Ofschoon in de stichtingsakte van de parochie Cadier niet over de hulpkapel van Honthem wordt gesproken, mag worden aangenomen, dat vanaf deze datum ook de inwoners van Honthem tot de nieuwe parochie behoorden. Overigens worden Cadier en Honthem pas in 1559 voor het eerst in de stukken van de parochie Cadier als één parochie genoemd. Ook hiervoor zal de geringe omvang van de buurtschap Honthem de reden zijn geweest.
Schuur als kapel
Zoals in het eerste deel van dit artikel (Jaarboek 2010) al is vermeld, kwam Cadier in 1661 in bezit van de (protestantse) Staten-Generaal van de Zeven Verenigde Nederlanden (Staatsen). De inwoners van Honthem kregen als parochianen van de parochie Cadier toen ook te maken met het verbod dat de Staten-Generaal afkondigden op de uitoefening van het katholieke geloof in de Staatse gebieden (waaronder Cadier). De kerk van Cadier werd op 1 mei 1662 gesloten en pastoor Egidius Rutten van Cadier werd vanaf die dag het verblijf in zijn parochie ontzegd. Op 30 april bracht de pastoor de kerkornamenten in processie van Cadier naar Heer, waar de Staatsen veel minder macht hadden. Van die processiegang heeft hij de volgende aantekening gemaakt:
De 30e april, maandag der Kruisdagen, maakte ik onze processieweg vanuit de kapel van Cadier naar de overzij van Blankenberg en de Sangerye, boog tussen die twee hoeven in de buurt van de Sangerye en trok vervolgens door Honthem, een dorp dat weliswaar wat het gerecht betreft onder de Graaf van Gronsveld staat, doch wat het kerkelijke aangaat sinds onheugelijke tijd tot Cadier behoort ( d.w.z. voor de Paascommunie, de jaarlijkse biecht, het dopen en begraven).
Hun kerkelijke plichten hebben de parochianen van Honthem, Keer en Cadier in die tijd toch kunnen vervullen in een schuur die pastoor Christiaan Haesen uit Margraten tot kapel had ingericht. Pastoor Rutten ging er vaker helpen.
Trouw aan Franse Republiek
In de jaren tussen 1795 en 1801, toen Cadier al door de Fransen was veroverd maar Honthem nog niet, verkeerden de inwoners van Honthem in een bijzondere situatie; als parochianen van Cadier moesten ze zich onderwerpen aan de strenge regels van de Franse Staat, maar als inwoners van het Graafschap Gronsveld waren ze vrije burgers van het Duitse Rijk.
Op grond van de Franse regels moesten zij voor een kerkelijk huwelijk toestemming vragen aan instanties van het Franse regime. Pastoor Jaspars van Cadier werd verplicht een eed af te leggen, waarin hij moest zweren trouw te zijn aan de Republiek en aan de Grondwet. Of deze pastoor dat ook heeft gedaan of dat hij tot de pastoors behoorde die dat hebben geweigerd, is niet bekend.
Kerkelijk bleef Honthem, ook na de inlijving door de Fransen, bij de parochie Cadier, die in 1805 werd uitgebreid met Keer.
Mariakapel
De Mariakapel in Honthem werd in 1924 gebouwd, op initiatief van de inwoners van Honthem. Deze hadden behoefte aan een kapel, waardoor het niet meer nodig was om iedere keer als de bronkprocessie in Honthem kwam een rustaltaar te bouwen. In de eerste jaren na de ingebruikname werd de kapel bovendien intensief gebruikt voor het bidden van de rozenkrans. Behalve in de maanden juni, juli en augustus, wanneer op het land gewerkt moest worden, gebeurde dat iedere avond.
Eind jaren veertig werd de kapel weer helemaal van binnen en buiten opgeknapt. Daarna is ze danig in verval geraakt, maar in 1999 door de bewoners van Honthem in oude glorie hersteld.
Foto 10.02
2. Het boerenbestaan
Landarbeiders en pachters
Tegen de tijd dat Honthem werd gesticht waren de boeren geen horigen meer die aan de grond waren gebonden en zich moesten onderwerpen aan het gezag van hun Heer. De eerste bewoners van Honthem waren door de Heer van Gronsveld aangesteld als landarbeiders en werden voor hun arbeid voor een deel betaald in natura en voor een deel in geld. Later kregen boeren van de heer een stuk grond in erfpacht of in termijnpacht (deelpacht waarbij de Heer een vast bedrag ontving van de opbrengst).
Maalrecht
Zo lang het feodale stelsel en de daaraan gekoppelde standenmaatschappij bleven bestaan, zijn ook de inwoners van Honthem in hun vrijheden beperkt. Dat kwam door de rechten die de Heer zich had toegeëigend. Een van die rechten was het maalrecht op grond waarvan de boeren van Honthem verplicht waren hun graan te laten malen in de molen van de Graaf in Gronsveld. Die molen had graaf Justus-Maximiliaan van Bronckhorst in 1622 laten bouwen aan de tegenwoordige Molenweg. In de molen zit een gedenksteen met het volgende opschrift:
IOEST MAXIMILIAN GRAFF VON
BRONCKHORST UND VAN GRONSFELT
FREYHEER VAN BATTENBORCH UND
RIMBURH HEER VAN ALPEN ET
HUNNEPEL ME FIERI FECIT 1622
(Vrij vertaald: Justus Maximiliaan, graaf van Bronckhorst en van Gronsveld, vrijheer van Batenburg en Rimburg, heer van Alphen en Humpel, heeft me laten maken in 1622).
Eigen graanmolen
Ofschoon er door de Fransen in 1801 een eind was gemaakt aan het feodale stelsel en alle rechten van feodale heren werden afgeschaft, heeft het toch nog tot 1854 geduurd voordat Honthem een eigen graanmolen heeft gekregen. Deze werd gebouwd in opdracht van Frans Hochstenbach, die hem in 1866 verkocht aan Mathias Hounjet uit Mheer. De molen was van hout en stond aan de rechterzijde van de weg naar Eckelrade. Mathias Hounjet die de molen zelf in exploitatie nam, was naast molenaar ook timmerman, wagenmaker, hoefsmid, landbouwer en ‘veearts’.
De derde en tevens laatste exploitant van de molen was Pieter Paulus. Hij was tevens caféhouder. Bij zijn toenmalige molenaarswoning, annex herberg (tussen de woningen Honthem 19 en 21) staan nog twee oude molenstenen uit de windmolen.
Boven de voordeur van deze woning hing een uithangbord met het volgende opschrift:
We malen granen en tappen bier
Wie wil borgen kome morgen
(borgen = uitstel van betaling krijgen).
Door de komst van een elektrische molen in Honthem werd de windmolen onrendabel. Deze raakte daardoor in verval en werd uiteindelijk in 1912 afgebroken.
Foto 10.03
Vanaf de Franse tijd behoefden de boeren geen tienden (soort belasting over de opbrengst) meer te betalen en konden zij als vrije boeren zelf hun bedrijfsvoering bepalen. Dat betekende overigens niet dat de boerengezinnen nu minder hard hoefden te werken. De boerenbedrijven in Honthem waren gering van omvang en produceerden bijna uitsluitend voor de eigen voorziening en voor het instandhouden van het familiebedrijfje. Ook het vee werd voornamelijk gehouden voor eigen gebruik. Het gebeurde regelmatig dat de oogst mislukte door de weersomstandigheden of ziekten onder de gewassen of onder het vee. Erger nog waren de plunderingen door de soldaten die tijdens de oorlogen Honthem met een bezoek ‘vereerden’. Al met al is het leven van de boerengezinnen in Honthem vaak moeilijk geweest en heeft menig gezin jaren van armoede gekend.
Schapenteelt
De Franse bezetters hebben de boeren in Honthem gestimuleerd in te spelen op nieuwe mogelijkheden. Zo werd er bijvoorbeeld in 1805 een ‘Societé pastorale‘ opgericht die zich bezig hield met het bevorderen van de schapenteelt. Dit heeft tot gevolg gehad dat de schapenteelt tot halverwege de negentiende eeuw sterk toenam. Daarna werd het al weer minder. Toch heeft in Honthem de schapenteelt langer dan bijvoorbeeld in Cadier en Keer voortbestaan; tot in de jaren dertig van de vorige eeuw. In Honthem waren het kleine boeren, vaak pachters, die een kleine kudde schapen hadden. Dat de kuddes niet groter waren kwam omdat ze deze schapen vooral hielden voor de mest, die uitstekend geschikt was voor het bemesten van de akkers voor de verbouw van rogge, bieten en aardappelen.
De beste mest kwam uit de zogenaamde potstal waarvan er tot 1939 in Honthem nog één heeft gestaan. Zo een potstal werd maar een of twee keer per jaar uitgemest, wat heel goede mest opleverde.
De laatste twee schapenkudden in Honthem waren die van Ties Hochstenbach en van Pie Brouwers. Ook deze beide kudden bestonden uit niet meer dan zo een tachtig schapen.
Honthemerhof
In de tweede helft van negentiende eeuw werkten heel wat inwoners van Honthem in de seizoenen voor de herenboer van de Honthemerhof. Deze ‘hof’ was het grootste boerenbedrijf in Honthem en omgeving. Het was eerst een fruitbedrijf met grote boomgaarden en later een rundveebedrijf.
De Honthemerhof is een vierkantshoeve, die voor een deel al rond 1830 gebouwd zou zijn, maar waarvan de gevelstenen boven de poorten aangeven dat het grootste deel van de bouw heeft plaatsgevonden in de jaren 1847 en 1849.
Overigens is het boerenbedrijf op de Honthemerhof intussen beëindigd.
Foto 10.04
Waterputten
Bij de Honthemerhof stond een van de drie waterputten die Honthem rijk was. Deze werd alleen door de bewoners van de Honthemerhof gebruikt. De andere twee, een bij de Mariakapel en een in de Onderstraat, waren publieke waterputten.
Eerst in 1929 heeft Honthem waterleiding gekregen.
Halte Honthem
In de twintiger jaren van de vorige eeuw werd de stoomtramlijn Maastricht-Vaals aangelegd. In 1907 al hadden 140 inwoners van Keer en 60 uit Honthem een verzoek tot aanleg van de tramlijn aan de minister van Waterstaat ondertekend. De tram, die in Honthem een halte had bij de Sangerij, maakte op maart 1925 zijn eerste rit tussen Maastricht en Gulpen. Voor de verbinding van Keer met Honthem was er een viaduct aangelegd over de Fommestraat (onder de Rijksweg door).
Omdat er op deze lijn elk jaar verlies werd geleden kwam er, na 16 jaar, in april 1938, een einde aan deze tramlijn, waarvan op marktdagen het meest gebruik werd gemaakt.
Ten slotte
Honthem is door de eeuwen heen altijd een kleine buurtschap gebleven, met een 130 inwoners in het begin van de negentiende eeuw en tegenwoordig een 120 inwoners. Het is dan ook niet vreemd dat over het verleden van Honthem maar weinig is geschreven en dus weinig bekend is. Gelukkig is over het verleden van andere plaatsen in de streek, waaronder de ‘verwante’ plaatsen Gronsveld en Cadier meer bekend. Veel van wat in deze naburige plaatsen in de loop van de eeuwen zich heeft afgespeeld is ook van betekenis geweest voor Honthem. In dit artikel is daarom nagegaan welke ontwikkelingen en gebeurtenissen in deze plaatsen gevolgen hebben gehad voor Honthem en wat die gevolgen geweest kunnen zijn. Op die manier kon toch een beeld gegeven worden van het verleden van Honthem. Het probleem bij zo een ‘doorvertaling’ van gebeurtenissen elders is wel dat de kans op vergissingen groter wordt. Vandaar dat nogal vaak de woorden ‘mogelijk’ en ‘waarschijnlijk’ moesten worden gebruikt. Om meer zekerheid te verkrijgen over het verleden van Honthem is nader onderzoek nodig.
Geraadpleegde Literatuur:
- Purnot, Jo e.a.: Honthem; Een historisch fotoboek, 2002
- Jenniskens, A.H.: Heugem; Klein Dorp in een grote wereld. Maastrichts Silhouet, 2008
- Hartmann, J.H.L.: De reconstructie van een Middeleeuws Landschap, Nederzettingsgeschiedenis en instellingen van de Heerlijkheden Breust en Eijsden, 1986
- Renes, J.: De geschiedenis van het Zuidlimburgse Cultuurlandschap, 1988
- Clermont, J.H. en Jaspars E.J.M.: Geschiedenis van de Rijksheerlijkheid Gronsveld, 1960
- Ubachs, P.J.H.: Handboek voor de geschiedenis van Limburg, 2000
- De Wit, J.J. en Flament, A.J.A. de : Publications, 1911
- Becker, Wiel; De windmolen in Honthem, Keerder Kroniek jrg. 1 nr 2
- Becker, Wiel en Purnot, Jo: Kent u deze plek? (De kapel van Honthem), Keerder Kroniek jrg. 2 nr 3
- Haesen, Lei: Een stoomtram tufte langs Keer, Keerder Kroniek jrg. 2 nr 4
- Haesen, Lei: Keer en Honthem voor 1828, Keerder Kroniek jrg. 7 nr 1
- Purnot, Jo: 60 jaar bevrijd, Keerder Kroniek jrg. 8 nr 1