Bierbrouwerij ‘De la Colline’

Historie

Wijn bottelen en bier brouwen
Bierbrouwerij ‘De la Colline’
Drs. Harry H.M. Beckers

Dat paters goede bierbrouwers zijn hebben zij in de loop van de geschiedenis genoegzaam bewezen. Tot op de dag van vandaag kunnen wij genieten van een goed glas gerstenat gebrouwen in een ambachtelijke kloosterbrouwerij. Dat de paters van het Missiehuis wijn bottelden is in ons dorp algemeen bekend. Nagenoeg onbekend is dat er in de Keerderberg ook bier is gebrouwen. Alhoewel de schriftelijke bronnen zeer schaars zijn, is toch voldoende bekend voor een artikel over die bierbrouwerij.

Levensonderhoud
Toen zich met Pasen 1893 de eerste priesterstudenten (hoofdzakelijk afkomstig uit de Elzas) in het pas gebouwde Missiehuis voor hun studie meldden, moest er dagelijks ‘brood op de plank komen’. Dat was geen eenvoudige zaak want het door de paters verzorgde onderwijs (in het Frans) werd door de Nederlandse overheid niet gesubsidieerd. Pater Gaston Desribes, de stichter van het Missiehuis, en zijn staf waren daardoor volledig op zichzelf aangewezen voor het verwerven van de noodzakelijke financiële middelen. Die middelen waren nodig niet alleen om het lesmateriaal aan te schaffen maar ook om in het dagelijks levensonderhoud van de paters-docenten en de studenten te voorzien.

Daartoe werd een heuse boerderij opgezet met koeien en varkens. Boter werd in de eerste jaren gemaakt in een deel van het voormalige melkhuis van de villa Wyckerveld aan de Meerssenerweg achter het NS-station. Die gebouwen waren gehuurd van een lid van de bekende Regoutfamilie (mr. Eugène Regout). De noodzakelijke groente werd geteeld in de grote moestuin; het fruit kwam van de eigen boomgaard. Het bewaren van zowel de groente als het fruit gebeurde in ondergrondse, in de mergel uitgehouwen ruimtes. Een belangrijke inkomstenbron werd aangeboord door het bottelen (in flessen doen) en vervolgens verkopen van wijn. Daarvoor werd een gedeelte van de mergelgrot in de Keerderberg ingericht; de omstandigheden voor het bewaren van de wijn in de mergelgrotten waren ideaal vanwege de in de grotten heersende constante temperatuur. Aanvankelijk beperkten de paters zich tot de import van miswijn. Deze kwam uit Samos (een Grieks eiland in de Middellandse Zee). De sociëteit had zich daar in 1886 eveneens door bemiddeling van Gaston Desribes gevestigd. In grote houten tonnen werd de wijn naar Europa verscheept, onder meer naar de Keerderberg. De verkoop was kennelijk zo winstgevend dat al spoedig ook de ‘betere’ wijnen tot het assortiment gingen behoren. De heren geestelijken en de gegoede middenstand wisten de weg naar de wijnkelder van de paters al snel te vinden.
Ook op het terrein van ‘het huishouden’ was men ‘zelfvoorzienend’. Wassen, koken, strijken, schoonhouden organiseerden zij zelf. Het waren de zusterreligieuzen (les Soeurs de Notre-Dame des Apôtres) die deze taak voor hun rekening namen.

2016 2017blz71

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



De Lourdesgrot

Pater Gaston Desribes, geboren op 8 januari 1848, was afkomstig van het bisdom Tarbes waartoe ook het dorp Lourdes behoorde. Doordat hij uit dezelfde streek kwam, kende hij de familie Soubirous persoonlijk. Bernadette Soubirous aan wie de H. Maagd meermaals verschenen was in de grot Massabielle, had hij in het Sint-Gildardklooster te Nevers in 1873 bezocht. Bij die gelegenheid heeft hij haar om gebed gevraagd voor zijn opdracht om een opleiding voor missionarissen te stichten in Clermond Ferrand. Dat hij Bernadette bij die gelegenheid gesproken zou hebben over een missiecollege in Cadier en Keer, zoals in verschillende publicaties te lezen is, berust niet op waarheid. Toen pater Desribes bijna twintig jaar later door zijn congregatie naar Nederland werd gestuurd, was Bernadette al lang overleden (16 april 1879). Wel heeft pater Desribes ervoor gekozen om eerst de Lourdesgrot te bouwen en daarna pas het Missiehuis. Kennelijk wilde hij daarmee de bescherming van de H. Maagd Maria verkrijgen. Of ging het meer om de inkomsten uit de grot om daarmee een deel van de bouw- en inrichtingskosten te betalen?

2016 2017blz72

De Lourdesgrot met links een gebouwtje dat als verkooppunt voor devotionalia diende.

De bouw van de grot was een schot in de roos. De grot trok vele duizenden pelgrims uit de hele regio Zuid-Limburg en daarbuiten en groeide al snel uit tot een regionaal cultusoord van Lourdes. Het dorpje in de Pyreneeën zelf groeide dankzij de verschijningen, gebedsverhoringen en genezingen uit tot de beroemdste Mariabedevaartplaats ter wereld. En omdat een reis naar Lourdes in die tijd lang niet voor iedereen was weggelegd, was de Lourdesgrot in ons dorp een uitstekend alternatief. Daarbij had Desribes kennelijk een vooruitziende blik want de grootse opbouw en de ligging van het bedevaartpark bracht met zich dat er een paar duizend gelovigen een plek konden vinden.De grote aantallen bedevaartgangers zullen ongetwijfeld hebben bijgedragen tot het behalen van een aanzienlijke omzet. Vanuit een gebouwtje - aan de grot aangebouwd - werden allerlei devotionalia verkocht zoals rozenkransen, kaarsen en Mariabeeldjes. Belangrijk verkoopproduct was het Lourdeswater dat rechtstreeks vanuit Lourdes werd aangevoerd. Ook snoepgoed als chocolade behoorde tot de koopwaar. Het gebouwtje staat er nog en doet momenteel dienst als opslagplaats voor kaarsen van de grot.

Start bierbrouwerij
Steeds op zoek naar mogelijke inkomstenbronnen zag de leiding van het Missiehuis ook brood in de exploitatie van een brouwerij. Of het initiatief daartoe uitging van Desribes zelf of van een derde (ondernemer) valt niet meer te achterhalen. Vermoedelijk is Desribes op een of andere wijze in contact gekomen met een zekere heer Bosch, brasseur (bierbrouwer) te Wijk-Maastricht. Heeft deze Desribes gewezen op de financiële voordelen die de exploitatie van een bierbrouwerij met zich bracht of is Desribes - steeds op zoek naar financieel aantrekkelijke exploitatiemogelijkheden – zelf op dit idee gekomen? De exploitatie van een bierbrouwerij was - zeker in die tijd - een lucratieve mogelijkheid om inkomsten te verkrijgen. Onze indruk is dat Bosch ingehuurd was om de brouwerij op te starten en SMA-broeders in de praktijk van het bierbrouwen in te wijden. Als die opleiding voltooid was en de broeders voldoende ervaring met brouwen hadden opgedaan was het moment daar om de exploitatie in eigen hand te nemen.

Hoe het ook zij, duidelijk is dat de kennis van Bosch in de opstartfase niet kon worden gemist. Daarbij was het wel ‘handig’ als de bierbrouwer in de nabijheid van de brouwerij zou wonen. Om dit mogelijk te maken kocht Desribes op 8 oktober 1895 een perceel in Backerboschdelle van mevrouw Frijns, weduwe van de heer van Hoven te Scharn. Op dit perceel bouwde hij voor Bosch de thans nog bestaande woning Rijksweg 13. Deze woning ligt aan het voor het verkeer afgesloten verbindingsweggetje tussen de Rijksweg en het Missiehuis. Bosch heeft met zijn gezin de woning bewoond van 1896 tot 1 juni 1899.
Pater Desribes is nogal bezorgd om de reputatie van zijn Missiehuis hoog te houden. Om dat te bereiken is er een aantal bijzondere bepalingen in de huurovereenkomst opgenomen. Zo mag Bosch de woning wel onderverhuren maar alleen aan des personnes honorables (gerespecteerde personen). Verder wordt er in het verhuurde huis of op het bijbehorende terrein geen enkel feest of partie de danse (dansfeest) getolereerd. Het feesten en dansen mag alleen met de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van pater Desribes zelf. Maar een dergelijke toestemming zal nooit gevraagd zijn omdat iedereen wist dat hij toch geen medewerking zou geven.

2016 2017blz74

Rijksweg 13, woning waar het gezin Bosch gewoond heeft

Zowel de brouwer als de pater waren kennelijk vol vertrouwen over de duur van hun onderlinge samenwerking. De huurovereenkomst beliep een periode van negen jaar, ingaande 1 juni 1896. De huurprijs bedroeg fl. 250, - te betalen in twee halfjaarlijkse termijnen. Wel was het de contractanten toegestaan om de huurovereenkomst na 3 of na 6 jaar op te zeggen met een opzegtermijn van 6 maanden. Vermoedelijk leverde de samenwerking niet op wat beiden ervan verwachtten. Hoe kan het anders dat Bosch van de eerste de beste gelegenheid gebruik maakte om de huurovereenkomst op te zeggen? Na drie jaar vertrok hij uit de woning.

Daarna heeft het huis jarenlang dienstgedaan als woning voor de huis- of boerderijknecht van de paters. Diverse Keerder families hebben hier gewoond, waaronder de familie Keulen en tot omstreeks 1960, de familie Pirnaij-Arbeel. Tot in 2016 woont de familie Snijckers er.

Waar de brouwerijactiviteiten bij het Missiehuis plaatsvonden is niet met absolute zekerheid te zeggen. Restanten van de brouwerij zijn niet meer te vinden. Vermoedelijk was de brouwerij gelegen in de buurt van het voormalige Zusterhuis van les Soeurs de Notre Dame Apôtres en de boerderij, in de buurt van de vroegere waskeuken (aan de achterzijde, links van het vroegere hoofdgebouw). In ieder geval bood het Missiehuis voldoende ruimte voor de productie en de opslag ten behoeve van het gistingsproces.

2016 2017blz75

In dit gedeelte van het oude Missiehuis vonden waarschijnlijk de brouwactiviteiten plaats. Rechtsonder was de toegang tot een kelder.

Bovengisting en ondergisting
Vroeger had bijna elk dorp zijn eigen brouwerij: de gebruikte techniek bij het brouwproces was die van de bovengisting. Bovengisting vindt plaats bij een temperatuur van 15-25 C; de gist blijft bovenop de wort drijven (vandaar de naam: bovengisting). Bovengisting is een moeilijk controleerbaar proces omdat de kans op ongewenste bacteriën groot is vanwege de hoge temperatuur. Het brouwproces gebeurde volledig met de hand en heel veel ‘op het gevoel’. Dat dit niet bevorderlijk was voor de kwaliteit en de houdbaarheid van het bier spreekt voor zich.

Het ligt voor de hand dat er voortdurend werd gezocht naar methoden om het productieproces te verbeteren. Eind negentiende eeuw lukte dat door de uitvinding van de ondergisting. Ondergisting heeft het voordeel dat het plaats vindt bij lage temperaturen (van 4–12 C) waardoor het bier veel minder vatbaar is voor bacteriën. Omdat de gist gedurende het brouwproces naar de bodem van de kuip zakt spreekt men van ondergisting. Voor het bereiken van de noodzakelijke lage temperaturen was een koelmachine nodig; deze was in 1876 uitgevonden. Door deze uitvinding kon het zogenaamde lagerbier (via ondergisting verkregen) op grote schaal het bovengistende bier van vroeger verdringen. Ook De la Colline brouwde het bier via de techniek van de ondergisting.

De naamgeving
Bij het vinden van een naam voor de nieuwe brouwerij is men weinig inventief en creatief geweest. Men koos voor een erg voor de hand liggende naam. De brouwerij lag op een heuvel en in het Frans is dat een ‘colline’. Vandaar de naam ‘De la Colline’ (van de heuvel). Jammer is overigens dat wij in onze naspeuringen nergens gestuit zijn op het logo met de aanduiding ‘De la Colline’.

Wijzigende omstandigheden
Dat de bierbrouwerij van de paters niet lang heeft bestaan hoeft geen verwondering te wekken. Het is niet één reden, maar veeleer een complex van elkaar onderling versterkende factoren geweest die de neergang van de brouwerij veroorzaakten en uiteindelijk tot het onvermijdelijke einde leidden. Zoals ook voor vele andere ambachtelijke brouwerijen.

Beperkte afzetmogelijkheden
Eind negentiende, begin twintigste eeuw waren de transportmogelijkheden op het Limburgse platteland zeer beperkt. De met bier gevulde houten vaten konden alleen per paard en wagen vervoerd worden en meer dan 20 km per dag zat er - ook al vanwege het heuvelachtige gebied - meestal niet in. Dit bracht met zich dat de brouwerijen het vooral van de plaatselijke consumptie moesten hebben en dus beperkt waren in hun afzet. Meer dan 500 hectoliter per jaar was bijna een onmogelijkheid. Voor een rendabele exploitatie was dat - zeker na de opkomst van de industriële brouwerijen - veel te weinig.Toch moet de bierbrouwerij van de paters enige regionale bekendheid gehad hebben. In een landkaart uit 1907 en 1913 wordt het Missiehuis aangegeven als Klooster Notre Dame de Lourdes waaronder - opvallend genoeg - tevens vermeld is ‘bierbrouwerij’.

2016 2017blz77

Kaartfragment waarop de bierbrouwerij vermeld staat.

Aanzienlijke investering
Een nadeel voor een rendabele exploitatie van een brouwerij was dat bij de ondergisting grote opslagkelders nodig waren omdat het bier twee tot drie maanden bij een temperatuur van 0 tot -2 graden moest nagisten. Dat vergde niet alleen een aanzienlijke investering in grote kelders maar ook de aanschaf van koelmachines en de stoommachine om deze aan te drijven. Al deze kosten moesten niet alleen voorgefinancierd worden maar ook terugverdiend.

Industriële brouwerijen
Eind negentiende eeuw waren vooral in het westen van Nederland diverse industriële brouwerijen opgericht om de toenemende concurrentie van de nieuwe Duitse bieren (vooral van het Pilsener type uit ondergisting) het hoofd te kunnen bieden.
De opkomst van de industriële bierproductie veroorzaakte een sterke concurrentie. Het is dan ook niet vreemd dat veel kleine, ambachtelijke brouwerijen niet konden blijven voortbestaan: zij moesten hun poorten sluiten. Rond 1900 telde Zuid-Limburg nog 99 bierbrouwerijen. Hiervan hadden er vóór 1920 al 54 (dus meer dan de helft) de productie beëindigd.

Veranderende drinkgewoonten
Daar kwam nog bij dat de drinkgewoonten veranderden. De vanuit de koloniën geïmporteerde koffie en thee werden zeer populair. De bierconsumptie daalde dan ook dramatisch. In de 19e eeuw bedroeg deze nog ongeveer 200 tot 300 liter per hoofd van de bevolking; in 1920 was deze nog slechts 20 liter (thans ca. 85 liter).

De sluiting
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de brouwerij van onze paters het bijzonder moeilijk had. Vermoedelijk was de exploitatie niet voldoende winstgevend en is dat er de oorzaak van dat Bosch na drie jaar de huurovereenkomst (toesj), ondanks dat die was gesloten voor een periode van negen jaar, al na drie jaar opzegde. Als dat zo is, waarom hebben de paters dan het brouwen wel nog enkele jaren doorgezet? Hoopte men op betere tijden? Of wilden de paters de exploitatie na drie jaar zelf ter hand nemen om meer winst te behalen?

Uiteindelijk hebben ook de paters de brouwerij moeten sluiten. Dat is gebeurd in 1915, naar men zegt omdat er vanwege oorlogsperikelen - wij zitten in de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) - geen aanvoer van noodzakelijke grondstof (gerst en hop) mogelijk was. Deze grondstoffen moesten uit het buitenland (vooral België) geïmporteerd worden. En vanwege de Eerste Wereldoorlog waren onze grenzen met België gesloten. Aanvoer van de noodzakelijke grondstoffen om bier te brouwen was zo goed als onmogelijk waardoor het productieproces stil kwam te liggen.

Jaren na de sluiting van de bierbrouwerij heeft de brouwketel nog goede diensten bewezen voor de warmwatervoorziening voor de douches van de priesterstudenten. De ketel leverde voldoende warm water voor elke student om zich eens in de 14 dagen gedurende 2 minuten te douchen.

Ten slotte
Het verzorgen van de opleiding van priesterstudenten vergde in financiële zin veel van de paters. Het was steeds weer zoeken naar inkomsten om de exploitatie rond te krijgen. Deze zoektocht maakte de paters creatief en inventief. De idee van een wijnbottelarij was een schot in de roos; de bouw van de Lourdesgrot was een gouden greep. Waarom zou een bierbrouwerij dat ook niet kunnen zijn?
Toch veranderde niet alles in goud wat de paters aanpakten; dat bewijst het echec van de bierbrouwerij. Maar daarbij zat ook alles tegen: de Eerste Wereldoorlog, het veranderde productieproces en de wijzigingen in de drinkgewoonten. Hier konden zelfs de paters niet tegenop!
Van de oorspronkelijke intentie om te komen tot een winstgevende exploitatie van de bierbrouwerij kwam niets terecht. Toen in 1915 de stop er definitief opging, kwam er een einde aan bijna 20 jaar bierbrouwen in Cadier en Keer.

Bronnen
- Brakel van, Johan, Missiehuis Cadier en Keer, december 2002
- Laer, van, H.J., Limburgs Tijdschrift voor Genealogie, 2006, themanummer Bier, blz. 98-131
- Lemlijn, Rachel, Het Missiehuis, een huis met een missie, Keerder Kroniek, jaargang 4, blz. 15-21
- Urlings, Guus, Dagblad de Limburger, horizonbijlage “Bier in overvloed”, zaterdag 21 juli 2007
- Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Kruiswegpark te Cadier en Keer etc
- Moonen Dom O.S.B., Lambertus, Bedevaartplaatsen in Nederland: Cadier en Keer. O.L. Vrouw van Lourdes

De schrijver dankt pater Johan Van Brakel sma voor zijn medewerking bij de tot standkoming van dit artikel.

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME