Griezelen, rêinsjtêin en de Geist van ’t Gruûsselt

door Jo Purnot

Liefhebbers van thrillers en griezelverhalen kunnen tegenwoordig bijna elke avond terecht bij de televisie. Het medium televisie is vrij nieuw, maar huiveringwekkende vertellingen zijn van alle tijden. Tot eind jaren vijftig was in ons dorp nog sprake van een verhalencultuur. Tijdens de lange winteravonden – zomers was daar geen tijd voor – werd heel wat afverteld. Dat gebeurde soms thuis, nadat het rozenhoedje was gebeden en het nog te vroeg was om te gaan slapen, maar ook vaak buitenshuis waar men op bepaalde plaatsen “toevallig” bijeenkwam. Bij voorkeur op een plaats waar het warm was, zoals bijvoorbeeld de smidse van Sanderke Huijnen, naast het huidige café d’n Awwen Toeën. Daar kwamen allerlei sterke en griezelverhalen aan bod.

 

Elk dorp had zo zijn echte verhalenvertellers, meestal mannen op leeftijd. Zij maakten er een sport van de opgeschoten jeugd – alleen maar jongens, want meisjes mochten bij duisternis niet zomaar naar huis – met de meest bizarre vertelsels de stuipen op het lijf te jagen. Iedereen kende die verhalen al, maar toch was het steeds opnieuw spannend. Het gevolg was dat de jonge toehoorders met knikkende knieën en klamme handen zaten te luisteren en op het eind van de avond zich in allerlei bochten wrongen om maar niet alleen naar huis te hoeven gaan. De verhalen speelden zich meestal af in de (voor)nacht, rond het kasteel, op het kerkhof, in de buurt van de plaatselijke stortplaats of in het bos. Ze gingen bijna altijd over hetzelfde: over de weerwolf, de witte wijven, de vuurman of over zielen van overledenen die niet tot rust konden komen. De verhalen werden met een eigen dorpssausje overgoten. Ze werden in het ene dorp weer net ietsjes anders verteld dan in het andere. Vaak speelden geestelijken een rol als hoofdpersoon. Zo kennen we in ons dorp het verhaal van de ziel van pastoor Waelbers (†1902) die niet tot rust kon komen en nog jaren na zijn dood rond Allerzielen stiekem ’s nachts in het kerkje van Bemelen een heilige mis opdroeg om zo zijn schuld af te lossen. Of in Rijckholt  de Franse Dominicaner broeder Bruno, die nog jaren op het kloosterkerkhof aldaar rond middernacht heeft rondgewaard, omdat hij een belofte die hij tijdens zijn leven had gedaan, niet was nagekomen. Of in Eckelrade waar de ronddolende ziel van de achttiende eeuwse kapelaan Heusschen zelfs tot een rechtbank leidde. Waarschijnlijk zijn vele van deze verhalen in essentie eeuwen oud en zijn ze iets aangepast aan de tijd en van generatie aan generatie doorgegeven. Men probeerde zelfs met zulke verhalen het gedrag te beïnvloeden. Zo werden kleine kinderen gewaarschuwd voor de haoke-mân, een oud kereltje die in de waterpoelen huisde. Hij was voorzien van een lange stok met aan de bovenkant een haak. Kwam je te kort bij het water dan werd je de poel ingetrokken en kwam je er nooit meer uit.

Haokemaanjrg2blz175

Een ander voorbeeld om het gedrag te beïnvloeden was het verhaal dat op het kerkhof ’s nachts uit bepaalde graven een hand uitstak. Dat waren de handen van overledenen die ooit naar hun ouders hadden geslagen. Een verhalenreeks welke het onder de boerenbevolking altijd goed deed, waren de verhalen die onder de verzamelnaam “grenspaalverzetters" zijn ondergebracht. Ook deze hielpen toentertijd misschien een beetje het gedrag te beïnvloeden. Vaak ging het over een boer die zijn grondbezit uitbreidde door stiekem de rêinsjtêin (grenssteen) te verplaatsen. Na zijn overlijden bleef zijn ziel ’s nachts dolen rond de plek waar hij de steen verplaatst had. Nadat hem iemand de tip gaf de steen op zijn oorspronkelijke plaats terug te leggen, kon hij pas tot rust komen.

De rêinsjtêin
Als je door het veld loopt, kom je ze nog tegen deze rêinsjtêin, ook in ons dorp. Het dialectwoordje rêin betekende vroeger “verhoogde zoom aan akker of bos die als grens diende”. Een dergelijke zoom was vaak begroeid. We komen de naam rêin ook tegen in de plaatselijke benaming Groenerein, die op de oudste kaarten Op de Groenerein genoemd wordt. Ook de naam Reinsberg, een stuk bos dat voor een gedeelte de grens vormde tussen het oude graafschap Gronsveld en de heerlijkheid Cadier, zou die betekenis kunnen hebben. Onze  oud-dorpsgenoot Wies Lemmerling noemt verder nog rêinvaren, zoals boerenwormkruid in het dialect ook wel genoemd wordt. Dit kruid werd vroeger veel geplant op de grenslijn tussen twee percelen.

Kroetwosj_2blz176

Boerenwormkruid of in het Keersj rêinvaren of kroêtwösj

Zeker in de tijd dat we nog geen kadaster kenden, had de rêinsjtêin een belangrijke betekenis. Om duidelijk aan te geven dat het om een rêinsjtêin ging en niet om een zwerfsteen die toevallig op die plek terecht was gekomen, was het gebruikelijk dat bij een rêinsjtêin drie kleine steentjes als zogenaamde getuigen werden aangebracht. Deze steentjes werden gelegd in een driehoek met de rêinsjtêin als middelpunt, een religieuze betekenis, want de driehoek moest de H. Drievuldigheid uitbeelden. Het stiekem verplaatsen van een rêinsjtêin werd als misdrijf beschouwd. De overheid legde fikse straffen op. Toen op 14 december 1774 in Keer een aantal wetten en regels werden afgekondigd, stond daarin vermeld dat degene, die “reinsteenen, paelen of limieten sal ligten, uitwerpen of verplaetsen”, een boete krijgt van tien goudguldens”. Maar het volksgeloof had nog een zwaardere straf bedacht. Men ging er vanuit dat de ziel van de steenverlegger na zijn dood geen rust zou vinden. Zoals u in onderstaand verhaal kunt lezen.

“Miljaar de miljaar …”
Het verhaal werd opgetekend door Jan Alphons Wehrens, geboren op 2 februari 1871 in Meerssen. Hij trouwde op 8 augustus 1895 met de Keersje Josephina Francisca Hubertina Jaspars. Wehrens was een tijdje in ons dorp onderwijzer (1892-1896). Later vertrok hij met zijn gezin naar Oud Gastel en daarna naar Sas van Gent. Ook in den vreemde bleef hij zich voor volkskunde interesseren en schreef er vaker over.

Zijn verhaal “De geest van ’t Kruisveld”:

 “Wie den ouden “Peet der Das”, zoals hij algemeen voor de bevolking van het dorpje Cadier en Keer genaamd werd, bij daglicht de opdracht gaf, om zich zo snel mogelijk naar Eckelrade te begeven om “d’n ekspaer “ d.i. den veearts te gaan roepen, wanneer ‘n maer niet kon veulenen of ’n vaeërsj niet kon kauven, vond altijd een bereidwillig gehoor. Peet der Das was een arme daglooner, die algemeen als factotum der dorpsboeren  bekend stond en tegen een kleine belooning, welker hoegrootheid ad libitum aan den opdrachtgever overgelaten werd, in moeilijke gevallen te hulp geroepen werd, en zich steeds met de meeste nauwgezetheid van zijn opdracht kweet. Zoals gezegd, over dag, weer of geen weer, vond men hem altijd bereid. Hij moest van de boeren leven. En dat was dan ook de reden, dat hij zich in een dringend geval in het zweet liep, alsof het zijn eigen aangelegenheid trof. Maar als iemand hem tegen het middernachtelijk uur kwam aankloppen om “den ekspaer” of de wijsvrouw te halen, kon men zeker zijn, dat hij pertinent zou weigeren om zich alleen op het pad te begeven. “Allein ’n gaon iech neet, nog neet veur ein milliaar” was dan het bescheid. Naar de reden van een dergelijke weigering behoefde niemand te gissen; zij was genoegzaam onder de boerenbevolking bekend. Peet heeft mij de geschiedenis, jaren geleden, persoonlijk verteld, zooals ik haar thans op mijne beurt aan de lezers van “Nedermaas” zal meedeelen

 Reinsjteinjrg2blz178

Op een donkeren herfstnacht was hij laat van Gronsveld langs den donkeren binnenweg, die door kloven en kreupelbosch leidt, en den luguberen naam van De Hel draagt, over ’t Gruûsselt, naar huis gekomen. Het was zoo donker, dat zijn anders scherpe oogen zelfs niet de rand van den weg konden onderscheiden. Alle oogenblikken raakte hij van het pad af en alleen aan de oneffenheden van de belendende akkers voelde hij, dat hij het rechte spoor kwijt was. In zich zelf brommend en nu en dan met een basterdvloek van “sakker de milliaar” voorttaffelend, was hij naar hij meende midden op ’t Gruûsselt aangeland, daar, waar twee wegen elkander in den vorm van een kruis snijden. Daar was Peet zijn tramontanen totaal kwijt geraakt. Hij wist niet of hij links of rechts moest inslaan, zo helsch donker was het. Op goed valuit strompelde hij voort in een richting, in welke hij dacht, dat hij zijn woning het best zou kunnen bereiken. Maar wie schets zijn verbazing, toen hij plotseling weer aan Holsboom uitkwam. Holsboom is een eik, die zich ook thans nog aan den afrit bevindt, die naar de hollen weg de Hel voert daar was hij een groot half uur geleden ook naar boven gekomen. Onderscheiden kon hij niets, maar hij voelde het aan de daling van de grond onder zijn voeten en hij hoorde aan het wild heen- en weerzwiepen van de takken, dat hij weer onder Holsboom stond. “Sae miljaar de miljaar”’schreeuwde Peet van colèle, “bin iech noe zaat of is d’r duivel ien ’t spieël.” Na lang tasten en scharrelen kreeg hij eindelijk den eikenstam te pakken. Hij tuurde en tuurde en zag eindelijk door het dichte kreupelhout de lichten van Maastricht in de verre diepte flikkeren. Dat was voor Peet een aanwijzing. Met den rug plaatste hij zich tegen den boom en redeneerde: “Noe liek Mesjtreech achter miech, rech vuur miech oet moot d’r toeën van Keer sjtoeë. Nog mer ‘ns geprobeerd of iech d’r Sjtieëwieëg neet kin vinde.” D’r Sjtieëwieëg is de groote heirbaan van Maastricht naar Aken. Als hij daar kon geraken, zou ’t hem niet moeilijk vallen zijn huis aan den uitgang van het dorp te bereiken. Maar hij was er nog niet. Na veel moeite en tobben voelde hij toch weer de veldweg onder de voeten. Doch hij schoot maar langzaam op. Opeens hoorde hij geluid in de verte. Peet d’r Das bleef staan. Duidelijk meende hij te verstaan, dat hem iets werd toegeroepen. Maar wat? Zijn ooren spitsend scheen hij te horen: “Oe moot iech ‘m lègke? Och zègk ’t mich toch? Oe moot iech ‘m lègke?” Wat lègke? “, brulde Peet, “boe zietste, wat mooste, wae biste?” ”Der sjtieën, boe moot iech ‘m lègke?”, hoorde Peet zich als antwoord toeroepe. “Sae miljaar de miljaar” baljoende Peet, terwijl hem de haren te berge rezen. “Lègk ‘m oe’s t’m krieëge höbs!” Toen hoorde hij niets meer. Vlak voor hem sloeg de kerkklok van Keer met een doffe slag één uur. Afgaande op het geluid bereikte hij spoedig d’r Sjtieëwieëg en een kwartiertje later klopt hij aan de deur van zijn woning. DeTriêne, zijn vrouw deed open. In het spaarzaam verlichte vertrek zag zij, dat haar Peet iets overkomen was. En toen hij haar zijn avontuur vertelde, was zij met haar man ervan overtuigd, dat deze een ontmoeting gehad had met de geest van ’t Gruûsselt, met den dwaalgeest van den oneerlijken boer, die tijdens zijn leven de reinstenen van zijn akker verlegd had om zich ten koste van zijn reingenoot te bevoordelen. Van dien tijd aan was Peet niet meer te bewegen om ’s avonds of bij ontijd alleen over ’t Gruùsselt te gaan om den ekspaer te gaan roepen, of de wijsvrouw te halen.”

 Woordverklaring

t Kruisveld
Kruisveld en Gruûsselt worden vaak door elkaar gebruikt
Gruûsselt is waarschijnlijk afgeleid van de Middeleeuwse dialectnaam van Gronsveld. Klik hier.
Maer merrie
Vaeërsj vaars (in het Keers: vieërsj)
Kauven kalveren
dagloner niet in vaste dienst bij een boer, maar per dag ingehuurd en betaald
factotum manusje van alles
ad libertum in vrijheid
wijsvrouw vroedvrouw
Nedermaas was een tweemaandelijks blad
De Hel een plaatselijke benaming voor een gedeelte van het bos tussen Keer en Gronsveld. Men vertelt dat daar een keer een paard plotsklaps in de grond verdwenen is. Op zich hoeft dat niet zo vreemd te zijn omdat onder de grond het gangenstelsel loopt van de groeve die ook de Hel wordt genoemd. In 1893 verongelukten er twee blokbrekers (Henri Vincent en Frans Reinders).
tramontanen spoor
Holsboom Hotsboom. Klik hier. In het verhaal wordt deze boom een eik genoemd, maar het is een linde.
De Sjtieëwieëg Steenweg - zo werd de huidige Rijksweg genoemd.
Oe moot iech ‘m lègke? Waar moet ik hem leggen?
Lègk ‘m oe’s t’m krieëge höbs! Leg hem waar je hem gekregen hebt!
Triêne Catharina
 
Informatie: Jean Beijers
Literatuur:  Nedermaas, oktober 1931.
                   Oet vreuger jaore, deel 1.

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME