Koster Jan Bergmans: veelzijdig en omstreden

Een pot vuiligheid als “mei”
Door Lei Haesen

Lei Schreurs uit Margraten attendeerde ons op twee notariële akten uit 1787 en 1788, gepasseerd voor notaris Kemmerling te Gulpen. De akten hadden betrekking op de gewezen koster van Cadier, Jan Bergmans. Samen met onder andere een aantal processtukken en akten van overdracht uit het archief van de schepenbanken Heer – Keer vormde met Heer tot 1828 een bestuurlijke eenheid – en Cadier kregen wij de beschikking over een omvangrijk dossier over onze voormalige dorpsgenoot. Omdat in verschillende akten naast een stukje dorpsleven en dorpsintrige ook enkele oude gebruiken aan bod komen, vonden wij het de moeite waard er een artikel over te schrijven.

 Jan Bergmans werd in 1752 in Cadier geboren als zoon van koster Jacobus Bergmans en Anna Maria Coninx. Hij trouwde onder huwelijkse voorwaarden in 1782 in Sint Geertruid met de bijna dertien jaar jongere en pas zestienjarige Maria Barbara Debie. Alleen de goederen verkregen in de huwelijkse periode werden gemeenschappelijk bezit. De bij het huwelijk ingebrachte goederen bleven eigendom van de afzonderlijke partners. Het huwelijk van Jan en Maria Barbara werd gezegend met dertien kinderen, maar ook getroffen door een grote kindersterfte. Slechts twee van de dertien nakomelingen zouden de leeftijd van volwassenheid bereiken: een zoon, ongehuwd, en een dochter, gehuwd met Pieter Willems.
Op de laatste dag van mei in 1778 werd de dan nog ongehuwde Jan door de protestant Willem Frederik de Jacobi, heer van Cadier, aangesteld tot rooms-katholiek koster in zijn woonplaats. Opmerkelijk is, dat niet de pastoor en/of kerkmeesters de koster benoemden, maar dit recht was voorbehouden aan de heer van Cadier. Het was een gebruik bij dergelijke feestelijke gebeurtenissen een mei aan te bieden, een pot met daarin geplant een bloeiende meitak met gelukwensen. We kennen dit gebruik nog in de bouwwereld. Wanneer het hoogste punt van een nieuw bouwwerk bereikt wordt, plaatst men hier de mei, tegenwoordig doorgaans een grote tak met zijtakken, versierd met slingers in verschillende kleuren. En aan de bouwvakkers wordt dan vaak iets anders aangeboden dan de gebruikelijke koffie.
Vader Jacobs bleef ook na de aanstelling van zijn zoon nog een tijdje koster. Wij vermoeden dat zoon Jan in deze functie als plaatsvervanger en toekomstige opvolger optrad. Maar wat kreeg hij  voor een mei? We citeren: “…dat ten huize van Joes Bergmans door eenige quaeddoenders een pot met een meij ingeplant met allerhande vuijligheijt …”is neergezet.

 jrg3blz33 

       “… een pot met een meij ingeplant met allerhande vuijligheijt …”
                  (tekening Jean Keulen)


De nieuwe koster was blijkbaar niet geliefd bij alle parochianen. Dirrick Pieters van Cadier had medelijden met hem en spoedde zich naar de eerder genoemde De Jacobi. Hij vroeg steun en toestemming formeel een nieuwe mei aan te bieden. En passant deelde de heer van Cadier hem mee dat mochten de daders bekend worden, hij de nodige stappen tegen hen zou ondernemen. Dezelfde dag voegde ook pastoor Christiaan Strea zich bij De Jacobi om te informeren wie als koster was aangesteld. We menen uit de akte te mogen opmaken dat ook de parochieherder niet gelukkig was met de benoeming van Jan.
Dirrick Pieters legde deze verklaring voor de notaris af ruim tien jaar na de aanstelling van de koster. Dat hij zich nog precies wist te herinneren hoe het de dag van de benoeming toegegaan was, kwam volgens zijn zeggen doordat op het moment dat de (nieuwe) mei gepresenteerd werd, hij naar huis geroepen werd om een veulen ter wereld te helpen.

In een akte uit 1787 komen wij naast Dirick Pieters nog drie andere oud-dorpsgenoten tegen: Pieter Schreurs, Thomas Schreurs en Hendricus Dirriks. Zij verklaarden dat door het afzetten van Jan Bergmans als koster zijn broodwinning voor een deel was ontnomen. De Jacobi was inmiddels overleden en waarschijnlijk hadden zijn “tegenstanders” de kans waargenomen hem via de nieuwe heer van Cadier (Jacob Hackstein) uit zijn ambt te laten ontslaan.
Met zijn eigenlijke beroep (timmerman) kon de koster niet meer verdienen dan 71/2 stuivers Hollandse koers per dag. Hiermee had hij de grootste moeite zijn gezin te onderhouden. Nu was Jan Bergmans ook nog bezig een nieuwe woning “aan den Landweg” (=Limburgerstraat) te bouwen om daarin een herberg te openen. Hij kon de werklieden echter niet meer betalen. Waarom de vier dorpsgenoten van de ex-koster dit allemaal notarieel lieten vastleggen, blijft gissen. Waarschijnlijk hoopte Jan Bergmans met de verklaringen van zijn dorpsgenoten langs gerechtelijke weg in zijn functie herbenoemd te worden.
Waarom was een deel van de inwoners fel gekant tegen koster Jan Bergmans of het gezin Bergmans? In het archief van de schepenbank vonden wij een aantal processtukken. Vooral het gebeuren in het eerste voorbeeld beschreven, zal bij een deel van de dorpsgenoten ongetwijfeld kwaad bloed gezet hebben.

1. Op de laatste zondag in januari 1799 overleed een kind dat volgens plaatselijk gebruik door meisjes met bloemen versierd werd. Dit staat althans in de processtukken, maar we hebben in het register van overlijden op of rond die datum geen inschrijving van een kind gevonden. Wij weten echter dat gestorven kinderen door pastoor Christiaan Strea doorgaans niet in het register van overlijden ingeschreven werden.
                                  jrg3blz35       

                Volgens gebruik werd een overleden kind door
                                                          meisjes met bloemen versierd.                                                        
(tekening: Jean Keulen)

Enkele jongemannen, waaronder Jan Bergmans en zijn broer Willem, verstoorden echter dit gebruik. Op welke manier dit gebeurde, wordt in de stukken niet vermeld. In ieder geval stoorden een aantal andere aanwezigen zich aan het gedrag van de broers en er ontstond ruzie. Jan en Willem verwondden Joannes Dobbelsteijn aan het hoofd. Deze laatste moest geopereerd worden. De schedel werd volgens gebruik gelicht in het bijzijn van twee schepenen. Vroeger hadden de bestuurders van een plaats, de schout en schepenen, ook rechtelijke macht. De aanwezigheid van twee schepenen bij de operatie van Joannes Dobbelsteijn moeten wij in dit licht zien. Joannes overleefde het vooral. De gebroeders Bergmans werden veroordeeld tot een boete van 250 gulden, waarvan 100 gulden voor Joannes voor “pijn en smert en versuijmden tijd van den gequetsden”.

2. Ook in de herberg van vader Jacobus Bergmans was het vaker mis. In die tijd moesten de herbergen om negen uur ’s avonds sluiten en mochten er geen drinkers meer aanwezig zijn. Het was de taak van de gerechts- of bankbode (de baoj) hierop toe te zien.
Op zondag 12 augustus 1881 waren na sluitingstijd nog drie inwoners van Eckelrade en drie uit Honthem (Dionijs Radoux, Joannes Schreurs en Jan van den Bosch) aanwezig. De bode Machiel Caalen werd door dit zestal bedreigd, geslagen en aan zijn hoofd gewond. De ruzie kreeg een dergelijke omvang en de bode voelde zich dermate bedreigd dat niet alleen “de Klocke binnen des Heerlijckheijd heeft moeten getrokken worden”
(de kerkklok moeten luiden), maar dat hij zelfs waarschuwingsschoten moest lossen om tot arrestatie te kunnen overgaan.
jrg3blz36

Wat betreft het luiden van de klok het volgende. Dit gebeurde om de dienstdoende wachters (schutten) te alarmeren om de bode te helpen bij de arrestatie van het zestal. Normaal was dit recht voorbehouden aan de burgemeesters of dorpsmeesters, maar in geval van nood mocht ook de bode de nodige schutten commanderen hem te assisteren. 


Keren wij terug naar het dagelijks leven van Jan Bergmans. Wij zijn hem inmiddels tegengekomen als koster, timmerman en herbergier. Maar dan zijn pas enkele van zijn beroepen of functies aan de orde geweest. Jan was ook landbouwer en pachter. Zo liet hij bij zijn overlijden 2 percelen na. Verder komen wij hem tegen als burgemeester (1795-1797) en zelfs als onderwijzer. Zowel van de gemeente Heer en Keer als van Cadier ontving hij vergoedingen voor het geven van onderwijs aan kinderen waarvan de ouders het schoolgeld niet konden betalen. En passant had hij ook nog een winkel bij zijn woning geopend. Zo komen wij in de financiële stukken van het Burgerlijk Armbestuur rekeningen tegen voor verstrekte levensmiddelen aan het armbestuur en verrichtte hij op verzoek van beide gemeentebesturen leveranties aan de Franse troepen. Een veelzijdig man!

De kosterswoning
Het pand Limburgerstraat 114 (boerderij Kessels) was oorspronkelijk de woning van (ex-) koster Jan Bergmans. Hij kocht in 1785 aan de Limburgerstraat of Oude Akerpostbaan een bouwvallig houten huisje, Krickelshofke genoemd, met tuintje en een weilandje voor 463 gulden. De timmerlieden Hendrik Nelissen van ’t Rooth en Joannes Spronck van Keer hadden het noodzakelijk te slopen huisje getaxeerd op slechts 30 en de bouwplaats op 150 gulden. Jan wilde niettemin een veelvoud van de waarde betalen, daar het zijn bedoeling was er een “bekwaam” huis te bouwen en er een herberg te runnen, omdat de woning lag aan de passage van de postkoets Maastricht-Aken.  

 jrg3blz37 

           Midden 1786 begon hij met de bouw van zijn nieuwe woning. Ruim een jaar later werden de werkzaamheden voltooid, immers in oktober 1787 leende hij een bedrag van 900 gulden en stelde als borg zijn nieuwe huis, schuur, stal en moestuin. De woning maakte deel uit van het huidige pand Limburgerstraat 114 (boerderij Kessels). De geschiedenis van  boerderij Kessels is een apart artikel waard. Hetgeen over de bouwgeschiedenis gepubliceerd is of verteld wordt, is deels strijdig met  de oudste bronnen. Zo ook dat sommige oude Keerdenaren vertellen dat de hoeve vroeger de Kustershoeve genoemd werd en de Kusterkesteeg haar naam dankt aan de Kusterhof, gelegen aan de Kusterssteeg nabij de kerk.

 jrg3blz38                                                     
              Binnenplaats van de huidige woning Limburgerstraat 114

Jan overleed in 1822 in Keer. Vijf jaar later verpachtte zijn vrouw de woning en ongeveer zes hectare land aan Joannes Dobbelsteijn voor een jaarlijks bedrag van 224 gulden. Zij bleef er wel wonen. In het pachtcontract lezen wij dat gedurende de toust (het pachtcontract) de “smalle kamer” als woning voor Maria Barbara Debie zou dienen. Ook was de pachter verplicht haar kost, drank en oppassing te geven. Hiervoor mocht Joannes Dobbelsteijn van de pachtsom een bedrag van 44,80 gulden afhouden.

Bronnen :
RAL: Notarieel Archief, notaris J. Kemmerling, akten d.d. 05.06.1787 en 15.10.1788
RAL: LvO, Archief schepenbank Cadier, inv. nrs. 9788, 9797 en 9768
RAL: LvO, Archief schepenbank Heer, inv. nrs. 5962 t/m 5964 en 5992 t/m 5994
RAL: Memories van Successie van Jan Bergmans en echtgenote.
GAM: Notarieel Archief, notaris P. Frederix, akten d.d. 26.06.1785 en 14.07.1785
GAM: Notarieel Archief, notaris J.F. van Halen, akte d.d. 18.02.1812
GAM: Notarieel Archief, notaris P.D. Hupkens, akte d.d. 17.11.1827

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME