Door Lei Haesen
De familie Vliegen speelde tijdens de negentiende en in de eerste decennia van de twintigste eeuw in de plaatselijke politiek een belangrijke rol. Een burgemeester, twee wethouders en vier raadsleden vormden in die tijd het gemeentebestuur. De secretaris en de ontvanger waren de twee belangrijkste ambtenaren. Al deze functies zijn door leden van dit timmermansgeslacht of door aangehuwden vervuld.
Een schematisch overzicht:
Egidius Vliegen (1765-1831) trouwde 1794 Barbara Lemmens ↓ ↓ |
||
Egidius (Gillis) Vliegen (1799-1866)
tr. 1821 Cornelia Jaspars
raadslid en wethouder 1831-1836
burgemeester 1836-1847 secretaris 1851-1866 ↓
|
Jacobus Vliegen (1808-1852)
tr. 1841 Maria van Aubel
↓
|
|
1. Egidius Vliegen (1824-1896)
tr. 1849 Maria Martens
secretaris 1850-1851
(hoofd der school 1852-1886)
secretaris 1886
burgemeester 1886-1896 |
Egidius Vliegen (1843-1922)
tr. 1865 Anna Cath. Brouwers
raadslid 1879-1889
wethouder 1889-1919
↓
|
|
2. Jacobus Vliegen (1826-1901)
tr. 1857 Maria Elisabeth Schreurs
raadslid 1874-1886, 1899-1901
|
Maria Aleida Vliegen
tr. 1904 Petrus Joseph Bessems ontvanger 1893-1923
|
|
3. Caspar Martinus Vliegen (1831-1906) tr. Anna Schreurs ↓ |
||
Johannes Joseph Hubertus Vliegen (1869-1933) tr. 1903 Maria Catharina Adelaide Curvers secretaris 1896-1915 |
N.B. Niet vermeld is Jacobus Vliegen. Hij was de broer van de eerste in het schema vermelde
Egidius. In de Franse Tijd was hij lid van de raad van de gemeente Cadier.
Eén van de hoofdrolspelers in deze bijlage is burgemeester Gillis Vliegen. Hij was in Keer geboren en in de kerk van Cadier gedoopt op 16 januari 1799 als oudste zoon uit het huwelijk van Egidius Vliegen en Barbara Lemmens. Evenals zijn vader werd hij timmerman. Hij huwde, 22 jaar jong, met de acht jaar oudere Cornelia Jaspars, een dochter van brouwer Gillis Jaspars en Catharina Geelen. Gillis Vliegen was een ambitieus man. Kort na zijn verkiezing in 1831 in de gemeenteraad werd hij tot wethouder benoemd en enkele jaren later als burgemeester geïnstalleerd. De jaren verstreken en alles leek hem voor de wind te gaan. Toen naderde het einde van het jaar 1846.
Geweerschoten
(tekening Jean Keulen)
Op een winterse decemberdag 1846 begaf om zeven uur in de ochtend dagloner Steven Collet (Collette) zich op weg naar het werk in Maastricht om daar stenen te kappen. Het had gesneeuwd. In de nog donkere ochtend wilde hij via het voetpad (’t Waegske), lopend van de steenweg (Rijksweg) naar de Kerkstraat, eerst zijn kameraad en metgezel Jan Bessems ophalen. In de buurt van het voetpad, dat door het weiland van het gezin van Joannes Dobbelsteijn liep, wachtten twee in blauwe kiel geklede personen hem op en zonder een woord te zeggen richtten beiden hun geweren en vuurden.
’t Waegske, het voormalige voetpad lopend van de Kerkstraat (naast boerderij Spronck) naar de Rijksweg.
Op de foto van links naar rechts: Joseph Janssen, Pierre Janssen en Servaas Simons.
Steven werd door twee hagelschoten getroffen in zijn benen, knieën en dijen. Op zijn hulpgeroep schoten enkele omwonenden te hulp en brachten de gewonde terug naar zijn woning. De twee verdachten waren inmiddels in het donker verdwenen.
Na elk misdrijf diende de burgemeester onmiddellijk een onderzoek in te stellen, een proces-verbaal op te maken van hetgeen voorgevallen was en een verslag te maken van zijn bevindingen. Zo ook Gillis Vliegen. Na ondervraging van Steven Collet had hij heelmeester Germain ontboden voor behandeling van de gewonde. Op de plaats van het misdrijf werd door hem een onderzoek ingesteld. In zijn rapport schreef hij, dat hij alle mogelijke opsporingen had gedaan, zonder iets te ontdekken. Wel moesten volgens de verklaring van Gillis, gezien de met klompen in de sneeuw gedrukte voetstappen, de daders gekomen zijn van een plaats kort bij de plek waar geschoten was. Ook de officier van justitie stelde hij van de schietpartij op de hoogte.
Getuigenis pleegkind
Toen vier dagen later, op 7 december, de marechaussees Reijn en Boersma op hun ronde waren in ons dorp, werden zij door Anna Maria Heusschen, de vrouw van Steven Collet, uitgenodigd naar haar woning te komen. Hier woonde ook een pleegkind van het echtpaar, het twaalfjarige jongetje Johannes Stephanus Roselina. Dit jongetje vertelde de beide mannen, dat hij twee weken geleden, toen hij terugkeerde van het doen van een boodschap, door Michiel Dobbelsteijn, ter hoogte van diens woning was aangesproken. Michiel, een zoon van Joannes Dobbelsteijn, zei hem “….. dat hij aan zijn voedstervader diende te zeggen, dat deze in het vervolg zich in acht moest nemen van niet door de boomgaard te loopen dewijl zij anderszins op eenen viesen keer met tweeën ’s morgens vroeg op hem zouden staan te wachten en hem de knooken vol hagel zouden schieten.” Deze getuigenis maakte Michiel Dobbelsteijn tot hoofdverdachte.
Maar …. De marechaussees vernamen nog iets van de vrouw en het kind. In hun rapport maakten zij tevens melding van dreigementen van de burgemeester aan het adres van het jongetje en zijn pleegmoeder. Op beiden werd druk uitgeoefend van het voorval tussen Michiel Dobbelsteijn en het kind geen melding te maken. De burgervader dreigde de vrouw van Collet, indien zij dit wel zou doen, de bedeling stop te zetten. In die tijd werden zij, die niet in staat waren in hun minimale levensonderhoud te voorzien tijdelijk of langdurig bedeeld door het armbestuur. De ondersteuning gebeurde vooral in de vorm van met name levensmiddelen, kleding en brandstof. Het gezin van Collet behoorde tot de bedeelden, waarschijnlijk ook omdat hier een pleegkind was ondergebracht.
Ook secretaris Mathijs van Laer had het gezin aangespoord het dreigement van Michiel Dobbelsteijn niet aan de gerechtsdienaren te vertellen.
De poppen waren nu aan het dansen. De gouverneur van het hertogdom Limburg nam de zaak hoog op en gelastte een onderzoek naar het verhelen door de burgemeester van het gepleegde misdrijf. Het nader onderzoek van de districtscommissaris te Maastricht bevestigde de handelwijze van de burgervader. Op 23 januari schreef de gouverneur aan de commissaris: “Het is mij op eene alleszins overtuigende wijze gebleken dat burgemeester Vliegen op een zeer laakbare wijze zijnen pligt heeft verzaakt.” Hij oordeelde dat Vliegen niet langer als burgemeester gehandhaafd kon worden. Wanneer hij niet zelf zijn functie beschikbaar stelde, zou de gouverneur tot ontslag overgaan. Gelijktijdig kreeg secretaris Mathijs van Laer een ernstige berisping.
Zeker is dat Gillis Vliegen zijn burgemeesterspost moest verlaten. Of hij de eer aan zichzelf gehouden heeft en vrijwillig aftrad of dat hij ontslagen werd, is niet duidelijk. We hebben daar geen correspondentie over gevonden. Blijkbaar zijn de bij het gemeentebestuur binnengekomen stukken betreffende deze zaak vernietigd. Ook in de notulen van Burgemeester en Wethouders en van de gemeenteraad werd over het voorval geen woord geschreven.
Vragen
Een aantal vragen blijft nog onbeantwoord.
Waarom mocht Steven Collet geen gebruik meer maken van het voetpad door de weide van Dobbelsteijn? Het voetpad was een openbare weg en zoon Michiel kon een doorgang nooit weigeren. Hadden beiden een ordinaire ruzie? Week Steven vaker van het pad af en nam hij een kortere weg door het weiland? Had hij op weg naar zijn werk wel eens tot groot ongenoegen van Michiel de rijpheid van de vruchten aan de bomen in de weide getest? Wij weten het niet.
Naar de reden van het handelen van de burgervader in deze kwestie kunnen wij slechts gissen. Als geboren en getogen Keerdenaar werden hoge eisen gesteld aan de neutraliteit van de burgemeester, die op voordracht van de gemeenteraad door de Koning werd benoemd. Zeker in een kleine gemeenschap waar iedereen iedereen kende, was het voor hem niet eenvoudig bij conflicten steeds objectief te handelen. In tegenstelling tot Steven Collet behoorden verschillende leden van het geslacht Dobbelsteijn tot de kleine groep stemgerechtigden. Slechts een deel van de mannelijke inwoners had in die tijd stemrecht. Alleen zij die voor de directe belastingen een bepaalde som betaalden, mochten stemmen of gekozen worden. In Cadier en Keer waren ongeveer 30 stemgerechtigden en elke gewonnen of verloren stem woog zwaar.
Afloop
Steven Collet, geboren omstreeks 1805 in Neufchateau, overleed op 63-jarige leeftijd in 1868 in Honthem. Hij was toen werkeloos of niet meer in staat te werken. Zijn huwelijk met Anna Maria Heusschen bleef kinderloos. Van het bij het gezin ondergebracht pleegkind zijn geen verdere gegevens bekend.
Of Michiel Dobbelsteijn, geboren in 1821 in Cadier uit het huwelijk van Joannes Dobbelsteijn en Anna Gertrudis Spronck, veroordeeld werd, is niet onderzocht. Hij trouwde in 1854 in Eijsden met Maria Anna van de Berg en daar zou hij zijn verdere leven blijven wonen.
Secretaris Mathijs van Laer, in 1800 in Keer geboren, was enig kind en ongehuwde zoon van Willem van Laer en Barbara Geelen. Hij was hier tevens koster en tot onderwijzer ‘gebombardeerd’. Er bestond nog geen lagere school in ons dorp, maar zoals in veel plaatsen behoorde het tot de taken van de koster enig onderricht te geven aan de jeugd. Dat gebeurde doorgaans bij hem thuis. In 1850 trad Mathijs van Laer als secretaris af en werd opgevolgd door Egidius Vliegen, een zoon van burgemeester Gillis Vliegen. Mathijs overleed in 1858. Oud-burgemeester Gillis Vliegen zelf keerde enkele jaren na zijn ontslag als secretaris terug in het gemeentehuis als opvolger van zijn zoon Egidius die tot hoofdonderwijzer was benoemd. Gillis bekleedde deze functie tot zijn overlijden in 1866. Hij vervulde zo meer dan 30 jaar een openbare functie in onze gemeenschap.
Bronnen:
Rijksarchief Limburg: Provinciaal Archief, inv.nr. 1977
Gemeentearchief Margraten: Archief gemeente Cadier en Keer, inv.nr. 57.