door Lei Haesen
Op de hoeve Blankenberg woonden in de loop van de eeuwen vele tientallen pachters. Van de meesten zijn nauwelijks of geen documenten bewaard gebleven. Van één pachter is dat anders: Johan Matthij de By van Charneulx. Deze beruchte halfwin was tussen eind 1637 en 1640 ongetwijfeld de schrik van menig dorpsgenoot.
Johan Matthij kwam in oktober 1637 naar Blankenberg. Hij zou de pachttijd van zes jaar niet volmaken. De eigenaar van Blankenberg, baron Hoen van Geul, zegde de pacht op en begon een proces vanwege het niet nakomen van vele punten uit het pachtcontract.
De aanklacht van de baron bestond uit een opsomming van nalatigheden. De halfwin had de percelen land niet gecultiveerd en bemest, de meeste laten braak liggen en slechts de beste landerijen ingezaaid. Het jaarlijks onderhoud van de hoeve was niet geschied. Hij had de hof tot ‘in den groont bedorven’, waardoor de eigenaar grote schade had gelegen. In de drie jaar tijd had de halfwin niet één keer de helft van de oogst met zijn paarden naar zijn heer gebracht, zodat de baron genoodzaakt was zelf zijn mannen te sturen. Johan Matthij had verder bomen gekapt op het domein en gebruikt om ’te branden’. Nadat de pacht was opgezegd, dreigde hij alles en iedereen te ruïneren. Hij zou in Franse dienst gaan en de hof met geweld innemen of afbranden. Johan Matthij ging blijkbaar inderdaad in het Franse leger. In het archief van de schepenbank Cadier bevinden zich twee brieven betreffende Jean Mathy de Charneulx en de mishandelingen door hem bedreven ten opzichte van een zekere J. Richelle, waarschijnlijk de rentmeester van de baron.
Ook het optreden van Johan Matthij buiten Blankenberg was er een van intimidatie en geweld. Het onderstaande getuigt daarvan. Centraal staat de bijna fatale steekpartij op pinksteravond 1638.
Plaats van handelen: | de mesthof van Peter der Hoigne, gerechtsbode |
Dag van handelen: | pinksteravond 1638 |
Tijd van handelen: | omstreeks 1 uur in de nacht |
Hoofdrolspelers: |
Johan Matthij van Charneulx, halfwin
Jan Schulkens van Keer, veldbode
Kerst Rutten van Keer, landbouwer
Anna, de zwangere echtgenote van Kerst Rutten
|
Aanklacht: | Johan Matthij wordt beschuldigd van het toebrengen van zware verwondingen met een mes aan de overige hoofdrolspelers |
Wat vooraf ging
1. Het was in vorige eeuwen gebruikelijk, dat de inwoners op nog niet in cultuur gebrachte gronden hun vee, schapen
of varkens mochten laten grazen en wroeten. Deze ‘woeste’ gronden waren geen persoonlijk maar
gemeenschappelijk eigendom. Zo’n perceel was – en verschillende oudere inwoners legden voor schout en
schepenen hiervan getuigenis af – ook de Grubbe achter Blankenberg. Nochtans meende de halfwin van
Blankenberg dat deze Grubbe tot de percelen van het domein behoorde en onlangs hadden nog zijn kinderen de
ongeveer zestienjarige Peter Houberich, die aldaar schapen hoedde, verjaagd. Nadat de veldbode hierover de
zonen van de halfwin had aangesproken, kreeg kort daarop de jonge schapenhoeder van de kinderen van de
halfwin te horen dat hun vader hem wel ‘den becke souden bewerken’ indien hij weer de veldbode zou
waarschuwen.
2. Vincent Bijka, die overigens ook gebruik maakte van de Grubbe, kreeg het in een herberg aan de stok met Johan
Matthij.
3. De relatie tussen de halfwin en de veldbode werd totaal verstoord, nadat deze laatste de koeien en ook eenmaal de
varkens van de halfwin had ‘verpand’, vermoedelijk doordat de dieren zich bevonden op percelen waar dit verboden
was.
4. Bij de halfwin waren twee paarden gestolen en Johan Matthij verdacht een aantal inwoners van Keer (Jan
Schulkens, Kerst Rutten, Mees Brouwers en de “Waal’, die als halfwin op de hof van Kerst Lenssen werkzaam
was) van deze diefstal. Hij zou de schade van 400 rijksdaalders wel met geweld van de betrokkenen terugvorderen.
Het misdrijf
Jan Schulkens en Kerst Rutten zaten, vergezeld van hun echtgenotes, op pinksteravond 1638 bij Peter del Hoigne wat te drinken. Om één uur in de nacht verliet Jan, even later gevolgd door Kerst, de woning om huiswaarts te gaan. Op de mesthof wachtte de halfwin, vergezeld van een zoon, hem op met de woorden: “Waeromme gaen die bloetse dieven loopen?” Er ontstond een woordenwisseling en Jan werd met een broodmes in de onderarm gestoken. Op dat moment kwam ook Kerst Rutten “met eene aengestookene touback pijpe” naar buiten en ontving een tweetal messteken. De vrouwen riepen “hulp en mort” en Anna, de echtgenote van Kerst Rutten en bijna zeven maanden zwanger, ontving een steek “gaende door haeren schortel, schurket en hempde nederwarts den buijck aft geschrimpt”, zodat het niet veel scheelde of “de vruchte uijtten lichaem op der aerden soude gevallen gehadt hebben”.
Door al het geschreeuw zette de halfwin het op een lopen. Op straat gooide hij het mes weg. Jehenne Rutten, de vrouw van Jan Schulkens, zou later tijdens de rechtszitting dit bewijsstuk tonen. Gelukkig voor de zwangere Anna bleek de messteek geen gevolgen te hebben gehad voor haar kind. Twee maanden na het voorval werd haar zoon Rutgerus op 18 juli 1638 gedoopt in Cadier.
Tekening: Jean Keulen
Duidelijk is dat met deze Johan Matthij niet te spotten viel en dat hij heden ten dage zeker in de categorie ‘gevaarlijke misdadigers’ zou worden ingedeeld. Stukken met gegevens over de uitspraak van het proces zijn niet gevonden, maar in de aanklacht van baron Hoen van Geul lezen wij dat de halfwin ‘op Daelhem soude in arrest zitten’. Cadier behoorde tot het graafschap Dalhem. Onze beruchte halfwin zat daar blijkbaar opgesloten in het kasteel.
Slot
Enkele genealogische en andere aantekeningen.
Peter del Hoigne was behalve gerechtsbode ook koster, maar of hij tevens herbergier was – Kerst Rutten en Jan Schullekens hebben er de bewuste avond en vroege nacht zitten te drinken – is niet zeker. Uit vele andere documenten blijkt namelijk dat op straffe van forse boetes in die tijd niet meer na 9 uur ’s avonds gestapt mocht worden. Vermoedelijk betrof het een familiebezoek. We menen dit voorzichtig te mogen concluderen uit de beschikbare, maar spaarzame gegevens:
Jan Schulkens was in 1621 gehuwd met Johanna, een dochter van Ruth van der Linden van Cadier. De kinderen van Ruth van der Linden worden met de familienaam Rutten gedoopt, soms zelfs: Rutten alias van der Linden. Kerst Rutten was vermoedelijk een zoon van Ruth. Zowel Jan Schulkens als Kerst Rutten komen we namelijk gezamenlijk tegen als doopgetuigen bij dezelfde leden van de familie Rutten. En Peter del Hoigne? Was hij getrouwd met een andere dochter van Rutten en zaten die avond drie zwagers bij elkaar? Ook de aanwezigheid van de vrouwen duidt meer op een familiebezoek dan op een drinkgelag op zo’n laat uur in een herberg. Maar … in de processtukken lezen we, dat Jan en Kerst het huis verlieten, nadat ‘gelagh gemaeckt sijnde’, hetgeen toch duidt op een herberg.
Bronnen: R.A.L, Archief Landen en Overmaas, inv.nrs.9734, 9735 en 9749.