De schande van de weg
door Lei Haesen
Rond 1957 verdween de laatste hondenkar van de openbare weg. In dat jaar waren in heel Limburg nog slechts veertien trekhonden geregistreerd, verdeeld over twaalf gemeenten. Twintig jaar eerder waren dat er nog rond 1100. In 1954 werd bepaald dat, in afwachting van een algeheel verbod van het gebruik van een hond als trekdier, geen nieuwe vergunningen meer verstrekt zouden worden.
…op de markt in Maastricht
In de jaren dertig trokken tientallen door honden getrokken karretjes vanuit Cadier en Keer en aangrenzende dorpen in de vroege ochtend naar de markt in Maastricht. Het ouderwetse transportmiddel was beladen met groenten, eieren, aardappelen en andere verhandelbare voedingsmiddelen. Het geratel van de met ijzeren banden voorziene wielen moet samen met het hoefgetrappel van de paarden, het blaffen van de honden en de commando’s van de menners in de met ‘kinderkopjes’ geplaveide straten wel als een bijzondere symfonie in de oren van de ontwakende Maastrichtenaren geklonken hebben!
Op de markt aangekomen werd het dier uitgespannen en aan één van de wielen aan de ketting gelegd. Een drinkbakje met water en vaak ook een bakje met voedsel werden in de nabijheid gezet. Straks wachtte immers de zware tocht terug via de Keerderberg. Het was voor het dier te hopen dat de boerin die dag veel verkocht had. Wel had zij de mogelijkheid een handje te helpen. Aan één van de bomen van het voertuig was vaak een ijzeren beugel bevestigd, zodat zij bij een stijgende of dalende weg de vracht in evenwicht kon houden en mee kon trekken of afremmen. Met de andere hand hield zij de halsbandriem vast om de hond te mennen.
Ook binnen ons dorp was dit vervoermiddel voor veel gezinnen onmisbaar voor het transport van kleinere vrachten, zoals melkbussen en geoogste aardappelen. Moeder de vrouw vervoerde er tevens in de oogsttijd het brood of middagmaal (de noon) mee naar de werkers op het land.
De voor deze doeleinden gebruikte trekhonden konden doorgaans een gewicht tot 200 kilo naar de plaats van bestemming vervoeren. Veel kleine boeren in ‘Keer’ beschikten in de eerste decennia van 20e eeuw nog niet over een paard.
Keuring
De Trekhondenwet uit 1910 bepaalde dat begeleiders van hondenkarren niet jonger mochten zijn dan veertien jaar. Het was verboden zelf op het karretje plaats te nemen en zich te laten rijden. Ieder jaar diende de hond, het tuig en de kar gekeurd te worden. De keuring werd verricht door de politie, vaak geassisteerd door de kantonnier. Zo moest de hond een schofthoogte hebben van minstens 60 centimeter en een borstbreedte van minimaal 14 centimeter.
De keuring werd in ons dorp verricht door de veldwachter, geassisteerd door de kantonnier.
De breedte van de riemen diende minstens vier centimeter en de draagriem zelfs zes centimeter breed te zijn. De kar moest voorzien zijn van een steun, een losse ligplank, een drinkbak en een naamplaatje met nummer. Werd alles in orde bevonden, dan werd het naamplaatje voorzien van de letter G (geschikt) en kreeg de eigenaar een keurbrief. Dit ‘rijbewijs’ moest de begeleider van de kar steeds bij zich hebben. Sommigen bewaarden het keurbewijs in een blikken sigarendoosje, opgeborgen in een klein kastje aan de voorzijde van het karretje. De keuring was gratis. Wel werd in Cadier en Keer reeds met ingang van 1 januari 1866 belasting geheven op het bezit van honden. De hoogte van het bedrag was 50 cent voor eigenaren van huishonden of ‘honden van weelde’ en 25 cent voor honden die gebruikt werden ter bewaking van schaapskudden, ten dienste van de landbouw, ter bewaking van de gebouwen of ‘tot het trekken van kruikarren of eenig ander bedrijf van nijverheid’. Vrijgesteld van belasting waren honden jonger dan drie maanden en blindengeleidehonden. Op 1 januari 1918 bedroeg de hondenbelasting respectievelijk een rijksdaalder en een gulden.
Uit een plaatselijk besluit van onze dorpsbestuurders in 1926 lezen wij nog een aantal nadere voorwaarden waaraan een houder van een hondenkar diende te voldoen ter voorkoming van ongelukken op de openbare weg. Vermeldenswaard is dat de begeleider bij het ontmoeten van of gepasseerd worden door een met paarden bespannen wagen stil moest blijven staan en zich vóór de hond diende op te stellen. Bij nalatigheid volgde een boete van zes gulden. Wanneer geconstateerd werd dat de hond een last moest trekken welke de kracht van het dier te boven ging, kon de begeleider rekenen op een geldstraf van vijftien gulden.
Ook dierenmishandeling had de aandacht van het gemeentebestuur. Mishandeling van de hond werd zelfs gestraft met een gevangenisstraf van maximaal drie maanden. Enigszins vreemd daarbij is dat de straf hoger was, indien de mishandeling in het openbaar plaatsvond (maximaal vier maanden). Overigens, wanneer de houder van een hond tweemaal binnen een jaar een boete was opgelegd, werd de vergunning ingetrokken.
In de verordening lezen wij verder dat de begeleider het dier moest vastbinden, indien hij zich van de kar verwijderde. Verder moest hij naast de hond lopen en het dier diende voorzien te zijn van een muilkorf, dit om mogelijk bijten te voorkomen. Men dacht tot in de eerste decennia van de 20e eeuw dat een beet hondsdolheid kon veroorzaken. Er bestond nog geen remedie tegen deze ziekte. Op het feest van St Hubertus (3 november), de patroonheilige tegen hondsdolheid, werd in verschillende kerken brood gewijd, dat men ook aan de honden voerde om gevrijwaard te blijven van de ziekte.
Eigenaars
In de archieven van de voormalige Cadier en Keer bevindt zich nog een registertje van afgegeven nummerbewijzen aan houders van hondenkarren. De verstrekte nummerbewijzen zijn uitgereikt in 1928 en al of niet opnieuw uitgegeven na herkeuringen in 1932 en 1935. De lijst bevat enkel de namen van de houders en hun (toenmalig) adres. We hebben onder elke naam nadere persoonsgegevens vermeld om deze eigenaren meer ‘herkenbaar’ te maken.
Houders van hondenkarren in 1928:
1 . A.Keulen (Dorpsstraat 51).
Adam Keulen, zoon van Jan Lambert Keulen en Margaretha Willen, was geboren op 17
augustus 1866 in Geleen en is hier overleden 6 augustus 1936. Hij huwde op 17 januari
1895 met Elisabeth Hubertina Braeken.
2 . P.J.H. Frijns (St Antoniusbank 157).
Pieter Joseph Hubertus Frijns, geboren 19 februari 1868 te Wittem en getrouwd met
Maria Barbara Hubertina Ploemen.
3 . N. Leesens (St Antoniusbank 152).
Nicolaas Hubertus Leesens, zoon van Jan Petrus Leesen en Anna Helena Schijns,
geboren 2 augustus 1848 te Cadier en Keer en hier overleden 22 maart 1931, trouwde
Maria Agnes Roebroeks. Zoon Johannes Hubertus Martinus Leesens (1884-1971) werd
na het overlijden van zijn vader de nieuwe eigenaar. Leesens huwde met Maria Helena
Hubertina Bastin op 18 oktober 1923 en hertrouwde na haar overlijden op 16 februari
1939 met Anna Duijzings.
4 . De weduwe Daemen-van den Bosch (Rijksweg 26).
Maria Eva van den Bosch, dochter van Johannes Hubertus van den Bosch en Maria
Jacobs, geboren 1 mei 1869 in Heer en overleden 10 april 1962 te Cadier en Keer,
trouwde hier 22 oktober 1891 Joannes Hubertus Daemen.
5 . Pieter Hubert Daemen (Dorpsstraat 101).
Pieter Hubert Daemen, zoon van Joannes Petrus Daemen en Maria Catharina Urlings,
geboren 29 oktober 1864 te Honthem en hier overleden op 1 december 1943. Hij
trouwde 21 februari 1889 met Maria Agnes Cerfontein.
Een voorbeeld van ‘misbruik’ van de hondenkar: het gebruik als babybedje of kinderwagen.
6 . Hubert Lemmens (Dorpsstraat 72).
Hubert Lemmens, zoon van Hendrik en Helena Dupuits, geboren 7 september 1858 te
Cadier en Keer, overleden 26 februari 1929 in Maastricht, trouwde hier 24 oktober 1889
met Maria Elisabeth Willems. Na het overlijden van Hubert werd in 1932 het
nummerbewijs aan zijn weduwe Maria Elisabeth Willems afgegeven. Zij was een dochter
van Pieter Willems en Anna Elisabeth Helands, hier geboren 20 juni 1861 en overleden
op 12 augustus 1939.
7 . Pieter Schijns (Limburgerstraat 112).
Petrus Hubertus Schijns, geboren 16 juni 1869 te Margraten en hier overleden 23 april
1953, trouwde 31 januari 1903 (kerkelijk) met Anna Maria Helena Everaerts.
8 . Andreas Kicken (Dorpsstraat 45).
Thomas Andreas Hubertus Kicken was een ongehuwde zoon van Petrus Andreas Kicken
en Helena Paulissen, geboren 21 december 1856 te Bemelen en op 21 mei 1929 te
Maastricht overleden.
9 . De weduwe Egidius Everaerts (Dorpsstraat 60).
Maria Agnes Theresia Bastin, dochter van Pieter Hubertus Bastin en Maria Hubertina
Pinckers, geboren 5 januari 1890 te Cadier en Keer, trouwde 19 februari 1914 met Pieter
Hubertus Everaerts en hertrouwde op 24 april 1919 een broer van haar eerste
echtgenoot, namelijk Egidius Hubertus Everaerts.
10. Elisabeth Hornesch (Dorpsstraat 105).
Maria Anna Elisabeth Hornesch, ongehuwde dochter van Franciscus Valentinus
Hornesch en Maria Anna Brouwers, geboren 19 september 1875 te Cadier en Keer en
aldaar overleden op 15 oktober 1958.
11. Jozef Pirnaij (Limburgerstraat 148).
Gilis Hubert Jozef Pirnaij, zoon van Egidius Hubertus Pirnaij en Maria Helena van
Wissen, geboren 28 maart 1878 in Cadier en Keer en overleden op 13 november 1949,
trouwde Maria Elisabeth Kools.
12. Willem in de Braak (St. Antoniusbank 151).
Johannes Wilhelmus Hubertus in de Braek, zoon van Wilhelmus in de Braak en Maria
Catharina Schevers, geboren 26 januari 1854 in Wijlre, trouwde hier 1 oktober 1891 met
Anna Hubertina Weijenberg.
13. Jan Douven (Limburgerstraat 147 a).
johannes Wilhelmus Hubertus Douven, geboren 20 januari 1853 in Nuth en op 15
augustus 1940 hier overleden, huwde 20 mei 1880 in Wijnandsrade met Helena
Josephina Isabella Vorage.
14. C. Conings (Rijksweg 7).
Caspar Conings, zoon van Pieter Conings en Helena Kollenberg, geboren 4 september
1863 in Meerssen en te Maastricht op 28 april 1937 overleden, trouwde in Cadier en
Keer op 19 september 1909 met Helena Dassen.
Fien Weusten-Drummen bij de hondenkar
In 1932 werden na de herkeuring nog slechts zeven vergunningen afgegeven, te weten aan de hierboven genoemde personen onder 4, 5 en 10, de weduwe onder 6 vermeld en de zoon van de dan overleden bezitter genoemd onder 3. Nieuwe vergunningen werden verstrekt aan:
15. J.H. Pirnaij (Dorpsstraat 47).
Johannes Hubertus (Sjeng) Pirnaij, zoon van Egidius Hubertus Pirnaij en Maria Helena
van Wissen, geboren 26 juli 1893 in Cadier en Keer en hier overleden op 20 november
1977, trouwde in Voerendaal op 3 juli 1924 met Aanna Maria Vliegen.
16. J.H. Schevers (Dorpsstraat 79).
Johannes Hubertus Schevers, geboren op 31 augustus 1858 in Wijlre en hier overleden
8 juni 1943, trouwde met Anna Maria Elisabeth Brouwers.
In 1935 bedroeg het aantal eigenaars nog vijf: de hierboven genoemde personen Johannes Hubertus Schevers, Pieter Hubert Daemen, Johannes Hubertus Martinus Leesens, de weduwe Lemmens-Willems en Johannes Hubertus Pirnaij.
Deels door de maatregel uit 1954 en deels door de stijgende welvaart verdwenen de doorgaans groen geverfde vierkante bakjes met hun rode wielen en zwarte naven definitief uit het straatbeeld. Dit in onze ogen romantisch beeld werd de laatste periode niettemin betiteld als ‘schande der wegen’ .
Bronnen:
H.W.A. Lemmerling: Oet vreuger jaore, deel 1.
GTH Margraten, Archief Gemeente Cadier en Keer, inv.nr. 17: Register van de afgekondigde plaatselijk besluiten.
GTH Margraten, Archief Gemeente Cadier en Keer, inv.nr 668: register van afgegeven nummerbewijzen aan houders van hondenkarren.
GTH Margraten, Archief Gemeente Cadier en Keer, inv.nr.802: Reglement op de buurtwegen.
Staatsblad 1910, nr 203
Staatsblad 1954, nr 262