Landbouw vroeger (1)

Lanbouw vroeger (1)
door Lei Haessen
Vele facetten uit het leven van onze voorouders zijn in de eerste vier jaargangen van de Keerder Kroniek aan bod gekomen. Hoewel vanaf de ontginning van het plateau van Margraten in de elfde en twaalfde eeuw de inwoners hun dagelijks brood verdienden in de landbouw, is het opmerkelijk dat juist aan dit aspect nauwelijks aandacht is geschonken. De suburbanisatie in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw heeft een definitief einde gemaakt aan het overwicht van de landbouwers in Cadier en Keer en tegenwoordig kun je hun aantal zelfs op de vingers van je handen tellen. Aan de tijd vóór de mechanisering van de landbouw, vóór dat de hardwerkende boeren zakelijke managers werden, zal in een aantal afleveringen aandacht besteed worden.
Cadier, Keer, Honthem, Sint Antoniusbank en ’t Rooth waren kleine, gesloten agrarische gemeenschappen. Men leefde van de landbouw. De productie was op de eerste plaats bestemd voor de zelfvoorziening van het huishouden en de voortzetting van het eigen bedrijfje. Zelfs de weinigen ambachtslieden waren daarnaast nog boer.
Tot het begin van de twintigste eeuw vertoonde de landbouw een vrij statisch beeld. Grote veranderingen vonden niet plaats, ook al waren er verschuivingen in de verbouw van de gewassen, de samenstelling van de veestapel en de teelt van het fruit.
De bedrijfjes waren doorgaans klein. Rond 1900 bijvoorbeeld behoorde het merendeel (49) van de 77 eigenaars en pachters tot de groep keuters of kleine boeren. Zij bewerkten minder dan vijf hectare land en 36 van hen beschikten niet over een paard. Een paard werd pas rendabel bij een bedrijfsgrootte vanaf vijf à zes hectare. Het gemis van een paard werd gecompenseerd door het inzetten van trekossen en vooral koeien. Door het ontbreken van mechanische landbouwmachines moest ook al het werk worden verricht met de handen of met behulp van landwerktuigen. Bij een bedrijfsgrootte vanaf vijf ä zes hectare kon men niet zonder extra personeel, maar ook dat kon de arme landsman zich niet permitteren. Kans op vergroting van het bedrijfje was er bijna niet. Alle ontginbare grond was reeds in cultuur gebracht. Een verder versnippering vond zelfs vaker plaats na overlijden van de ouders en de verdeling van de nalatenschap onder de kinderen. Niet verwonderlijk dat rond 1900 van elke generatie 20% ongehuwd bleef. Gebruik was een huwelijk uit te stellen totdat men enige bestaanszekerheid had verworven voor het stichten van een gezin. Het was in de tijd ook een rede naar de stad te trekken, waar geleidelijk steeds meer inwoners werk vonden in de industrie, handel en dienstverlening.
Foto
Al het werk werd verricht met de handen of met eenvoudige handwerktuigen. Op de foto Sjef Ubaghs en Jan Beuken bezig met het schoffelen van de bieten.
Je behoorde in het begin van de twintigste eeuw al tot de grote boeren, wanneer je tien tot vijftien hectare grond had, zes tot acht stuks melkvee en enkele jongere runderen, één of twee paarden, enkele varkens, wat kippen, een boomgaard en tuin. Daarvoor was dus wel extra personeel nodig. Naast de gezinsleden werden inwonende diensboden, los en vast personeel ingezet om het bedrijf te runnen. Slechts enkele grote herenboeren beschikten in 1900 over één of meerdere mechanische landbouwwerktuigen. De pachter van de bouwhoeve Blankenberg vervulde bij de mechanisatie van de landbouw in ons dorp een voortrekkersrol.
De volgende mechanische werktuigen waren in 1900 in ons dorp aanwezig:
2 graanmaaimachines
2 schoffelploegen voor rijenteelt
1 paardenhooiharker
10 door paarden gedreven dorswerktuigen
2 handdorswerktuigen (geen vlegels)
2 trieurs (zaadsorteermachines)
De meeste boeren hadden land in eigendom én de pacht. Het staatje hieronder geeft een inzicht in de bedrijfsgrootte en de verhouding tussen pachters en eigenaars. In geval iemand eigenaar en tevens pachter was, is hij vermeld onder eigenaars wanneer het grootste deel van de bewerkte grond ook zijn eigendom was. In het andere geval wordt hij als pachter aangemerkt.
eigenaars                      pachters
1 -   5 hectare                                     21                               28                    = 63,6%
5 - 10 hectare                                       8                                 6                    = 81,2%
10 - 15 hectare                                       1                                 8                    = 11,7%
15 - 20 hectare                                                                          2                    =   2,6%
20 - 30 hectare                                                                          1                    =   1,3%
30 - 40 hectare                                                                          1                    =   1,3%
50 - 60 hectare                                                                          1                    =   1,3%
---                               ---
30 47
Op het eerste oog verrassend is de uitkomst dat de meerderheid van de landbouwers onder de groep pachters valt, zelfs bij de groep keuters of kleine boeren. Dat is echter niet het geval. Naast enkele (niet-Keerder) grootgrondbezitters waren het vooral Maastrichtse kooplieden die als vorm van geldbelegging grond opkochten en aan de inwoners verpachtten.
Grondgebruik
Hoewel de bedrijfjes hier een gemengd karakter hadden, waren de meeste landbouwers eeuwenlang voornamelijk akkerbouwers. De vruchtbare lössgrond op het plateau was daar debet aan. De veeteelt en fruitteelt stelden economisch weinig voor. Het vee werd gehouden en het fruit voornamelijk geteeld voor eigen voedselvoorziening. De grafiek hieronder toont dit overduidelijk aan
Grafiek
Eerst nadat omstreeks 1886 Amerikaanse en Russische granen tegen dumpprijzen werden ingevoerd, veranderden veel landbouwers noodgedwongen hun akkers in weilanden en werd geleidelijk de melkveehouderij belangrijker. Door het grasland met hoogstambomen te beplanten werd daarnaast de fruitteelt een aanvullende bron van inkomsten..
Het grote probleem voor de boer was nog steeds de bemesting. De grootte van de mesthoop bepaalde de ontwikkeling van het bedrijf en de welstand van de boer. Naast stalmes werd als natuurlijke meststof ook mergel gebruikt. Het woord uitgemergeld herinnert hier nog aan. Rond 1900 lag jaarlijks van de landbouwgrond nog een aanzienlijk deel braak (bijna 160 hectare). In de winter van 1911-1912 namen 27 inwoners deel aan een cursus bemestingsleer. Er werden tien proefvelden aangelegd en men kreeg de beschikking over messtoffen als Thomasslakken (fijngemalen fosforrijke slakken, een afvalproduct van de hoogovens) en kalizout. De opbrengst per hectare nam toe en het percentage braakland daalde toen snel. Ter vergelijking: steeg tussen de veertiende en de negentiende eeuw de roggeopbrengst per bunder van 300 tot 1400 kilo, in de loop van de twintigste eeuw werd een opbrengst van 5000 kilo gehaald.
Tijdens de afronding van de cursus van 1911-1912 werd in ons dorp een afdeling van de Limburgse landbouwbond opgericht.
Gewassen
Het oudste document dat enig inzicht geeft in de verbouwde gewassen in Cadier dateert uit 1617. De gezworen landmeter Jan de Bije van Ingber kwam op 10 en 11 oktober van dat jaar de landerijen van Blankenberg opmeten. Het ruim 68 bunder tellende domein (de grubben niet meegeteld) was verdeeld in drie gewanden, in drie slagen of gedeelten van elk 21 tot 24 bunder groot. Vandaar de naam drieslagstelsel. Wel was op de braakslag het voorfagaande jaar tegelijk met het graan ook klaver gezaaid, dat na de graanoogst doorgroeide. Op de stoppelvelden kon het vee grzaen.
Jan de Bije noteert de gewassen van één van de twee overige slagen:
- 1  bunder rapen
- 1 1/2 bunder tarwe
- 4 1/2 bubder spelt (=soort tarwe)
- 1 morgen wintergerst
- 17 bunder rogge
Op de andere slag werden doorgaans haver, gerst en voedergewassen verbouwd. Ook uit andere bronnen blijkt, dat rogge het belangrijkste product was, op afstand gevolgd door tarwe. De teelt van aardappelen op grotere schaal gebeurde eerst na 1816-1817. Toen was er door de stijgende graanprijzen sprake van een hongersnood. De aardappel verving het brood als goedkoop volksvoedsel.
De volgende grafiek geeft een inzicht in de verbouwde gewassen in 1900. Vijftig jaar eerder werd hier nog boekweit geteeld. Boekweit werd gekweekt om de zaden. De bloem uit het zaad gebruikte men om er brood, pannenkoeken en pap mee te bereiden. Het zaad werd verder gebruikt als voer voor de paarden, runderen en hoenders.
Nog eerder waren twee andere gewassen hier definitief van de velden verdwenen: meekrap en cichorei. Meekrap diende voor de bereiding van verf en cichorei werd na droging tot een product verwerkt, dat bij de koffie werd (en wordt) gebruikt. Een gewas als maïs dat nu veel akkers siert, was wel bekend, maar werd hier nog niet verbouwd.
Grafiek
Van de verbouwde gewassen waren tarwe en rogge deels bestemd voor eigen gebruik en deels voor de handel. De andere waren voor eigen gebruik of voor de dieren. Haver, klaver, mangelwortel en veldbonen (paardenbonen) werden verbouwd voor de paarden. Na de mechanisatie van de landbouw verdwenen deze producten eveneens van de velden. Weliswaar is er de laatste decennia sprake van een toenemend aantal rijpaarden, maar voor deze viervoeters is haver minder geschikt, daar zij hiervan te  ‘vurig’ worden, hetgeen problemen voor de berijders zou opleveren.
Foto
Middagpauze in het veld
Van links naar rechts: Sjef, Gène, Wiel, Sjors en Mia Vaessen
(wordt vervolgd)
door Lei Haessen

Vele facetten uit het leven van onze voorouders zijn in de eerste vier jaargangen van de Keerder Kroniek aan bod gekomen. Hoewel vanaf de ontginning van het plateau van Margraten in de elfde en twaalfde eeuw de inwoners hun dagelijks brood verdienden in de landbouw, is het opmerkelijk dat juist aan dit aspect nauwelijks aandacht is geschonken. De suburbanisatie in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw heeft een definitief einde gemaakt aan het overwicht van de landbouwers in Cadier en Keer en tegenwoordig kun je hun aantal zelfs op de vingers van je handen tellen. Aan de tijd vóór de mechanisering van de landbouw, vóór dat de hardwerkende boeren zakelijke managers werden, zal in een aantal afleveringen aandacht besteed worden.

 

 

Cadier, Keer, Honthem, Sint Antoniusbank en ’t Rooth waren kleine, gesloten agrarische gemeenschappen. Men leefde van de landbouw. De productie was op de eerste plaats bestemd voor de zelfvoorziening van het huishouden en de voortzetting van het eigen bedrijfje. Zelfs de weinigen ambachtslieden waren daarnaast nog boer. Tot het begin van de twintigste eeuw vertoonde de landbouw een vrij statisch beeld. Grote veranderingen vonden niet plaats, ook al waren er verschuivingen in de verbouw van de gewassen, de samenstelling van de veestapel en de teelt van het fruit.De bedrijfjes waren doorgaans klein. Rond 1900 bijvoorbeeld behoorde het merendeel (49) van de 77 eigenaars en pachters tot de groep keuters of kleine boeren. Zij bewerkten minder dan vijf hectare land en 36 van hen beschikten niet over een paard. Een paard werd pas rendabel bij een bedrijfsgrootte vanaf vijf à zes hectare. Het gemis van een paard werd gecompenseerd door het inzetten van trekossen en vooral koeien. Door het ontbreken van mechanische landbouwmachines moest ook al het werk worden verricht met de handen of met behulp van landwerktuigen. Bij een bedrijfsgrootte vanaf vijf à zes hectare kon men niet zonder extra personeel, maar ook dat kon de arme landsman zich niet permitteren. Kans op vergroting van het bedrijfje was er bijna niet. Alle ontginbare grond was reeds in cultuur gebracht. Een verdere versnippering vond zelfs vaker plaats na overlijden van de ouders en de verdeling van de nalatenschap onder de kinderen. Niet verwonderlijk dat rond 1900 van elke generatie 20% ongehuwd bleef. Gebruik was een huwelijk uit te stellen totdat men enige bestaanszekerheid had verworven voor het stichten van een gezin. Het was in de tijd ook een rede naar de stad te trekken, waar geleidelijk steeds meer inwoners werk vonden in de industrie, handel en dienstverlening.

jrg5blz36

Al het werk werd verricht met de handen of met eenvoudige handwerktuigen.
Op de foto Sjef Ubaghs en Jan Beuken bezig met het schoffelen van de bieten.

Je behoorde in het begin van de twintigste eeuw al tot de grote boeren, wanneer je tien tot vijftien hectare grond had, zes tot acht stuks melkvee en enkele jongere runderen, één of twee paarden, enkele varkens, wat kippen, een boomgaard en tuin. Daarvoor was dus wel extra personeel nodig. Naast de gezinsleden werden inwonende diensboden, los en vast personeel ingezet om het bedrijf te runnen. Slechts enkele grote herenboeren beschikten in 1900 over één of meerdere mechanische landbouwwerktuigen. De pachter van de bouwhoeve Blankenberg vervulde bij de mechanisatie van de landbouw in ons dorp een voortrekkersrol.    

De volgende mechanische werktuigen waren in 1900 in ons dorp aanwezig:     

2 graanmaaimachines
2 schoffelploegen voor rijensteek
1 paardenhooikar
10 door paarden gedreven dorswerktuigen
2 handdorswerktuigen (geen vlegels)
2 trieurs (zaadsorteermachines)

De meeste boeren hadden land in eigendom én de pacht. Het staatje hieronder geeft een inzicht in de bedrijfsgrootte en de verhouding tussen pachters en eigenaars. In geval iemand eigenaar en tevens pachter was, is hij vermeld onder eigenaars wanneer het grootste deel van de bewerkte grond ook zijn eigendom was. In het andere geval wordt hij als pachter aangemerkt.

eigenaars pachters
 1-5 hectare 21 28 = 63,6 %
 5-10 hectare 8 6 = 18,2 %
10-15 hectare 1 8 = 11,7 %
15-20 hectare 2 = 2,6 %
20-30 hectare 1 = 1,3 %
30-40 hectare 1 = 1,3 %
50-60 hectare 1 = 1,3 %
totaal 30 47


Op het eerste oog verrassend is de uitkomst dat de meerderheid van de landbouwers onder de groep pachters valt, zelfs bij de groep keuters of kleine boeren. Dat is echter niet het geval. Naast enkele (niet-Keerder) grootgrondbezitters waren het vooral Maastrichtse kooplieden die als vorm van geldbelegging grond opkochten en aan de inwoners verpachtten.
 

Grondgebruik 
Hoewel de bedrijfjes hier een gemengd karakter hadden, waren de meeste landbouwers eeuwenlang voornamelijk akkerbouwers. De vruchtbare lössgrond op het plateau was daar debet aan. De veeteelt en fruitteelt stelden economisch weinig voor. Het vee werd gehouden en het fruit voornamelijk geteeld voor eigen voedselvoorziening. De grafiek hieronder toont dit overduidelijk aan.
jrg5blz38a


Eerst nadat omstreeks 1886 Amerikaanse en Russische granen tegen dumpprijzen werden ingevoerd, veranderden veel landbouwers noodgedwongen hun akkers in weilanden en werd geleidelijk de melkveehouderij belangrijker. Door het grasland met hoogstambomen te beplanten werd daarnaast de fruitteelt een aanvullende bron van inkomsten. Het grote probleem voor de boer was nog steeds de bemesting. De grootte van de mesthoop bepaalde de ontwikkeling van het bedrijf en de welstand van de boer. Naast stalmest werd als natuurlijke meststof ook mergel gebruikt. Het woord uitgemergeld herinnert hier nog aan. Rond 1900 lag jaarlijks van de landbouwgrond nog een aanzienlijk deel braak (bijna 160 hectare). In de winter van 1911-1912 namen 27 inwoners deel aan een cursus bemestingsleer. Er werden tien proefvelden aangelegd en men kreeg de beschikking over meststoffen als Thomasslakken (fijngemalen fosforrijke slakken, een afvalproduct van de hoogovens) en kalizout. De opbrengst per hectare nam toe en het percentage braakland daalde toen snel. Ter vergelijking: steeg tussen de veertiende en de negentiende eeuw de roggeopbrengst per bunder van 300 tot 1400 kilo, in de loop van de twintigste eeuw werd een opbrengst van 5000 kilo gehaald. Tijdens de afronding van de cursus van 1911-1912 werd in ons dorp een afdeling van de Limburgse landbouwbond opgericht.

Gewassen 
Het oudste document dat enig inzicht geeft in de verbouwde gewassen in Cadier dateert uit 1617. De gezworen landmeter Jan de Bije van Ingber kwam op 10 en 11 oktober van dat jaar de landerijen van Blankenberg opmeten. Het ruim 68 bunder tellende domein (de grubben niet meegeteld) was verdeeld in drie gewanden, in drie slagen of gedeelten van elk 21 tot 24 bunder groot. Vandaar de naam drieslagstelsel. Wel was op de braakslag het voorfagaande jaar tegelijk met het graan ook klaver gezaaid, dat na de graanoogst doorgroeide. Op de stoppelvelden kon het vee grazen. Jan de Bije noteert de gewassen van één van de twee overige slagen:
- 1  bunder rapen
- 1 1/2 bunder tarwe
- 4 1/2 bunder spelt (=soort tarwe)
- 1 morgen wintergerst
- 17 bunder rogge
Op de andere slag werden doorgaans haver, gerst en voedergewassen verbouwd. Ook uit andere bronnen blijkt, dat rogge het belangrijkste product was, op afstand gevolgd door tarwe. De teelt van aardappelen op grotere schaal gebeurde eerst na 1816-1817. Toen was er door de stijgende graanprijzen sprake van een hongersnood. De aardappel verving het brood als goedkoop volksvoedsel. De volgende grafiek geeft een inzicht in de verbouwde gewassen in 1900. Vijftig jaar eerder werd hier nog boekweit geteeld. Boekweit werd gekweekt om de zaden. De bloem uit het zaad gebruikte men om er brood, pannenkoeken en pap mee te bereiden. Het zaad werd verder gebruikt als voer voor de paarden, runderen en hoenders. Nog eerder waren twee andere gewassen hier definitief van de velden verdwenen: meekrap en cichorei. Meekrap diende voor de bereiding van verf en cichorei werd na droging tot een product verwerkt, dat bij de koffie werd (en wordt) gebruikt. Een gewas als maïs dat nu veel akkers siert, was wel bekend, maar werd hier nog niet verbouwd.

jrg5blz40


Van de verbouwde gewassen waren tarwe en rogge deels bestemd voor eigen gebruik en deels voor de handel. De andere waren voor eigen gebruik of voor de dieren. Haver, klaver, mangelwortel en veldbonen (paardenbonen) werden verbouwd voor de paarden. Na de mechanisatie van de landbouw verdwenen deze producten eveneens van de velden. Weliswaar is er de laatste decennia sprake van een toenemend aantal rijpaarden, maar voor deze viervoeters is haver minder geschikt, daar zij hiervan te  ‘vurig’ worden, hetgeen problemen voor de berijders zou opleveren.

jrg5blz41

Middagpauze in het veld
Van links naar rechts: Sjef, Gène, Wiel, Sjors en Mia Vaessen

(wordt vervolgd)

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME