Op zoek naar voorouders

door Jo Purnot

Op het grasveld voor de kerk staat een oud stenen grafkruis van Gerard van Promeren en zijn huisvrouw Catharyn van Homerich (Hommerix). Beiden zijn overleden op 24 juni 1699, op dezelfde dag gestorven dus. Als het niet in de zomerperiode was geweest zou je direct aan koolmonoxide denken.

jrg4blz170

Inschrijving van het overlijden van het echtpaar Van Promeren - Hommerix in het kerkregister.

 

Tijdens de voorbereiding van de tentoonstelling ter gelegenheid van het eerste lustrum in 2000, werd voorgesteld de nakomelingen van dit echtpaar in kaart te brengen. De bedoeling was een afstammingslijst te maken en die aan de wand van de tentoonstellingszaal te hangen. Al gauw kwamen we erachter dat dit binnen de nog beschikbare weken te veel tijd zou vergen. Want we ontdekten dat een groot deel van de vóór 1960 geboren Keerdenaren Gerard en Catharyn in hun stamboom hebben. Weer een aanwijzing dat ons dorp, tot voor de Eerste Wereldoorlog, een hechte gesloten gemeenschap was. Men trouwde vaak onder elkaar. Niet vreemd, want een jongen die buiten het dorp een bruid wilde halen, was tijdens zijn verkeringstijd uren lopen kwijt om zijn aanstaande op te zoeken. In de oogsttijd en andere drukke tijden in het jaar was daar geen tijd voor. Daarom waren vele vooroorlogse inwoners van Keer en Honthem verwant aan elkaar, ook al droegen ze verschillende familienamen.

familie van Proemeren

Het gezin Van Proemeren-Roebroeks
In de kinderwagen: Harry
De vijf kleine kinderen naast en achter de kinderwagen zijn van links naar rechts: Anske, Mattie, Mia, Pierre en Jet.
Verder van links naar rechts: Gertrude, Lisa, moeder Agnes Roebroeks, Sjef, Marieke Beckers, vader Pierre van Proemeren, Wim en Louis.

Verder werd tijdens de lustrumactiviteiten duidelijk dat de mensen die geïnteresseerd zijn in de plaatselijke historie, ook vaak belangstelling hebben voor hun eigen familiegeschiedenis. Het podium in de tentoonstellingsruimte waar men kon snuffelen in de oude burgerlijke stand, de kerkregisters, de gedachtenisprentjes en oude krantenartikelen werd heel druk bezocht. Tot weken na de lustrumtentoonstelling klopten mensen bij kringleden aan om hulp bij hun genealogisch (stamboom) onderzoek. Niet alleen Keerdenaren, maar ook mensen wier voorouders ooit hier gewoond hebben.

De eigen familiegeschiedenis
Een van de redenen waarom mensen speuren naar hun voorouders is gewone nieuwsgierigheid. Zij willen weten hoe hun voorouders hebben geleefd, in welk tijdsbeeld. Hoe zij de kost verdienden? Waar ze precies woonden? Onder welke sociale omstandigheden? Wat waren hun bezittingen? Onder welke sociale omstandigheden? Wat waren hun bezittingen? Zaten er ook ‘zwarte schapen’ tussen? Dit laatste is voor een enkeling aanleiding om subiet het onderzoek te staken.
Al met al is het niet verwonderlijk dat de plaatselijke historische verenigingen als paddestoelen uit de grond schieten. Zij houden zich immers bezig met de historie en het sociale leven van de ‘gewone man’. In tegenstelling tot vroeger, toen de belangstelling vaak beperkt bleef tot de zogenaamde ‘bovenlaag’ van de samenleving. De geschiedenis heeft door het onderzoek op lokaal niveau een menselijker gezicht kregen.
Tot hoever zijn gegevens bekend?
Met niet al te veel tegenslag tot in de zeventiende eeuw. Een enkele keer tot eind zestiende eeuw. De verhalen dat men kan aantonen dat de stamboom terug gaat tot ver in 1400 moeten meestal met een korreltje zout worden genomen. De gegevens zijn vaak gebaseerd op aannames. En in de genealogie tellen alleen gegevens die zijn vastgesteld op basis van documenten. Ook doen allerlei andere ‘sprookjes’ de ronde over de afkomst. Mensen met een Franse naam hoor je weleens zeggen: “Opa vertelde dat wij afstammen van een officier uit het leger van Napoleon”. Vaak ligt de herkomst van zo een Franse naam hier maar een tiental kilometers vandaan. In de Walepij-ie, of te wel in het Waalse land. Ook verhalen die in families de ronde doen en gebaseerd zijn op overlevering (vader-op-zoon verhalen) geven vaak een heel flatteus beeld en moeten na feitelijk onderzoek, tot teleurstelling van betrokkenen, flink worden bijgesteld.
Iedereen heeft twee ouders, vier grootouders, acht overgrootouders, zestien betovergrootouders enz.. Een baby die in deze tijd wordt geboren, heeft als we teruggaan tot begin 1600 ruim 8000 voorouders, uitgaande van dertien generaties. Iedere generatie (dertig jaren) wordt dat aantal verdubbeld. Bij de zoektocht naar voorouders zijn natuurlijk niet altijd alle voorouders op te sporen. Vooral wanneer ze niet in dezelfde landstreek zijn blijven wonen, is dat lastig. Ook kunnen onwettige kinderen spelbreker zijn, al vermeldde de pastoor weleens, tegen het verbod van de bisschop in, de naam van de vermoedelijke vader in de doopakte. Een voorbeeld van een stamboom vindt u op het eind van dit artikel.
Aanpak van het onderzoek
Het eerste advies is: Begin bij het begin. Veel beginnelingen zijn te ongeduldig en willen zo snel mogelijk gegevens verzamelen over hun achttiende eeuwse voorouders. Dus eerst informatie bijeenbrengen over het eigen gezin en over dat van beide ouders. Hulpmiddelen zijn: trouwboekjes, overlijdensprentjes, geboorte-, overlijdens- en huwelijksadvertenties, communieprentjes, krantenartikelen, diploma’s, familiefeestgidsen, kortom alle spullen waar gegevens over de gezins- en familieleden te vinden zijn. En natuurlijk foto’s, daarbij direct noteren wie er op staan. Soms kent alleen nog een oude tante de mensen die op dat oud familiekiekje staan. Van alle originele stukken worden fotokopieën gemaakt en de herkomst genoteerd. Beter te veel gegevens en later schiften dan naderhand tot de ontdekking komen, had ik maar….
Belangrijk is ook om met oudere familieleden te praten over vroeger. Vaak weten zij meer te vertellen dan wordt verwacht.
Waar bevinden zich oude gegevens?
De meeste gegevens worden bewaard in het Rijksarchief in Maastricht. De gegevens zijn openbaar en kosteloos te raadplegen. Gaat het over Cadier en Keer en Honthem, dan heeft de Historische Kring al flink wat gegevens verzameld.
De burgerlijke stand
De burgerlijke stand is ingevoerd in 1796. In die tijd was Limburg ingelijfd bij Frankrijk. In de rest van Nederland gebeurde de invoering een jaar of vijftien later. Akten van de burgerlijke stand moesten worden opgemaakt bij geboorte, huwelijk en overlijden. De eerste baby die in Cadier werd ingeschreven was Pierre Schurgers. Hij werd geboren op 21 december 1796 als zoon van zijn gelijknamige vader en Maria Brouwers. In die tijd kon men niet alleen volstaan met aangifte doen. Men moest het kind ook in “le salle publique de la maison Commune”  tonen aan de burgemeester Gerard van der Linden. De verplichting dat men borelingen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand moest tonen, heeft nog vele jaren standgehouden. In het algemeen waren buiten de vader ook nog één of twee getuigen aanwezig. Waar het gemeentehuis stond, hebben we niet kunnen achterhalen, misschien was het gewoon de woning van de burgemeester.

jrg4blz174

Geboorteakte van Michel Dobbelsteijn uit 1809

Alhoewel inschrijven in de burgerlijke stand verplicht was, was de animo hiervoor niet groot. De dorpelingen zagen het nut van een goede bevolkingsadministratie niet zitten. De Franse bezetter maakte van de gegevens gebruik om jongemannen voor de dienstplicht op te roepen. Ook was het met een goede administratie moeilijk om onder belastingheffingen uit te komen.
De Historische Kring bezit kopieën van de aktes van de burgerlijke stand (1796-1940)
Kerkelijke archieven
In de Middeleeuwen waren er nogal wat rondzwervende mannen die hun vrouw en kinderen in de steek lieten om ergens anders hun geluk opnieuw te proberen. Dubbelhuwelijken kwamen geregeld voor. Dat was een doorn in het oog van de Kerk. In de dertiende eeuw werden al de drie roepen ingevoerd. Drie zondagen achter elkaar moesten de huwelijksvoornemens van de kansel worden afgekondigd, maar dat bleek niet afdoende. Daarom werd tijdens het Concilie van Trente (1545-1563) beslist dat twee of drie getuigen aanwezig moesten zijn bij het huwelijk en dat de trouwerij alleen mocht plaatsvinden voor de pastoor van de parochie waar men woonde, in het algemeen in de parochiekerk van de bruid. Een vreemde pastoor mocht het huwelijk niet sluiten. Het Concilie drukte de pastoors op het hart niet te gemakkelijk mannen te trouwen wiens afkomst ze niet kenden. In ieder geval moest de pastoor een onderzoek instellen in de parochie waar de bruidegom zei vandaan te komen.

Huwelijken, dopen en overlijdens moesten door de pastoor in een speciaal register worden ingeschreven. Het oudste kerkregister van de parochie Cadier begint met vermelding van de dopen in 1614 en de huwelijken een jaar later. De eerste overlijdens werden pas in 1662 genoteerd. Vanaf die tijd zijn de gegevens bewaard gebleven met uitzondering van de huwelijken die in de kerk van Cadier gesloten zijn tussen 1735-1796. Het register waarin deze zijn ingeschreven, is al vele jaren onvindbaar.

(wordt vervolgd)

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME