Keerder dialect
Vergieëte wäörd (vergeten woorden)
Tekst: Jeannie Prevoo-Spronck en Jo Purnot
Tekeningen: Jean Bessems (va Lèike)
Als je van dialect houdt is het altijd fijn om zo nu en dan eens een dialectwoordenboek in de hand te nemen en gewoon wat door te bladeren. Je komt dan toch al gauw tot de ontdekking dat veel woorden niet meer gebruikt worden waardoor (jonge) mensen de betekenis ervan waarschijnlijk niet meer zullen kennen. Hieronder enkele van dit soort dialectwoorden afgewisseld met uitdrukkingen.
Bläökerke: | Kaarsenhoudertje Tot begin twintigste eeuw was in veel huizen nog geen elektriciteit. ’t Bläökerke werd toen gebruikt als men ’s avonds de bèddekoetsj (bedstee) ging opzoeken. |
|
Oe 'ne hoëge mistum liek is ut goot vrij-je | Een hoge mesthoop duidt op een grote veestapel, dus op welstand van de vader (boer) van de geliefde. | |
Krabbieja of kriessie |
Staafdrop |
|
Wat hèèt dae vuur tuun vei-jl ? | Wat bezielt die persoon? | |
Deddere | Door de pratsj (modder) baggeren, lopen | |
Ter lièke goeën | 'n begrafenis bijwonen | |
Plùiske (flúiske) | Pluisje Plùiskes van een uitgebloeide pisblom (paardenbloem). |
|
Geenzie (uitspraak: g'nzie) |
Overkant. Vaak wordt hier d'n hiemel (hemel) mee bedoeld. Ook de dorpen aan de overkant van de Maas (Ternaaien) werden met geenzie aangeduid. | |
Liêtsje | Met platte stenen schuin op het wateroppervlak van een sloot gooien, zodat de stenen meerdere malen stuiterden. | |
Wat teùnks tiéch de-van? | Hoe denk jij hierover? | |
Sjmaadbiesjke |
Onze-lieve-herenbeestje Kinderen namen het sjmaadbiesjke in een gesloten hand en maakten dan een schuddende beweging, terwijl ze zeiden: bieske gieëf miech sjmaad of zaat. Na het openen van de hand vloog het biesjke weg en bleef de gele sjmaad in de hand achter. |
|
Haw iêch mer weer mienen auwen toeémel | Leefde ik maar weer onder de mij vertrouwde omstandigheden | |
Sjroompplaank | Zinken geribbeld wasbord. Het wasproces was het zwaarste huishoudelijk karwei. Het hele proces duurde vaak drie dagen (van zondag t/m dinsdag). Na afloop had de huisvrouw: rugpijn van het bukken, was ze misselijk van de ingeademde zeepdampen en had ze opengescheurde handen van ’t sjroompe. |
|
Ter ière van wat vuur 'ne heilige | Om welke redenen | |
Sjteumpkes |
peuken |
|
Dun van lèèr en diék van sjméér | Dun van deeg en dik van spijs. Een aanduiding van de kwaliteit van de Limburgse vlaai. | |
Verviere |
Verschrikken, bang maken. |
|
Iêch zeen dièch nog neet bòmmele | Je kunt me gestolen worden | |
Hoon | kip Hoon is typisch een woord dat door zijn “Hollandse” evenknie (kip), is verdrongen. |
|
Loùp nao de hoonder | Loop naar de pomp | |
:
: