Cadier en Keer 25 jaar bij de gemeente Margraten.

Vieringen en herdenkingen

“Een kaiserlijke misser”
Cadier en Keer 25 jaar bij de gemeente Margraten.
door Fons Meijers

Op 1 januari 2007 was het 25 jaar geleden dat de gemeente Cadier en Keer ophield te bestaan. Op die datum zijn de gemeenten Cadier en Keer, Margraten, Mheer, Sint-Geertruid, Noorbeek en Bemelen en delen van de gemeenten Gronsveld en Wylre samengevoegd tot de gemeente Margraten. De samenvoeging van deze gemeenten was onderdeel van een grootscheepse herindelingoperatie die in 1982 in geheel Zuid-Limburg is doorgevoerd. Deze herindeling heeft een lange voorgeschiedenis gehad. Het grootste pijnpunt en heetste politieke hangijzer kwam overigens eerst naar boven na 1982, toen het ging om de plaats waar het nieuwe gemeentehuis zou moeten komen. De strijd die daarover is gevoerd, was ongekend hard en emotioneel.

Het begin
Halverwege de jaren zestig van de vorige eeuw werd Zuid-Limburg geconfronteerd met de mijnsluitingen. Deze maakten het noodzakelijk iets te doen aan de lappendeken van veel kleine gemeenten in deze regio. Het rijk en de provincie waren het hierover roerend met elkaar eens en vonden dat deze zaak in een keer goed moest worden aangepakt. In 1969 kwam de provincie met een fors herindelingsvoorstel: het aantal gemeenten in Zuid-Limburg zou moeten worden teruggebracht van 58 tot 11.

In dit plan werden de ‘randgemeenten’ rond Maastricht grotendeels toegevoegd aan Maastricht. Deze randgemeenten waren Eijsden, Gronsveld, Bemelen, Bunde en Cadier en Keer. Van de gemeente Cadier en Keer zou alleen het landelijk gedeelte (Blankenberg en de Zangerij) niet bij Maastricht komen. Dat werd toegedeeld aan de nieuw te vormen gemeente ‘Groot’-Gulpen. Tot deze laatste gemeente zouden ook Margraten, Sint-Geertruid, Mheer, Noorbeek, Slenaken en een gedeelte van Bemelen (Gasthuis), Gronsveld (Eckelrade en Honthem) en Berg en Terblijt gaan behoren. 
Volgens de provincie was de toevoeging van de randgemeenten aan Maastricht noodzakelijk, om deze stad in staat te stellen haar toekomstige taken goed uit te oefenen. De vestiging van de medische faculteit in Maastricht maakte deze noodzaak alleen maar groter. Belangrijk vonden Gedeputeerde Staten het ook dat Maastricht, na uitbreiding met de randgemeenten, als volwaardige partner van Aken en Luik zou kunnen gaan fungeren.

2007blz116

Het eerste gemeentehuis annex schoolgebouw en onderwijzerswoning, nu ’t Keerhoes, is gebouwd in 1879

Amputatie.
De inwoners van de randgemeenten waren fel tegen wat zij noemden, de annexatie door het arrogante en eigenzinnige Maastricht. De gemeentebesturen van deze gemeenten vertolkten het verzet van hun inwoners in brieven aan de provincie en aan het rijk. Zo noemden Burgemeester en Wethouders van Cadier en Keer de geplande annexatie van de randgemeenten door Maastricht een amputatie voor het achterliggende gebied in Zuid-Limburg. Volgens B en W had Cadier en Keer veel meer gemeen met de naburige plattelandsgemeenten dan met Maastricht.

In de officiële reactie aan de provincie hield de gemeenteraad van Cadier en Keer een pleidooi voor het behoud van de zelfstandigheid. Voor het geval Cadier en Keer onverhoopt niet zelfstandig zou kunnen blijven, gaf de gemeenteraad aan dat men duidelijk de voorkeur gaf aan het samenvoegen van Cadier en Keer met de gemeenten Berg en Terblijt, Margraten, Sint-Geertruid, Mheer, Noorbeek en Bemelen tot een nieuwe ‘plateaugemeente’.

Plateaugemeente
De provincie en het rijk hebben na 1969 nog geprobeerd door wat kleine bijstellingen hun ingrijpende plan er toch door te krijgen. Maar uiteindelijk, in 1977, moesten ze erkennen dat dit niet haalbaar was. Intussen had Maastricht, al in 1970, het bij de provincie gedaan gekregen om toch, zij het met andere dorpen en in beperktere mate, haar grondgebied uit te breiden. Deze uitbreiding bestond uit de toevoeging aan Maastricht van de gemeenten Borgharen, Itteren, Amby, Heer en een gedeelte van Meerssen en Bemelen. Overigens ging niet het gehele grondgebied van Heer over naar Maastricht, omdat het gebied van Huize Sint-Joseph aan de gemeente Cadier en Keer werd toegevoegd. Burgemeester Sjef Van Laar van Cadier en Keer had dit weten te bereiken.
De uitbreiding van Maastricht van 1970 kwam niet in de plaats van het veel verder strekkende plan uit 1969. De noodzaak van een herindeling op de schaal van geheel Zuid-Limburg bleef volgens de provincie overeind staan. Daarom is de provincie in 1977 met een sterk aangepast voorstel gekomen, waarvan ze verwachtte dat het beter aansloot bij de wensen van de inwoners in de betrokken gemeenten. Voor Cadier en Keer en de andere randgemeenten van Maastricht was het grote verschil, dat de toevoeging aan Maastricht van de baan was. De provincie vond nu dat Maastricht voldoende aan zijn trekken was gekomen met de uitbreiding van het grondgebied in 1970.

Voor zuidelijk Zuid-Limburg had de provincie het voorstel van het gemeentebestuur van Cadier en Keer uit 1969 grotendeels overgenomen. In het nieuwe voorstel zouden Margraten, Cadier en Keer, Sint-Geertruid, Mheer, Noorbeek en een gedeelte van Gronsveld (Eckelrade en Honthem) worden samengevoegd tot een plateaugemeente. Deze gemeente zou de naam Margraten krijgen, omdat die internationaal bekend was door de begraafplaats voor Amerikaanse soldaten. Margraten zou ook als het centrum van de nieuwe gemeente gaan fungeren.

Margraten centrum
Tegen het plan tot samenvoeging van de gemeenten op het plateau kon de gemeente, goed beschouwd, weinig bezwaar maken. Het was tenslotte haar eigen voorstel. In zijn eerste reactie op dit voorstel van de provincie wist loco-burgemeester Pierre Oostenbach van Cadier en Keer dan ook niet of hij blij of teleurgesteld moest zijn. Hij zei blij te zijn, dat het eerdere voorstel (uit 1969) waarin Cadier en Keer bij Maastricht zou worden ingedeeld, was verlaten. Maar hij voegde er snel aan toe, dat hij het allermeest voelde voor behoud van de zelfstandigheid van Cadier en Keer.

Het grootste pijnpunt voor Cadier en Keer in dit nieuwe voorstel was dat niet Cadier en Keer, maar Margraten het centrum van de nieuwe gemeente zou worden. Al in juni 1977, binnen een maand nadat het nieuwe herindelingsvoorstel bekend was geworden, heeft de gemeente Cadier en Keer daarover bij de provincie haar verbazing uitgesproken. Vooral ook burgemeester Sjef Van Laar, die tevens lid was van Provinciale Staten, heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Voor hem en voor de gemeenteraad waren er genoeg argumenten, waarom Cadier en Keer de kern van de nieuwe gemeente zou moeten worden. Zo had Cadier en Keer niet alleen de meeste inwoners maar ook de grootste kern. Bovendien fungeerde Cadier en Keer al op vele punten als een centrumgemeente.
Dat burgemeester Sjef Van Laar zich zo sterk maakte voor Cadier en Keer als kern van de nieuwe gemeente is des te opvallender, omdat hij zelf afkomstig was van Margraten.

2007blz119

Het laatste college van B en W.
Vanaf links: Pierre Oostenbach (wethouder), Sjef Van Laar (burgemeester), Sjef van Mulken (gemeentesecretaris), Harry Loyson (wethouder)

Hoorzitting
In een hoorzitting van de gemeenteraad van Cadier en Keer die op 9 augustus 1977 in ‘t Keerhoes werd gehouden, kregen de inwoners de gelegenheid om hun mening te geven. Tijdens deze hoorzitting, waar 75 personen aanwezig waren, behoorde de heer Felder tot de tegenstanders van het opgaan van Cadier en Keer in een plateaugemeente. Volgens hem was in de praktijk gebleken, dat kleine gemeenschappen beter in staat zijn hun eigen natuur te behouden. Het bezwaar van een grote gemeente is volgens hem ook, dat daar over de hoofden van de burgers heen wordt beslist.

Verschillende andere insprekers vreesden dat er een adder onder het gras zat. Zij waren bang dat Cadier en Keer alsnog door Maastricht zou worden opgeslokt. Twijfel daarover bleek onder andere uit de vraag van de heer Ubags of de toevoeging bij Maastricht nu definitief van de baan was. Mevrouw Jonkers vond dat de aanwezigen in de zaal konden helpen de toevoeging aan Maastricht tegen te houden door argumenten aan te dragen voor het realiseren van een plateaugemeente.

Tekentafelplannen
Twee dagen na de hoorzitting, op 11 augustus 1977, heeft de gemeenteraad in een openbare raadsvergadering zijn standpunt bepaald. Volgens raadslid Piet Lahaije was een gemeentelijke herindeling alleen nodig in de beide mijnstreken, omdat daar de mijnen dicht waren gegaan. De gemeenten in zuidelijk Zuid-Limburg waren door de provincie in dit herindelingproces “meegesleurd”, zonder dat daar een noodzaak voor was. De heer Hub Vroemen was ook niet te spreken over de manier waarop de herindeling was aangepakt. De plannen die vanaf 1968 waren gemaakt, waren volgens hem “tekentafelplannen”. Hij was van mening dat je niet tot een herindeling van gemeenten kan komen door vanachter een bureau een aantal lijnen op een kaart wat anders te trekken. Evenmin door vanuit de provincie een norm te stellen, waaraan het aantal inwoners in een gemeente moet voldoen. Hij benadrukte dat herindeling iets is dat de burgers direct raakt en daarom niet over de hoofden van de burgers heen moet worden aangepakt.

De raad kwam eensgezind tot de conclusie dat het het beste zou zijn als Cadier en Keer zelfstandig zou blijven. Maar als er toch een herindeling moest komen, dan moest maar gekozen worden voor de plateaugemeente.
In de officiële reactie van de gemeenteraad maakte de raad bezwaar tegen het opnemen van Cadier en Keer in de nieuwe plateaugemeente. Volgens de raad was de bestuurskracht van Cadier en Keer ruim voldoende. Hij vond ook de afstand die in de nieuwe gemeente zou ontstaan tussen de inwoners en het bestuur veel te groot zou worden. Indien de nieuwe plateaugemeente er toch zou komen, zou die volgens de gemeenteraad van Cadier en Keer niet de naam ‘Margraten’ moeten krijgen. Bovendien zou in dat geval de bestuurszetel van de nieuwe gemeente in Cadier en Keer moeten komen. Op dit laatste punt werden dus al in 1977 de messen geslepen.

Besluit provincie.
De provincie heeft zich door de argumenten van de gemeente Cadier en Keer niet laten overtuigen. In het uiteindelijke voorstel dat naar de Tweede Kamer werd gestuurd, werd Cadier en Keer opgenomen in de nieuwe plateaugemeente Margraten. In dit voorstel was ook opgenomen dat Margraten het centrum van de nieuwe gemeente zou worden.
Het wetsontwerp over de herindeling van de Zuid-Limburgse gemeenten is door de Tweede Kamer goedgekeurd en de herindeling is per 1 januari 1982 ingevoerd. Vanaf die dag behoort Cadier en Keer tot de gemeente Margraten.

2007blz121

Laatste dag zelfstandige gemeente Cadier en Keer eind december1981.
Personeel binnendienst.
Vanaf links: Voorste rij onbekend (tijdelijke kracht), Annie Odekerken, Rita Schoenmakers, Sjef Van Laar, Sjef van Mulken, Jos Haesen, Anton Weijers.
Achterste rij Leon Nijst, Mia Lemmens-Bisscheroux, Sjef Leenders, mevr. Maes, Annie Debie, Jacques Aussems, Ger Mertens

Verbouw of nieuwbouw gemeentehuis
Over de plaats waar het nieuwe gemeentehuis moest komen, heeft de provincie geen besluit willen nemen. Deze beslissing heeft ze overgelaten aan de raad van de nieuwe gemeente Margraten. Daarmee heeft de provincie de nieuwe gemeenteraad opgezadeld met een probleem, dat in Cadier en Keer nog vele jaren de gemoederen heeft bezig gehouden.

Het hoogtepunt van de discussies werd bereikt in 1988, toen de beslissing door de nieuwe gemeenteraad (eindelijk eens) moest worden genomen. Begin maart 1988 wist De Limburger te melden dat nieuwbouw van het gemeentehuis in Margraten “zo goed als zeker van de baan“ zou zijn. B en W vonden deze nieuwbouw te duur. Maar de krant meldde ook dat burgemeester Herman Kaiser met zijn beide wethouders (Pierre Oostenbach en Baer Rouschop) hierover “lang had gediscussieerd.” In een uitgebreide toelichting op het voorstel aan de gemeenteraad had de burgemeester geschreven, “dat de kern Margraten eigenlijk het meest geschikt is voor een bestuurscentrum; onder meer vanwege de centrale ligging.” In deze toelichting was ook vermeld dat nieuwbouw in Margraten maar een miljoen gulden duurder zou zijn dan verbouw in Cadier en Keer. De raadsleden Hennie Houben en Gène Ubags van de fractie Gemeenschapsbelangen beschuldigden daarop de burgemeester van “valse voorlichting” omdat volgens hun eigen berekening nieuwbouw veel duurder zou uitvallen. De beide raadsleden waren “niet verrast, dat de wethouders Oostenbach en Rouschop niet kunnen rekenen, maar van de burgemeester hadden we dat niet verwacht”. Ondanks deze “plaagstoten” noemde De Limburger in een commentaar van 24 maart 1988 de besprekingen in politiek Margraten “eerder zakelijk dan emotioneel”. Des te meer vond de krant het te betreuren, dat er een incident was geweest, waarbij de woning van een van de raadsleden was beklad en zijn gezin was bedreigd. Het ging hierbij om het Margratens raadslid Hennie Houben, wiens opstelling tot dan toe bij inwoners van Margraten volkomen verkeerd was gevallen.

In de raadsvergadering van juni 1988 kregen de architectenbureaus Peutz uit Heerlen en Hoen uit Maastricht de opdracht de twee mogelijke vestigingen in een schetsplan uit te werken en een kostenberekening te maken. Op 11 augustus, enkele weken voordat de schetsplannen zouden worden besproken in de gemeenteraad, vergeleek raadslid Charles Rouschop, in een ingezonden artikel in Margraten Magazine van 11 augustus 1988 de strijd om de vestigingsplaats van het nieuwe gemeentehuis met de Tour de France. “Wat wordt de bouw van het bestuurscentrum van Margraten?”, zo vroeg hij zich af. “Wordt het een Tour de Force of een Tour de Farce en wordt hier ook doping gebruikt?” Wat hij met dit laatste bedoelde laat zich raden.

2007blz123

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Jo Janssen (1921 - 1999) voelde zich als Keerdenaar zo gekwetst toen hij vernam dat het nieuwe gemeentehuis in Margraten gebouwd zou worden, dat hij bezwoer: “noêts geine riestevlaaj mie te ieëte”. De Margratenaren werden immers de Riesteländersj genoemd.


Op 7 september 1988 kon De Limburger in een grote kop berichten dat B en W de knoop hadden doorgehakt en hadden gekozen voor verbouw van het gemeentehuis in Cadier en Keer. Maar uit de rest van het artikel bleek dat het om een (meerderheids)standpunt ging van de beide wethouders. Burgemeester Herman Kaiser bleef voorstander van nieuwbouw in Margraten. Hij vond het kostenverschil tussen nieuwbouw in Margraten en verbouwing in Cadier en Keer te verwaarlozen.

De beslissing zou moeten worden genomen in de gemeenteraad. De koppen in deze raad tellende, bleek deze beslissing af te hangen van het standpunt dat de fractieleden van het CDA zouden gaan innemen. Deze zaten in een commissievergadering van 13 september 1988, twee weken voor de beslissende raadsvergadering van 26 september 1988, nog niet op één lijn. De wethouders Pierre Oostenbach en Baer Rouschop en het raadslid Charles Rouschop hadden duidelijk gekozen voor verbouw in Cadier en Keer, maar fractieleider Hub Souren en Jean Sneepers voelden het meest voor nieuwbouw in Margraten, terwijl Bert Aarts nog geen mening had. De andere fracties konden wel al melden welk standpunt zij op 26 september 1988 zouden gaan innemen. De PvdA, het Samenwerkingsverband en VVD-er Jean Demollin waren voor nieuwbouw in Margraten. De fractie Gemeenschapsbelangen (Hennie Houben en Gène Ubags) en de twee andere leden van de VVD, Harry Loyson en Piet Lahaye kozen in eerste instantie voor Cadier en Keer.

Hoe ongemeen spannend de situatie was, blijkt uit de krantenkoppen in De Limburger van 19 en van 20 september 1988. Waar op 19 september nog met een grote kop werd vermeld dat B en W definitief voor verbouw in Cadier en Keer hadden gekozen, stond een dag later met even vette letters te lezen dat de meerderheid van de gemeenteraad voor nieuwbouw in Margraten zou gaan kiezen. Bert Aarts van het CDA had tijdens een hoorzitting op 19 september gezegd voor nieuwbouw te zullen stemmen. Zijn stem zou de doorslag gaan geven en zou betekenen dat de meerderheid voor nieuwbouw zou gaan stemmen.

Omdat het er naar uitzag dat de meerderheid voor nieuwbouw zou stemmen, maakte CDA- fractieleider Hub Souren in De Limburger van 22 september 1988 bekend, dat hij in de raadsvergadering van 26 september met een initiatiefvoorstel zou komen voor de bouw van een nieuw bestuurscentrum in Margraten, volgens het plan van architect Hoen.

Beslissende vergadering.
Tijdens de alles beslissende raadsvergadering van 26 september 1988 laaiden de emoties hoog op. Piet Lahaye was woedend en bedankte als fractievoorzitter van de VVD. “Wij gaan de barricades op” aldus Piet Lahaye. “ We zullen niet werkloos toezien hoe Cadier en Keer verpaupert. Dit wordt een kernenoorlog”, zo besloot hij zijn betoog. Zeer emotioneel was ook de inbreng van het CDA-raadslid Charles Rouschop. Deze sprak er zijn “zeldzaam grote verbazing” en zijn “ontsteltenis” over uit dat hij in De Limburger had moeten lezen, dat zijn fractievoorzitter met een initiatiefvoorstel zou komen. Zeer ontstemd was Charles Rouschop ook over de opstelling van burgemeester Herman Kaiser. “Mijn vertrouwen in u, als onafhankelijk voorzitter, lijdt ernstige schade”, aldus Rouschop. De beslissing die leek te worden genomen tot nieuwbouw in Margraten zou volgens hem de geschiedenis ingaan als “een historische blunder; een kaiserlijke misser van de eerste orde”. Hij beschuldigde de burgemeester van het bewust geven van verkeerde informatie. “U hebt er een puinhoop van gemaakt in deze raad. Het is diep treurig; een beschamende vertoning.”
Aan het slot van deze bijzondere vergadering stemde de raad, met een meerderheid van één stem (acht voor en zeven tegen) voor het initiatiefvoorstel van Hub Souren tot nieuwbouw van het gemeentehuis in Margraten. Een gevolg hiervan was wel dat zowel de fractie van de VVD als van de partij Gemeenschapsbelangen uiteen zijn gevallen; met name doordat de vertegenwoordigers uit Cadier en Keer geen deel meer wensten uit te maken van hun fractie.

2007blz125
Op 30 juni 1989 heeft burgemeester Herman Kaiser, samen met schoolkinderen uit de negen kerkdorpen, de eerste steen voor het nieuwe gemeentehuis in Margraten gelegd. Van Cadier en Keer was dat Nicky Meertens

Please publish modules in offcanvas position.

Free Joomla templates by L.THEME