" Jonge, ich höb lever dat d'r héj-j neet kaomp"
door Jo Purnot
Vanaf 11 november, het begin van het carnavalsseizoen, tot Driekoningen is het betrekkelijk rustig aan het carnavalsfront, maar daarna komt het 'geweld' langzaam op gang. Menigeen kijkt reikhalzend uit naar de 'dolle' dagen. Voor anderen kan het niet snel genoeg Aswoensdag zijn en als het enigszins mogelijk is, trekken zij zo ver mogelijk weg om geen last te hebben van het carnavalsgedoe. Over Carnaval in Keer en 't Rooth gaat dit artikel.
Carnaval anno nu
Rekening houdend met de bevolkingssamenstelling van ons dorp, waar verhoudingsgewijs veel Keerdenaren wonen die geen Limburgs bloed in hun aderen hebben, wordt in ons dorp toch nog behoorlijk carnaval gevierd. Het is de taak van de carnavalsvereniging de Klenderaire om het carnavalsvuur hier brandend te houden. De naam klenderair dateert uit 1952 toen de eerste Raad van Elf werd opgericht. 'ne Klenderair is iemand die te lang in de kroeg blijft hangen en daardoor te laat thuis komt. Elk jaar organiseert de Raad van Elf minstens twee carnavalszittingen. Ook is er een jeugdzitting, want de jeugd heeft een eigen Raad van Elf met een eigen jeugdprins en een heuse prinses. Op carnavalszaterdag is de auw wieverbal, ooit voor het eerst gehouden toen Leike en Liza Bessems nog café hadden aan de Rijksweg (tegenwoordig Jumbo). Op carnavalsmaandag trekt de optocht door het dorp; het hoogtepunt van de carnavalsdagen.Groepen en einzelgän-gers nemen dan vaak maatschappelijke situaties op de korrel. Maar ook buurtverenigingen met veel kleine kinderen (Papendèl en Keerberg) proberen zich tijdens de optocht van hun beste kant te laten zien. Na binnenkomst van de optocht puilt 't Keerhoes uit en komt steevast de zaate hermenie van Bemelen een serenade brengen.
Een viertal leden van de Raod van Ellef zijn verantwoordelijk voor de keuze van de (dorps)prins. Tot de laatste minuut een goed bewaard geheim en achteraf blijken eerder genoemde namen altijd gebaseerd te zijn op geruchten en vermoedens. Naast de Klenderaire heeft ook de voetbalclub haar eigen voetbal prins. Afgelopen carnaval werd zelfs plotseling een seniorenprins te voorschijn getoverd.
De Raad van Elf in 1991 v.l.n.r. Rob Haesen, Frenk Gilissen, Jo Geelen, Nico Fraats,
Nic Hermans, Ber Lardenoye, Wino George, Chris Vandenboorn, Pierre Royen, Guus Coninx en Jo Amory.
Verder is er al verschillende jaren een Hierezietting en in navolging daarop de Dameszietting (d'n Auwen Toëwn) en 't Hènnetreffe (Old Jnn).
Een cultus die al verschillende jaren bestaat is dat de carnavalsverenigingen uit deze streek elkaars recepties en zittingen bezoeken.Wanneer in 't Keerhoes de prinsenreceptie is, rijden de taxibusjes met Raden van Elf af en aan. Bij die gelegenheden worden vaker 'vreemde' cadeaus aangeboden. Zo trakteerden twee jaar geleden de Klenderaire van Keer, tot grote hilariteit van de receptiegangers, de prins van de Boemelaere in Banholt op een levende big. Die van Tebannet namen enkele weken later in Keer revanche door in 't Keerhoes elf jonge sjroete (kalkoenen) los te laten.
De carnavalsviering wijkt in Keer nauwelijks af van de viering in de omliggende dorpen, ware het niet dat ieder dorp een eigen ritueel bedacht heeft om de carnaval in te luiden en af te sluiten. Zo wordt in Keer op carnavalszaterdag de Klenderair opgehangen. Deze carnavalspop houdt tijdens de carnavalsdagen vanaf zijn hoge plek op de hoek Raadhuisplein- Vendelstraat een oogje in het zeil. Op vastelaovenddieënsdeg klokslag 24.00 uur wordt hij, onder begeleiding van een zaat hermenieke, van zijn ereplaats gehaald en weer voor een jaar in de mottenballen gelegd.
Carnaval eind negentiende eeuw
Uit opgeschreven jeugdherinneringen weten wij dat eind negentiende eeuw in Keer van de vastelaovend weinig werk werd gemaakt. Het was een ongeorganiseerde bedoening. De fenomenen carnavals zitting en carnavalsprins waren nog niet van uit het Rijnland overgewaaid.Overdag liepen maar sporadisch momme (verkleedden) over straat. Kleine kinderen bleven binnen en stonden een groot deel van de dag met de neus tegen het venster te kijken of zij geen mombakkes zagen.'s Avonds werd het wat rumoeriger, dan trokken kleine groepen en einzelgängers, met ratels en toeters rond. Sommigen hadden een mand aan de arm, waarin zij allerlei spullen hadden om (vrouwelijke) voorbijgangers de stuipen op het lijf te jagen. De inhoud van zo 'ne erremkörref kon variëren van konijnenvellen en kippenkoppen tot dode muizen en zelfs haringen, waarmee men probeerde anderen in het gezicht te slaan. Dit leidde vaak tot veel ergernis en was voor menigeen een reden om tijdens dé dagen zo weinig mogelijk buiten te komen.
Het was een sport voor einzelgängers om zich bij dorpsgenoten naar binnen te werken. Vooral als deze wisten dat vrouwelijk schoon binnen was of dat er iets te eten viel. De bewoners trachtten dan door goed op de kleding en het schoeisel te letten en met listige praatjes en vragen erachter te komen wie achter het maske schuilging. Maar de mom probeerde door zijn stem te veranderen of zich doofstom te houden, dat geheim te houden. Dat was niet altijd eenvoudig, omdat het gegrimeerde gezicht vaak alleen maar werd beschermd door een oud gordijn of een kussensloop met kijkgaatjes. Wanneer het kritisch begon te worden, maakte de mom zich snel uit de voeten, de huisgenoten hevig vreigelend achterlatend, wae dat gewaes wor.
Optochtgroep 'de Knijns' uit de Julianastraat rond 1980.
Geheel vooraan: Maurice Loyson Eerste rij v.l.n.r.: René Spronck, Daniëlle Bessems, Robert Spronck,
Jean-Pierre Beckers, Maurice Loyson, Els Bessems-Duyckers en Finie Beckers-Wilhelmus.
Tweede rij v.l.n.r.: Assie Loyson-Mingels, Pascal Purnot, Jacqueline Purnot, Tonnie Spronck-Lambie, Richard Loyson,
Jolanda Vliegen en Harrie Beckers.
Derde rij v.l.n.r. Hub Spronck, Nico Pirnay, Harrie Loyson en Annie Purnot-Roebroeks.
Carnaval na de Tweede Wereldoorlog
Waren verkleedpartijen voornamelijk het alleenrecht voor jongens en mannen, zo rond de Tweede Wereldoorlog begonnen ook vrouwen zich stilaan als auw wiever op straat te wagen. De pastoor probeerde zijn parochianen tijdens de carnavalsdagen zoveel mogelijk aan de
kerk te binden door het Allerheiligste uit te stallen en een veertigurengebed te organiseren. Menig ouder werd vanaf de kansel streng toegesproken de kinderen verre van de poel des verderfs te houden en hen tijdens die 'zondige' dagen niet uit het oog te verliezen. Voor menig jong meisje betekende dat huisarrest. Trouwens het was niet alleen de Kerk, ook oudere inwoners moesten er nog aan wennen dat men carnaval massaler ging vieren. Toen de kersverse Raad van Elf (1952) de cafés langs ging, zei nog een kastelein (Sjiel va Nansje): "Jonge, iech höb lever dat d'r héi-j neet kaomp ". Andere kasteleins echter, zoals Sjoke Gorissen en Pie Gilissen stimuleerden de activiteiten van de Raad. De eerste Raad van Elf, die ook toen uit een paar mannen meer bestond, kozen prins Jean I (Jean Beijers) als hun voorganger. Eerder was ook al eens in een gekke bui Pie van Trees (Spronck) onder de poort van de Meussenhof, tot prins gebombardeerd, maar van een echte Raad van Elf was toen nog geen sprake.
Toch ging de emancipatie van de carnaval niet zo hard, want in 1964 werd nog in Oonder Os bekend gemaakt, dat volgens de politieverordening mannelijke personen in het openbaar niet in kleren mochten lopen die volgens gangbare begrippen slechts voor vrouwen bestemd waren. Voor vrouwen gold het omgekeerde. Het was eveneens verboden dat niet-geestelijken kleren van een geestelijke droegen. En maskers mochten na 23.30 uur niet meer gedragen worden. Dus de gemaskerden die het in de loop van de avond erg bont hadden gemaakt, moesten zorgen dat zij op dat tijdstip veilig thuis waren.
Aanval vanuit Holland
Eind jaren zestig begin jaren zeventig probeerde men via radio en televisie van dé carnaval hét carnaval te maken, te verhollandsen dus. Het is vooral aan de Tempeleers van Maastricht te danken dat hieraan een halt werd toegeroepen. Zij zeiden NEE toen de AVRO in 1975 in Maastricht een carnavalsprogramma wilde opnemen met artiesten als vader Abraham, Nico Haak, Ria Valk en Adèle Bloemendaal. De Tempeleers weigerden medewerking. Zij gingen nog verder door in het Zuiden een protest te mobiliseren tegen liedjes van het genre "Ik heb worstjes op mijn borstjes" en "Er staat 'n paard in de gang". Zulke zogenaamde carnavalsschlagers, werden ieder jaar weer opnieuw van over de 'Grote Riolen' (zoals dat toen door een bekend carnavalist genoemd werd), via de ether naar het Zuiden gestuurd. Het massaal protest had succes, want tegenwoordig is het anders om, want heel Holland zong een paar jaar geleden Sjeng aan de geng. Alhoewel op dit lied ook flink wat viel af te dingen, want de melodie was niet origineel, maar eerder door een Duitse groep op de plaat gezet.
Carnaval op't Rooth
Links Sjeng en Hayke Gilissen en rechts Math en Giel Dupuits.
Op t Rooth bruiste in de jaren vijftig en zestig het verenigingsleven volop. Een van die vereniging, de carnavalsvereniging de Mosasaurussen, zorgde ieder jaar weer voor een hoop sjwung in het dorpje. Hun eerste prins was eind jaren vijftig Sjeng Gilissen. Dat de keus op Sjeng viel, was niet zo verwonderlijk, want hij speelde binnen het verenigingsleven een actieve rol. Hij was een verenigingsman in hart en nieren. Het tweede jaar was Math Dupuits aan de beurt om met zijn scepter over het rijk van de Mosasaurussen te zwaaien.Math wist ook van wanten. Hij was behept met vele talenten, waarvan zijn dichtkunst het meest opviel. Hij is de tekstschrijver van Do you Remember, een singel die de hele wereld overging. Maar die prinsenperiode is Math nog lang blijven heugen. Hij verhaalt jaren later in Oonder Os wat hem als prins was overkomen:
De gestolen scepter
Alles begon natuurlijk op de carnavals zitting met prinsenproclamatie in café Beuken, die tot narrentempel was omgebouwd. De zitting was prima verlopen met, zoals het hoorde, veel sjpas. Daarna trokken de prins, de Raad van Elf, de burgemeester en de wethouders naar het prinselijk huis, om daar, volgens goed gebruik, in de gooi kamer een koffietafel te nuttigen. Na enige tijd kwam ook de politie naar binnen, maar de agenten bleven liever in de keuken zitten. Zij voelden zich bij die 'hoge heren' blijkbaar niet op hun gemak. Na een paar gezellige uurtjes ging iedereen met een goed gevoel huiswaarts. Math ging de dag erna gewoon naar zijn werk, maar toen hij 's avonds thuis kwam was de politie er weer. Hij begroette hen met een: "Denken jullie dat het alweer feest is?" Integendeel zeiden zij: "Wij zijn gekomen, om te horen of het waar is dat jouw scepter is gestolen?" Math was sprakeloos. Hij wist nergens van, het zal toch niet waar zijn dat... De agenten vertelden dat zij een tip hadden gekregen van een onbekende. Zij waren van mening dat als het gerucht waar was, men het daar niet bij kon laten zitten. Carnavalvieren is prima, maar iedereen moet wel van andermans spullen afblijven! Aldus de overheidsdienaren. Ondertussen was de vrouw van Math al gaan zoeken en warempel: geen scepter te vinden. Math was teneinde raad. De agenten vermoedden dat hij toch de avond tevoren iets te diep in het glas had gekeken en de scepter bij madam Beuken was kwijtgeraakt. Nadat de politie enkele aantekeningen had gemaakt, vertrokken zij hoofdschuddend. Het duurde niet lang of heel 't Rooth, jong en oud, was van het voorval op de hoogte. De verontwaardiging over zo een laffe daad was groot. De dienaren van Hermandad hadden zich laten ontvallen dat zij vermoedden, dat de dader in Margraten gezocht moest worden. Zij hadden zelfs een aantal mensen op het oog. Besloten werd dat Math en de zijnen, samen met de politie op donderdagavond de Margratenaren aan de tand zouden gaan voelen.En als daar aanleiding voor was, zou de politie de daders aanhouden. Of de duivel ermee speelde: dezelfde donderdag kwam in de late namiddag een open wagen met loeiende sirenes en twee gemaskerde mannen met in hun handen de gestolen scepter over 't Rooth gereden. Math was door het kabaal naar buiten gekomen. Toen hij zag wat aan de hand was, wist hij zich van woede en schaamte geen houding te geven. Naast hem stond een oudere man, die als een kind huilde van emotie. 's Avonds trokken prins Math I en de Elvenraad, begeleid door de politie, naar Margraten. De Roothenaren hadden zelfs een overvalwagen georganiseerd. Op verschillende adressen werd binnengevallen en verdachten gearresteerd. Samen met de gevangenen keerden zij terug naar de narrentempel op 't Rooth. Toen zij daar arriveerden was de belangstelling zo groot, dat het café en het zaaltje eigenlijk te klein waren om als rechtszaal te functioneren. Toch werd een rechtbank geïnstalleerd. Over en weer werden vragen gesteld. De spanning steeg en uiteindelijk vielen de ware daders door de mand. Tot ieders grote verbazing waren het de politiemannen zelf die als de dieven werden ontmaskerd. Zij waren ook de gemaskerde mannen die 's middags met veel bombarie met de scepter in die open wagen over 't Rooth waren gereden. Vervolgens kwam de aap uit de mouw: Toen ze op zondagavond na de carnavals zitting in de keuken zaten, was op een gegeven ogenblik alleen de vrouw van Math bij hen in de keuken. Zij zagen toen de scepter liggen. Eén van hen liet toen zijn papieren vallen. De vrouw van Math, zoals altijd erg behulpzaam, haastte zich om de spullen op te rapen. Hiervan maakte de andere agent gretig gebruik om de scepter te grijpen en onder zijn jas te stoppen. Kort daarna ging hij naar buiten om het kleinood in de wagen te verstoppen.De daders werden beboet met twee rondjes bier voor de hele tent, waar iedereen vrede mee had, al was Math zelf er niet zo gelukkig mee.
dorpje. Hun eerste prins was eind jaren vijftig Sjeng Gilissen. Dat de keus op Sjeng viel, was niet zo verwonderlijk, want hij speelde binnen het verenigingsleven een actieve rol. Hij was een verenigingsman in hart en nieren. Het tweede jaar was Math Dupuits aan de beurt om met zijn scepter over het rijk van de Mosasaurussen te zwaaien.Math wist ook van wanten. Hij was behept met vele talenten, waarvan zijn dichtkunst het meest opviel. Hij is de tekstschrijver van Do you Remember, een singel die de hele wereld overging. Maar die prinsenperiode is Math nog lang blijven heugen. Hij verhaalt jaren later in Oonder Os wat hem als prins was overkomen:
Naderhand is nog vaker geprobeerd, en soms met succes, de scepter van de prins te pakken te krijgen en dan voor het kleinood losgeld te vragen. Of dat zo geslaagd is, als toen op 't Rooth, is maar de vraag. Overigens, de prins van de Klenderaire wordt daarom constant bewaakt, zelfs als hij naar het toilet gaat, gebeurt dat onder begeleiding. Wel lukte het jeugdleden van de fanfare in 1970 de prinsenwagen te gijzelen. Echter de Klenderaire wisten via slinkse wegen de wagen weer op tijd voor de optocht in handen te krijgen.
Carnavalstip 2004
Carnaval is een stukje onvervalste cultuur met een traditie van eeuwen. Vele Keerdenaren, Honthemenaren en Roothenaren zullen ook komend jaar die traditie weer alle eer aan doen. Nu leert de ervaring dat in de carnavalperiode veel in het dialect geschreven wordt. Vaak zijn dat korte leuzen op carnavalswagens of aankondigingen in Oonder Os, maar ook langere teksten in programmaboekjes of prinsenproclamaties. De teksten zouden een meerwaarde hebben als deze in echt Keerder dialect geschreven zouden zijn. Want hierdoor wordt een ander stukje cultuur, het Keerder dialect, ook een goede dienst bewezen. Leden van de Historische Kring willen toekomstige tekstschrijvers die problemen hebben met de Keerder spelling hier graag bij helpen. Het zou toch jammer zijn als een Keerder carnavalsliedje met een prima tekst, niet in 't Keersj maar in 't Meestreechs uit de luidsprekers schalt. Is er dan iets mis met 't Mestreechs? Natuurlijk niet, maar het Maastrichts carnavalsliedje wordt toch ook niet in een ander dialect opgenomen.
Informatie:
- Servé Overhof: Drie maal elf jaar Klenderaire, 1998.
- Tijdschrift VELDEKE, jrg 1996 nr. 1, Carla Wijers.
- Interviews: Maj van Trees (Deckers-Spronck), Liza va Leike (Bessems-Schillings) en Jean Beijers.