Historie
Cadier en Keer: twee woorden één begrip
Eerste bewoning na ontbossing in de 11e eeuw
Door Lei Haesen
Hoofddoel voor ons periodiek is allerlei aspecten te beschrijven van het leven en werken van voormalige dorpsgenoten. Om het doen en laten van onze voorouders beter te begrijpen of bepaalde gebeurtenissen in de juiste context te kunnen plaatsen is enig inzicht in de algemene geschiedenis wenselijk. Deze bijdrage handelt over een klein stukje geschiedenis: het ontstaan van Keer en Cadier. We krijgen nu onmiddellijk te maken met een probleem. Door gebrek aan geschreven bronnen is dit artikel deels gebaseerd op feitelijkheden en deels op waarschijnlijkheden.
Voorgeschiedenis
Op de zuidelijke en westelijke hellingen rond Cadier en Keer zijn verschillende sporen gevonden die aantonen, dat reeds duizenden jaren vóór Christus hier mensen rondgedoold hebben. De aanwezigheid van vuursteen, geschikt voor onder meer het maken van bijlen, speerpunten en hamers, zal daarbij voor de prehistorische mens een belangrijke rol hebben gespeeld. Zeker is dat op deze hellingen op kleine schaal vuursteen in dagbouw is gewonnen. Er zijn echter geen aanwijzingen dat op het plateau zelf ook een nederzetting geweest is. Keer en Cadier liggen op het Plateau van Margraten. De hogere ligging maakt de vestiging van een nederzetting minder aantrekkelijk. De beste plaatsen om te wonen zijn de dalen. Daar is water aanwezig en liggen ook de beste weiden en de vruchtbaarste gronden. Op het plateau zit het grondwater tientallen meters diep en beekjes stromen er niet. De kunst van het slaan van diepe putten beheerst de mens pas voldoende in de 15e en 16e eeuw.
De komst van de Romeinen en de bouw van een Romeinse villa (een groot landbouwbedrijf) op het huidige terrein van het Missiehuis, op de grens tussen Heer en Keer (Villa Bakkerbosch) , heeft wel geleid tot (een gedeeltelijke) ontbossing van het plateau, maar van een permanente bewoning is geen archeologisch bewijs gevonden. Zeker is, dat na het vertrek van de Romeinen het plateau opnieuw bebost raakt.
Ontstaan
De geschiedenis van Keer, Cadier en de overige plateaudorpen begint in de 11e eeuw, wanneer vanuit de aangrenzende dalen gestart wordt met de ontginning. Het Plateau van Margraten wordt in het noorden begrensd door het Geuldal, in het oosten door het dal van de Gulp, in het zuiden door de Voer en in het westen door het Maasdal. In de 12e eeuw raakt het plateau bewoond en ontstaan er nieuwe nederzettingen, zoals Noorbeek, Banholt en Mheer (vanuit ’s Gravenvoeren), Margraten (vanuit Gulpen) Ijzeren en Sibbe (vanuit Oud-Valkenburg), Gasthuis en vermoedelijk ook Berg en Terblijt (vanuit Bemelen), St. Geertruid (vanuit Breust/Eijsden), Honthem (vanuit Eckelrade/Gronsveld?), Keer (vanuit Heer) en Cadier (vanuit Heugem). De oudste nederzettingen liggen aan de rand van het plateau. Het zijn met name de grootgrondbezitters – naast adellijke geslachten in die tijd vooral kerken en kloosters – die met de ontginning starten. Vanuit Heugem wordt begonnen met de ontbossing van Cadier. Cadier ligt globaal genomen ten zuiden van de huidige Kerkstraat en Dorpsstraat. Vanuit Heer wordt gestart met de ontginning van Keer, het gebied ten noorden van genoemde straten. Men begint niet willekeurig met het in cultuur brengen van de grond. Kijken we naar Keer dan ontdekken we door reconstructie van de kavels op de oudste kaarten een systematische aanpak. Er wordt een lange en brede strook uitgezet. Aan het begin van deze strook bouwt men een boerderij. Ernaast gebeurt hetzelfde. Keer is zo een typisch voorbeeld van lintbebouwing, een langgerekte bewoningsvorm. In de loop van de daaropvolgende eeuwen zijn deze grote kavels, vooral door erfdeling, versnipperd tot kleinere percelen. Over de omvang van het bebouwde gedeelte van de nieuwe nederzettingen, kunnen we niets met zekerheid zeggen. Niettemin zal het aantal boerderijen in Cadier zeker niet meer dan twintig geweest zijn en het aantal inwoners minder dan 100. Vele eeuwen later, in 1732, staan hier slechts 24 woningen. In 1795 is dit nog steeds 24. Keer daarentegen moet wat het bebouwd gedeelte en aantal inwoners betreft ongeveer twee keer zo groot zijn geweest.
Op dit kaartje uit de gemeente-atlas van Kuijper (1866) is de oorspronkelijke lintbebouwing nog goed te zien.
Merk op, dat de namen Keer en Cadier verwisseld zijn.
De parochie
Cadier is aanvankelijk een deel van de parochie Heugem. Kort na de eerste fase van de ontginning bouwt men een kapel, vermoedelijk op dezelfde plaats als de huidige kerk. De pastoor van Heugem komt er op de zondagen en ”gewone” feestdagen de mis lezen. Voor huwelijken, dopen en begrafenissen, alsook tijdens de grote feestdagen en het feest van de patroonheilige, moet men naar Heugem. Dit is geen ideale toestand. De afstand naar Heugem is groot en de wegen zijn in de wintermaanden moeilijk begaanbaar.
Daarbij komt, dat de Maas vaker buiten haar oevers treedt en Heugem geheel onder water zet.
Zo gebeurt het enkele malen dat kinderen zonder doopsel overlijden. Op 1 juli 1266 krijgt Cadier een eigen priester. De inwoners moeten garant staan voor een vast inkomen van de pastoor middels de opbrengst uit onroerend goed, gaven in natura en andere bijdragen. Wel blijft Heugem moederkerk of hoofdkerk (tot 1768) en moeten onze voorouders naar Heugem voor de processie van de Kruisdagen.
Keer en Honthem behoren voor 1559 tot de parochie Cadier. We weten niet of dit ook al in 1266 het geval is. In de akte van afsplitsing van Cadier van de kerk van Heugem wordt over Keer en Honthem geen woord gezegd. Niettemin is het aannemelijk te veronderstellen, dat deze twee dorpskernen reeds een deel van de parochie zijn. Het aantal gezinnen in Cadier is vermoedelijk niet toereikend geweest alléén een parochie in stand te houden en de pastoor in zijn levensonderhoud te voorzien. In 1559 wordt Keer ook in kerkelijk opzicht bij Heer gevoegd. Eerst in 1803 zal deze woonkern weer een deel van onze parochie worden. Honthem is parochie Cadier gebleven.
Staatkundige toestand
Tijdens de ontginning van het plateau is het grote Frankische Rijk reeds versnipperd in vele kleine zelfstandige stukjes, alle met een eigen heer, eigen bestuur en eigen rechtspraak. Eén van die gebiedjes is het Land van Daelhem, genoemd naar het plaatsje Daelhem bij Visé. De bezitters van het grondgebied van Cadier bouwen hier in 1080 een kasteel (momenteel een ruïne). Cadier zal tot de komst van de Fransen (1794) tot het Land van Daelhem blijven behoren.
De graven van Daelhem en later hun opvolgers verpandden of verkochten bepaalde rechten aan kapitaalkrachtige personen. Dat bracht extra geld in het laatje. En dat het niet om kleine bedragen gaat, mag wel duidelijk zijn. Jan van Gronsveld betaalt in 1370 voor het Eijsden en Cadier f 5.500. In 1681 wordt door Jean Jacques de Jacobi f 20.000 neergeteld voor het goed Blankenberg en de rechten van Cadier. Jacobus Hackstein legt in 1781 het lieve sommetje van
f 72.550 op tafel.
Wat de rechten betreft, moeten we denken aan bijvoorbeeld het jachtrecht, maar ook aan het recht om de schout (te vergelijken met de huidige officier van justitie) en schepenen (de dorpsbestuurders) te benoemen of aan de lagere (kleinere vergrijpen en civiele zaken) of hogere rechtspraak (zware misdrijven en zelfs veroordeling aan de galg). Deze personen kunnen zich nu Heer van Cadier noemen. Als Heren van Cadier kennen we:
Voor 1370: Van den Bongart van Ter Heijden
1370-1406: het geslacht Van Gronsveld
1406-1643: (vermoedelijk verpanding)
1643-1680: het geslacht Hoen van Hoensbroek-Geul
1681-1782: de familie Jacobi
1782-1795: Jacobus Hackstein van Hemerstein
Keer, samen met Heer, is vermoedelijk al vanaf de beginperiode één van de elf dorpen, waar het kapittel van Sint Servaas (groep vooraanstaande, vaak adellijke geestelijken, verbonden aan de St.-Servaaskerk) het voor het zeggen heeft, er de wereldlijke macht uitoefent. Deze toestand zal eveneens tot 1794 ongewijzigd blijven. De inwoners van Keer hebben geen protestantse overheersing gekend. Heer (met Keer) is door het kapittel nooit verpand geweest.
In de top van de gevel van de woning van familie Vliegen-Lemmens (Dorpsstraat 15) bevindt zich nog een steen met opschrift:
"P. Hackstein Heer van Cadier"
Oudste wegen
Vanaf de ontginning wordt vanzelfsprekend ook gestart met de aanleg van wegen. Een aantal wegen zorgt voor verbinding met de omliggende dorpen, de meeste echter verbinden de boerderijen met hun akkers en weiden (veldwegen). Bij een drietal oude en belangrijke wegen willen we even stilstaan. De huizen van Keer en Cadier zijn oorspronkelijk gebouwd langs twee straten: de Dorpsstraat (nu: Kerkstraat en Dorpsstraat) en de Limburgerstraat.
De Limburgerstraat heeft deel uitgemaakt van de weg Maastricht-Aken. Deze weg begon in Scharn, kruiste in Heer een lijn waar thans op de Akersteenweg hotel De Hoof ligt en liep langs Huize Sint Joseph naar Keer (Trichterweg). Hier kruiste hij tussen de Auberge en bakkerij Essers het tracé van de later aangelegde Rijksweg en sloot aan op de Limburgerstraat tussen de Margrietstraat en de Beatrixstraat. Het gedeelte tussen de Trichterweg en de Limburgerstraat bestaat dus niet meer. De Limburgerstraat liep verder richting Blankenberg. Ter hoogte van Blankenberg was er een wegsplitsing. Hier kon men via de Sangerij naar Margraten. De veldweg achter de laatste woning links in Cadier en Keer (huis Bakker) is nog een deel van deze verbindingsweg en draagt overigens nog de naam Trichterweg. De andere, het verlengde van de Limburgerstraat, liep via Honthem naar Terlinden en de Plank richting kasteel en plaatsje Limbourg aan de rivier de Vesdre. De naam van onze provincie (voorheen Hertogdom Limburg) is ontleend aan de naam van dit kasteel.
Oud grenspaaltje met vijfpuntige ster in de tuin van de woning naast Bakkerij Essers, gelegen langs het verdwenen stuk van de Limburgerstraat
De Dorpsstraat (nu deels Kerkstraat) vormde de verbinding tussen Cadier en Heugem. Via de Bronckweg kon men bij de molen vroeger recht oversteken richting Heugem. Zeer waarschijnlijk herinnert de Bronckweg nog aan de processies die vroeger vanuit Cadier naar Heugem trokken. Zeker is dat de Limburgerstraat reeds voor de ontginning is aangelegd. Of deze weg van Romeinse oorsprong is en deel van de verbinding tussen Aken en Maastricht was, is nog de vraag.
Een derde oude weg is de verbinding tussen Keer en Heer. Een deel van deze (veld)weg draagt nu nog de naam Heerder Lijkweg. Nadat Keer bij de parochie Heer was gevoegd, liepen de inwoners tijdens een begrafenis via deze weg naar de kerk in Heer voor de uitvaartdienst. Na de dienst trok de stoet weer naar Keer, want de overledene werd doorgaans niet in Heer maar op het kerkhof van Cadier begraven. Het is de weg die nu ter hoogte van de Limburgerstraat nabij de Rijksweg begint (Heerderweg) en na de kruising met de Pastoor Kikkenweg veldweg wordt (Lijkweg).
De naam
In de oudste documenten wordt Cadier voor het eerst vermeld in 1266. Aardige bijzonderheid: Amsterdam is jonger dan Cadier. Deze wereldstad komen we in 1275 voor het eerst in de archieven tegen.
Hoe werd Cadier vroeger geschreven?
1266 Cadiers
1266 Cadirs
1292 Cadirs
1324 Cadirs Onder Cadierbergh
1358 Cadir Aen den Cajersbergh
1440 Kayersberch
1511 Kayerderberch
1588 Sub monte de Cajer - Onder Cadierbergh - Aen den Cajersbergh
Keer komen we in de oude stukken tegen als Keyer, Keyr en Kayer. Over de herkomst en betekenis van Keer en Cadier bestaan verschillende versies. We houden het op de mening van P.L.M. Tummers, een autoriteit op dit terrein. In zijn standaardwerk “Romaans in Limburgse aardrijkskundige namen” verklaart hij de herkomst van de namen Keer en Cadier beide uit het Latijnse woord calidarium. Dit betekent een plaats voor warme baden. We keren daarvoor even terug naar de Romeinse Villa Bakkerbosch. In dit gebouw bevonden zich een verwarmingsinstallatie en een badruimte met warm water. Het woord calidarium wordt later caldarium. Het wegvallen van de letter l tussen een klinker en een medeklinker komt vaker voor: caldarium wordt cadarium. De uitgang–arium tenslotte ontwikkelt zich in het Frans tot –ier: Cadarium → Cadier. Het woord Cadier is geboren.
In het Nederlands echter ontwikkelt de uitgang –arium zich tot –er. Dit kunnen we nog zien aan woorden als cellarium→kelder of vivarium → vijver. Uit Cajer, Kayer, Keyer en andere varianten ontstaat het woord Keer, anders gezegd: de Nederlandse “verbastering” van het Franse Cadier.
Om niet één van beide dorpskernen voor het hoofd te stoten, heeft men bij de bestuurlijke samensmelting in 1828 van Keer en Cadier beide namen in de nieuwe plaatsnaam opgenomen. Conclusie: is de dubbelnaam van ons dorp al bijzonder, zeker uniek is dat beide woorden hetzelfde betekenen!