Dorpsleven in vroeger tijden
Het gezin Spronck-Daemen
door Maria Geelen-Janssen en Jo Purnot
Ook in deze Kroniek willen wij aan de hand van een familiegeschiedenis een beeld schetsen van het leven in ons dorp vele decennia geleden. Ditmaal “poseert” voor ons het gezin Pieter Hubertus (Pie) Spronck en Maria Theresia (Trees) Daemen. Wij hebben gebruik gemaakt van gegevens die zich in het gemeentearchief bevinden en van informatie die we kregen van een dochter uit het gezin, mevrouw Deckers-Spronck (Mai van Trees).
Pie Spronck werd geboren op 17 juni 1883 in de boerdrij waar nu de Keerder Kunstkamer is gevestigd (aanvulling febr.2009: momenteel huisnmmer 10). Hij was de oudste uit een gezin van tien kinderen, waarvan de vader jong overleed: hij werd slechts 47 jaar oud. De naam Spronck is een van de meest voorkomende namen in ons dorp, een naam die we ook in de omliggende dorpen tegenkomen. De eerste Spronck die we in de oude kerkregisters van de parochie Cadier vinden, is Petrus gehuwd met Maria Schillings. Nadat dit paar in 1709 in Maastricht trouwde, kwam het in Cadier wonen. Deze Petrus geldt als stamvader van bijna alle Sjpreunkskes (Sproncken) in Cadier en Keer
Trees, door oudere inwoners Trees van Pùiwke genoemd, werd geboren op 17 december 1885 in de Dorpsstraat 39 (huidige nummering). Haar vader heette Paulus Daemen. De naam Pùiwke is de verkleinvorm van Paùw (Paulus). Het was in ons dorp gebruikelijk , dat men niet met de familienaam werd aangeduid, maar dat achter de eigen voornaam de roepnaam van één van de ouders of zelfs grootouders volgde. Dat was handiger dan de familienaam te noemen, want veel Keerdenaren heetten immers Bessems, Spronck, Lemmens, Brouwers of Schreurs.
Paulus trouwde drie keer: de eerste keer met Agnes Schillings. Uit dit huwelijk werden twee kinderen geboren, die beiden overleden. Na de dood van Agnes trouwde Pùiwke met Mechtilda van der Linden. Uit dit huwelijk kwamen Dries, Trees en Louis voort. Een dag of tien na de geboorte van Louiske overleed Mechtilda aan de beruchte kraamvrouwenkoorts, haar zoontje stierf een week later. De derde keer huwde Pùiwke met Maria Aldenhoven, Zij kregen vier kinderen, van wie er twee kort na de geboorte overleden.
De tak Daemen waar Trees van afstamt, vestigde zich begin 1800 in Cadier. Ook hier heette de vader Paulus. Hij kwam oorspronkelijk uit Canne (België). Na hun huwelijk in 1908 kochten Pie en Trees voor 1800 gulden een boerderij op de hoek Dorpsstraat en de Rijksweg (huidige nummering 42-44).
Pie Spronck en Trees Daemen
In het gezin van Pa en Mem, zoals dochter Mai haar ouders noemt, werden in totaal zeven kinderen geboren. Eén kwam levenloos ter wereld en drie overleden kort na de geboorte. De overige drie waren: Pie, Lène en Mai. Bij de geboorte van Lène deed Mem om het kindje te mogen behouden een belofte aan Onze Lieve Vrouw: Lène zou tot haar zevende levensjaar alleen blauwe en witte kleertjes dragen. Een dergelijke belofte werd vroeger vaak gedaan. Na Lène kwam Mai. Toen deze als kleuter longontsteking kreeg, werd ook voor haar dezelfde belofte gedaan. Zoals Mai zei: “Niet alleen dat ik als klein kind alle blauwe en witte kleren van mijn oudere zusje moest opdragen, ik kreeg er nog zeven witte en blauwe jaren bij ….. Toen ik al naar school ging bij de zusters in de Keerderberg droeg ik nog steeds blauw.”
Pa Spronck had, zoals veel Keerdenaren, een boerenbedrijf met enkele varkens.Het slachtseizoen liep van eind oktober tot begin december met als hoogtepunt de dagen rond het feest van Sint Catharina (25 november). Het gezegde luidde: Sint Ketrien dêit de vêrreke pien. De thuisslacht bracht veel werk met zich mee. Omdat Pie geen huiswei achter zijn boerderij had, vroeg hij aan zijn neef Nandsje Spronck of hij diens wei mocht gebruiken om een varken te slachten. Steevast kwam dan het antwoord: “Jao, meh wâl ’n sjeenk (ham) laote liegke”. Waarop Pa Spronck antwoordde; “De sjtart laot iech liegke.”
Pie Spronck
Op het gemeentehuis moest een slachtbriefje worden gehaald en de huisslachter moest worden besteld. Bij de slacht was veel heet water nodig, in die tijd geen gemakkelijke opgave. De varkens werden veel zwaarder gemest dan tegenwoordig. Tot 120 kg woog een zo’n dier, dat zich niet altijd even gewillig naar de slachtbank liet leiden. Als het zo ver was, schreeuwde het zo hard, dat bijna het hele dorp hoorde wat er aan de hand was. Daarom was illegaal slachten tijdens de oorlog een riskante zaak. Pie trok zich van het slachtverbod echter niet veel aan.
Trees Spronck-Daemen
De slachtpartij speelde zich in die tijd niet in de wei, maar in de keuken af. Het beest kreeg dan een stevige stok in zijn bek geduwd, zodat het geen kik kon geven. Na het slachten werd het vlees gezouten en in stenen potten gedaan, waarna het overal in het huis werd verstopt.
Als men geslacht had, profiteerden daar vaak buren en familieleden van mee. Ook bij Pie en Trees was dat het geval. Volgens Mai konden noonk Pol en tânt Lène, die aan het Sterrenplein in Maastricht woonden, op hun portie rekenen. Het kwam wel eens voor dat een varken of koe door een ongeluk of ziekte direct geslacht moest worden. Het vlees werd in zo’n geval verkocht als “vrijbankvlees”. Dat gebeurde dan in de schuur van de familie Schillings. Zelf mocht Pie als eigenaar van het beest daar niets van nemen, maar via een list wist hij toch vaak een behoorlijk stuk te bemachtigen.
Pie en Trees teelden geen groente en fruit voor de verkoop, wel gingen de vrouwen van het gezin met boter en eieren naar de markt in Maastricht. Daar moesten ze drie cent staangeld betalen. De stadsvrouwen namen van de boter e preufke. Hiervoor staken ze hun duim in de boter. Als ze dan bij al die boerinnen waren geweest, hadden ze hun buik vol en daardoor een maaltijd uitgespaard. In de jaren voor de oorlog gingen Mem en Mai enkele keren per week met fruit naar de stad, met paard en wagen. Als de “waar’ dan verkocht was, werd bij de Gruijter koffie gekocht en in de winkel waar Tilke Bessems, een meisje van Keer, weenkeldochter (winkelmeisje) was, werden de andere levensmiddelen ingeslagen. De groene zeep werd in een zakdoek meegenomen. Soms trakteerden ze zich op bokking of stokvis. Vele afstanden werden te voet afgelegd. Mai weet zich nog te herinneren, dat Mem haar in de oorlog te voet naar Maastricht stuurde om de eerste levensbehoeften te hamsteren. Toen zij uren later beladen en wel terugkwam, kreeg ze een compliment met de woorden: “Als je niet te moe bent, ga je nog maar eens terug”. En daar trok Mai weer, te voet richting Maastricht.
Pie werd in 1931 in de gemeenteraad gekozen. Een jaar later werd hij al wethouder. In deze functie was hij ruim tien jaar werkzaam. Eén van de taken van zijn wethouderschap was toezicht houden op de kiezelwinning. Die kiezel was nodig om de wegen te onderhouden. De toenmalige kiezelkuil lag waar nu de picknickplaats is aan de Oreberg. Ook moest hij de werklozen uitbetalen. Zij kregen “steun” uit de armenkas. De hoogte van de uitkering was afhankelijk van het aantal kinderen in het gezin van de werkloze. Soms werden ook dekens en kolen uitgedeeld.
Pa Spronck overleed na twee jaar ziek te zijn geweest in 1951 en Trees op 84-jarige leeftijd in 1969. Zij was niet echt ziek geweest, maar wel de laatste jaren van haar werkzaam leven nogal in de war. Van de televisie begreep ze niets. Avond aan avond zat ze vanuit haar grote stoel vriendelijk naar de mensen te zwaaien die op de buis aan haar voorbij trokken.
Van hun twee dochters trouwde Lène met Sjef Vaessen uit Keer. Zij dreven een boerderij in de Dorpsstraat. Mai trouwde in 1942 met Wiel Deckers uit Welsden. Mai en Wiel hebben op verschillende plaatsen in ons dorp gewoond. Eind jaren zestig kochten ze het café op de hoek van de Rijksweg en de Limburgerstraat. Ze noemden het café d’n Hazehook. Mai dreef haar dorpscafé op zo een speciale manier, dat nu, tientallen jaren later, nog veel Keerdenaren met veel respect en plezier naar die tijd terugkijken.
Mai (Deckers-) Spronck (links) en Anna (Beckers-) Schillings
Foto gemaakt als aandenken aan hun bedevaart naar Banneux.
Zoon Pie werd geboren op 18 december 1908. In tegenstelling tot vele leeftijdgenootjes bezocht hij wel geregeld de lagere school. Hij trouwde in 1941 in de kerk van Sint Geertruid met Bernardine (Dien) Duijzings. Uit het huwelijk werden zeven kinderen geboren, van wie één stierf. Alle kinderen kwamen in het ziekenhuis Calvariënberg ter wereld.
Huwelijksfoto Pie Spronck en Dien Duizings (1 februari 1941)
Pie woonde in het begin van zijn huwelijk in de Väörsjtraot (Kerkstraat), waar nu de Super staat (aanvulling febr. 2009: waar nu de Aldi staat) Hij was evenals zijn vader boer. Een boer in hart en nieren. Hij was fors gebouwd en als hij liep, zakte hij een beetje door de knieën. Hij had handen als kolenschoppen. Die had hij ook nodig, want naast het boerenbedrijf dreef hij ook nog een kolenhandel. Die had hij overgenomen van zijn oom Johannes Hubertus, gehuwd met Maria Gertrudis Coolen (Merieke van de Kaol). De kolen lagen achter de koestal onder het sjop (opslagplaats met afdak): eierkolen, nootjes antraciet 1, 2 en 3 en nog andere soorten. Pie hanteerde de grote kolenschop alsof het een soeplepel was. Hij vulde de zakken, slingerde deze over zijn schouders en zette ze met hetzelfde gemak weer op de kar. Vanwege het vele werk dat gedaan moest worden, hadden Pie en Dien goede hulpen. De maag (dienstmeid) was Jeanne va Roos (Bessems). Zij deed, wat werken betreft, niet onder voor een kerel. Als knecht was Sjiel va Colla (Spronck) in dienst. Pierre van ’t Menneke (Roebroeks) hield er een soort ruildienst op na. Pie deed met paard en ploeg het veldwerk voor de familie Roebroeks en anderen en daarvoor in de plaats kwam de oudste zoon van Roebroeks, Pierre, hand- en spandiensten verrichten bij Pie. Bijkomend voordeel was dat Pierre daardoor onder de Arbeitseinsatz voor de Duitsers uitkwam.
Evenals zijn vader was Pie een aantal jaren lid van de gemeenteraad. Ook was hij kort na de oorlog Prins Carnaval en diens vrouw Dien prinses. Dit was lang voor de eerste officiële prins in Keer werd uitgeroepen. Omdat zo kort na de oorlog nog niet veel te krijgen was, kreeg de prinses van haar schoonzuster Mai een mooie nachtjapon, blauw en met pofmouwen. Mai was echter een stuk groter dan Dien en dus sleepte de japon over de grond. Verder had zij een kroontje op haar hoofd. Sjiék dat zij was!
Pie had een grote stier, een flink bakbeest, die aan een stevige ketting vastgebonden en met een ring door de neus in de stal stond. Kinderen was het op straffe van een paar flinke oorvijgen verboden in de buurt van de stier te komen. Waar ook geen kinderen bij toegelaten werden, laat zich raden. Kwam een boer met een koe op het erf, dan gingen de poorten en deuren hermetisch dicht, want het “karwei” speelde zich af op de plêi-j (erf) en daar waren geen pottenkijkertjes bij gewenst. Natuurlijk maakte dat geheimzinnige gedoe het jong grut steeds nieuwsgieriger en probeerde het door kieren en gaten toch een glimp van de activiteiten op te vangen. Naarmate ze ouder werden, begrepen ze steeds meer wat daar werd gepresteerd.
Pie leefde nogal Bourgondisch. In tegenstelling tot zijn vader nam hij het er af en toe eens goed van. Zo ook die dag dat hij met zijn stier naar de keuring ging. Van het vertrek ’s morgens hadden de buren niets meegekregen. Maar van zijn thuiskomst waren zij wel getuigen. Tegen de avond was Dien al een paar keer onrustig op straat gaan kijken of haar echtgenoot nog niet in zicht was. “Oë blijf noow zoe e kaaf mèt dat deer ?”, zuchtte ze iedere keer opnieuw tegen de buren en vrienden die vol verwachting stonden te kijken. Maar op zeker ogenblik kwam hij bij Jozef Janssen om de bocht in zicht: Pie en de stier, of was het andersom? Pie had op het behaalde succes “eentje” genomen. Nou ja, eentje? Ze zwalkten vrolijk van links naar rechts over de straat, de stier aan ieder oor een rozet en om zijn kolossale nek een krans. De stier én Pie hadden prijs, dat was duidelijk.
Pie en de stier of was het andersom?
Tekening Jean Keulen
Later trok het gezin in bij Mem aan de Sjtieëwieëg (Rijksweg 42-44). Omdat Pie te weinig mogelijkheden zag om hier zijn boerenbedrijf uit te bouwen “emigreerde” hij in de jaren vijftig met zijn gezin naar Andler, een gehucht bij Sankt Vith, dicht bij de grens van Luxemburg. Hij pachtte daar een boerderij. Andler was blijkbaar bij de Keerdenaren in trek, want eerder had een andere Keerdenaar, Jaques Vaessen, de latere eigenaar van de Meussenhof, die boerderij willen pachten. Maar deze trok zich uiteindelijk toch terug waarna Pie de gelegenheid wel aangreep om in de Ardennen opnieuw te beginnen. Pie en Dien zijn beiden gestorven op 2 juli, Dien in 1982 en Pie in 1984. Ze rusten op het kerkhof van Schönberg. Een mooie steen siert hun graf.