Historie
Steengoed beker
door Huub Spronck (va Mathieu)
Zo een 42 jaar geleden werd in Cadier en Keer een bijzondere archeologische vondst gedaan. Tijdens graafwerkzaamheden werd er een aardewerk potje gevonden van hoge ouderdom (figuur 1). Het potje werd mij overhandigd door Jef Vliegen (Sint-Blasiushof).
Ook kreeg ik van hem de papieren van het toenmalig onderzoek van het potje. Met die gegevens en gegevens uit eigen onderzoek doe ik hierna verslag.
De vondst-situatie
Begin januari 1969 wordt door grondwerker E.M. (Sjiel) Hornesch tijdens het uitgraven van funderingssleuven voor de bouw van een woning voor Harie Seegers (nu Kerkstraat 38a) een aardewerken beker gevonden. De beker ligt in de kleigrond op 50 cm onder het maaiveld. In de beker bevindt zich een zestal zilveren munten. De coördinaten waarmee de vindplaats geografisch is vastgelegd zijn 180.18 / 315.29. Via burgemeester Jef Van Laar wordt in overleg met Sjiel Hornesch de beker met inhoud voor onbepaalde tijd in bruikleen gegeven aan het Bonnefantenmuseum (in de persoon van J. Sprenger).
Beschrijving van de beker
Het is een bruin-grijs gekleurde drinkbeker met één oor. Hoogte 9.5 cm. De beker is taps toelopend met de grootste breedte beneden (7,8 cm). De breedte aan de bovenkant is 6.5 cm. De beker is aan de bovenkant op enkele plaatsen oudtijds beschadigd. Op de buik van de beker staan acht reliëfdecoraties. Deze zijn met lijnvormige decoraties gescheiden in twee groepen van vier.
Van de eerste groep afbeeldingen zijn de bovenste twee dierenfiguren. Het zijn vermoedelijk een draak en een leeuw. De onderste twee figuren zijn carnavaleske hoofden die beide een narrenmuts dragen. De linkerfiguur steekt blijkbaar ook nog zijn tong uit | In de tweede groep afbeeldingen zijn drie mannenhoofden te zien. Zij dragen allen een hoofddeksel en hebben ook alle drie een baard. De 4e figuur rechtsboven is vermoedelijk een vrouw welke een soort haarnet draagt. Gezien de kleding waren het rijke mensen. Kleding had als doel te imponeren en te laten zien dat zij niet hoefden te werken. |
De twee groepen afbeeldingen stellen misschien twee tegenovergestelde facetten van het leven voor. Enerzijds het vrolijke en mythische (carnaval en heidense religie), anderzijds het serieuze en zakelijke (adel en macht).
Op zoek!
Met deze gegevens ben ik op internet gaan zoeken naar vergelijkbare bekers. Met gebruik van diverse steekwoorden als steengoed, drinkbeker, kroes, bierkroes, bierpul en pint kon ik niet echt een vergelijkbare afbeelding vinden. Wel bleek dat het aardewerk uit Raeren het meest op deze beker leek. Vol goede moed ben ik naar het Töpferei-museum in Raeren gegaan. Hier werd mij medegedeeld door de enthousiaste conservator dat de beker bijna zeker Raeren-steengoed was. Het gaat hier, volgens hem, om een zogenaamde pint en er werd in die tijd brandewijn en bier uit gedronken. De enthousiaste conservator had echter de afbeeldingen nog nooit gezien.
Omdat Frechen- en Keuls steengoed bijna identiek is aan Raeren-steengoed heb ik ook in deze beide plaatsen de musea bezocht. Frechen ligt tien kilometer vóór Keulen. In beide musea stonden wel steengoedpinten en er werden mij enkele tekeningen getoond van gevonden bekers, maar geen van alle had de decoraties die op de beker uit Cadier en Keer staan.
Het is dus tot nu toe een uniek exemplaar.
Wanneer spreekt men over steengoed?
Aardewerk wordt gebakken tussen de 800 en 1000 graden Celsius. Het materiaal blijft hierdoor erg poreus. Steengoed daarentegen wordt gebakken tussen de 1200 en 1300 graden Celsius. Hierdoor versintert het en wordt daardoor waterdicht. Tevens is het bestand tegen zuren. Verder is steengoed –aardewerk voorzien van zoutglazuur. Deze glasachtige laag ontstaat door het toevoegen van zout tijdens het bakproces. Wordt er met nog hogere temperaturen gebakken, tussen de 1300 en 1400 graden Celsius, dan verglaast het materiaal en wordt er gesproken over porselein.
De munten
Helaas zijn alle munten in het verleden gestolen, vermoedelijk tijdens een muntenbeurs. Het vreemde is dat het Bonnefanten-museum spreekt over een zestal munten, maar in het Jaarboek van Munt- en penningkunde (Jaargang 56/57) wordt over 16 zilveren munten gesproken. Dit geeft dus aan dat het gevonden aantal munten al vrij snel niet meer compleet was. Ik noteer hier de gegevens van het toenmalige onderzoek van het Bonnefantenmuseum.
1. ½ Filipsdaalder, 13,26 g. , jaartal 1562 variant Van Gelder-Hoc 211-6a met PHS.D.G.HISPA.REX.DVX.GELRIE.1562 met 0 onder het borstbeeld. DOMINVS.MMIC-HI.ADIUTOR Gelders Kruis (geslagen te Nijmegen).
2. Id. ,z. 16,75 g. Met DVX.BR 1566 (Antwerpen) Van Gelder-Hoc 211-1a
3. Id. ,z. 15,82 g. Met DVX.BRA 1571 (Antwerpen) Van Gelder-Hoc 211-1a
4. ⅕ Filipsdaalder,z. 6,65g. Met DVX.B. 6 handje 7 (Antwerpen) Van Gelder-Hoc 212-1b
5. Id., z. 6,67 g. Met COMES.FLAN – 1577 (Brugge) Van Gelder-Hoc 212-7a
6. Hendrik III van Frankrijk, 1574-1589.
Teston, z. 6,65 g., HENDRICVS III D.G.FRANC.R POL REX 1576, hoofd naar rechts.
SIT.NOMEN.DOMINI + BENEDICTVM. Gelelied kruis met H in het hart.
Op internet heb ik enkele afbeeldingen kunnen vinden die qua tekst en beschrijving op de munten uit de beker lijken. Dit zijn dus niet de originele munten.
Filipsdaalder | |
Hendrik III |
Hoe komt die beker daar nou terecht?
Het blijft natuurlijk gissen maar het volgende lijkt een zeer goede mogelijkheid van wat er gebeurd kan zijn. De beker en de munten dateren alle uit het derde kwart van de 16e eeuw. In 1568 begon de 80-jarige oorlog en Spaanse troepen trokken de Nederlanden binnen. In 1579 volgde het Beleg van Maastricht. Maastricht was in die tijd een belangrijke strategische vesting. Onder leiding van Alexander Farnese (Hertog van Parma) installeerde zich een groot Spaans leger (ongeveer 34.000 soldaten ) rond Maastricht en omliggende dorpen. Veel boeren vluchtten naar de stad waar zij meteen werden ingelijfd bij het verdedigende leger. Er volgde een maandenlange bloedige strijd. Eenmaal in de stad trok het Spaanse leger dagenlang plunderend en moordend door de stad. Er vielen aan beide zijden duizenden doden te betreuren.
Inname van Maastricht door de Spanjaarden in 1579
Het is natuurlijk heel goed mogelijk dat een boer uit Cadier (wel of niet gevlucht) voor de oorlogsdreiging enkele bezittingen (geld) aan de aarde heeft toevertrouwd welke hij als het gevaar geweken was weer kon opgraven.
Omdat je munten niet zomaar in de grond stopt heeft hij de steengoedbeker als verpakkingsmiddel gebruikt. Ook de diepte waarop de beker is gevonden (ongeveer 50 cm) geeft aan dat de beker niet zomaar verloren is, maar opzettelijk is begraven. Dat de beker ongeveer 400 jaar later wordt opgegraven doet vermoeden dat de toenmalige eigenaar hem niet meer heeft kunnen vinden, of misschien wel tijdens de oorlog zelf slachtoffer is geworden.
Ten slotte.
Er zullen in de bodem van Cadier en Keer zeker nog vondsten uit het verre verleden verborgen zijn, en misschien wel nooit bekend worden. Gelukkig is deze 16e eeuwse pint bewaard gebleven. Nu is deze fraaie beker bijzonder door zijn ouderdom, maar ook vroeger zal het bijzonder zijn geweest om uit zo een mooie beker te mogen drinken. Het zal ook toen ongetwijfeld goed gesmaakt hebben.
Met dank aan:
- Jef Vliegen voor het beschikbaar stellen van de steengoed beker;
- Wim Dijkman, archeologisch conservator Maastricht, voor uitleg omtrent de beker.